Ingediend | 24 december 2021 |
---|---|
Beantwoord | 26 januari 2022 (na 33 dagen) |
Indiener | Henk Nijboer (PvdA) |
Beantwoord door | Dennis Wiersma (minister zonder portefeuille onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
Onderwerpen | economie ondernemen |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z24204.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-1461.html |
Gemeenten kunnen binnen de kaders van de regelgeving inderdaad verschillend omgaan met de afhandeling van aanvragen van zelfstandig ondernemers voor het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz). Dit is ook wenselijk, aangezien gemeenten bij een aanvraag kijken naar de soort onderneming, de individuele omstandigheden van de zelfstandig ondernemer en de lokale economie. Dat kan bij gemeenten leiden tot verschillen vanuit hun decentrale verantwoordelijkheid.
Per 1 oktober 2021 is de Tozo beëindigd. Normaliter zou dan het reguliere vangnet voor ondernemers, het Bbz, weer gaan gelden. Omdat gemeenten echter verwachtten dat de aantallen aanvragen niet zouden passen bij de uitvoeringsmogelijkheden van het reguliere Bbz, is het Bbz tijdelijk vereenvoudigd. Bij de aanvraag voor het Bbz kan nu tijdelijk worden uitgegaan van de verklaring van de zelfstandig ondernemer dat deze verwacht – over de periode dat uitkering wordt aangevraagd – een inkomen te hebben dat lager is dan de bijstandsnorm. Ook geldt er geen vermogenstoets. Wel gelden de levensvatbaarheidstoets en de kostendelersnorm.
De eerste signalen van gemeenten over het vereenvoudigde Bbz geven aan dat gemeenten op dit moment voldoende ondersteuning kunnen bieden aan ondernemers2. Er lijkt met de huidige instroom voldoende capaciteit beschikbaar te zijn om aanvragen binnen afzienbare tijd in behandeling te nemen en af te handelen. Uiteraard houd ik een vinger aan de pols in contact met VNG, Divosa en gemeenten zodat signalen over de uitvoerbaarheid mij snel bereiken.
Zie antwoord vraag 2.
Gemeenten kunnen bij de aanvraag van het vereenvoudigde Bbz uitgaan van de verklaring van de zelfstandig ondernemer. Gemeenten kunnen daarbij wel aanvullende informatie vragen. Dat kan van geval tot geval verschillen, dus een overzicht is niet te geven. Wel moet de informatie relevant en noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Informatie als goedgekeurde jaarcijfers uit een boekjaar voor de coronapandemie kan van belang zijn voor de beoordeling van de levensvatbaarheid van het bedrijf. Bij het ministerie zijn signalen binnengekomen dat sommige gemeenten (te)veel informatie zouden uitvragen bij de toekenning van het vereenvoudigde Bbz. Daar is onderzoek naar gedaan en in een enkel geval bleek er teveel onnodige informatie door een gemeente te zijn uitgevraagd. In die gevallen is de VNG gevraagd contact met de betreffende gemeente op te nemen om hierover te communiceren. Daarnaast heb ik gemeenten in de kamerbrief over het steunpakket in het eerste kwartaal van 20223 en in het Gemeentenieuws van SZW opgeroepen om alleen die informatie uit te vragen die noodzakelijk is voor de beoordeling van de aanvraag van het vereenvoudigde Bbz. Ook is hierover gecommuniceerd in de werkgroep dienstverlening (waar gemeenten en VNG zitting in hebben).
Zie antwoord vraag 4.
Zie antwoord vraag 4.
Zoals ik bij de antwoorden op de vragen 4, 5 en 6 heb aangegeven, mogen gemeenten alleen die informatie uitvragen die relevant en noodzakelijk is voor de beoordeling van de aanvraag. Dat betekent dus dat informatie over vermogen alleen mag worden uitgevraagd indien dat echt noodzakelijk is voor die beoordeling. Dit kan in sommige gevallen van belang zijn bij de levensvatbaarheidstoets. Zo kan blijken dat het zakelijk vermogen dusdanig negatief is, dat getwijfeld moet worden aan de levensvatbaarheid. Een positief vermogen staat echter – in tegenstelling tot in het reguliere Bbz – bijstandsverlening niet in de weg.
Het kabinet heeft gemeenten opgeroepen om gebruik te maken van de mogelijkheid die de wetgeving biedt om coulant om te gaan met de situatie van ondernemers. De levensvatbaarheidstoets biedt in de regelgeving ruimte om soepelheid te betrachten, maar kan er ook toe leiden dat aanvullende informatie van de zelfstandig ondernemer vereist is voordat kan worden overgegaan tot steun. De oproep om soepel hiermee om te gaan is dan ook mede bedoeld om gemeenten het comfort te geven om de ruimte die de wetgeving biedt ook echt te benutten in situaties waar dat passend is. Het kabinet heeft intensief contact met de VNG, Divosa en gemeenten en ook bij de wijzigingen tot nu toe, speelde het perspectief van de uitvoering steeds een belangrijke rol.
Zie antwoord vraag 8.
Zie antwoord vraag 8.
De Tozo is in maart 2020 ingevoerd om gemeenten in staat te stellen om zelfstandig ondernemers snel te kunnen helpen. De Tozo is per 1 oktober 2021 stopgezet en voor zelfstandigen trad daarmee de reguliere inkomensondersteuning in de vorm van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz) in werking. Omdat bij de overgang van de Tozo naar het Bbz per 1 oktober jl. een hogere instroom in het Bbz werd verwacht, is het Bbz tijdelijk (gedurende het vierde kwartaal van 2021) vereenvoudigd. Dit zorgt voor een beter uitvoerbare overgang van de Tozo naar het Bbz zodat aan zelfstandigen die dat nodig hebben, tijdig inkomensondersteuning kan worden geboden.
Ondanks dat er door de aangescherpte coronabeperkingen sprake is van een stijging van de aantallen aanvragen van het (vereenvoudigde) Bbz, is deze stijging niet te vergelijken met de situatie bij de invoering van de Tozo in 2020. Vanuit uitvoeringstechnisch oogpunt is het daarnaast niet wenselijk om in korte tijd verschillende keren van systematiek te wisselen. Het kabinet heeft daarom in plaats van voor de Tozo gekozen voor een verlenging van het vereenvoudigde Bbz met drie maanden (vanaf 1 januari 2022 tot 1 april 2022). De keuze van het kabinet om de Tozo niet te laten herleven, is ook ingegeven door het feit dat niet-levensvatbare bedrijven eerder in beeld komen, zodat er mogelijkheden tot heroriëntatie kan worden geboden.
De situatie op dit moment is anders dan eerder bij de Tozo (zie antwoord op vraag 11). Hierdoor is een vergelijking niet zondermeer te maken. De gemeente kan -evenals bij de Tozo- bij het aanvragen van financiële steun in het huidige Bbz voor de beoordeling van het recht op en de hoogte van de bijstand uitgaan van de verklaring van de zelfstandig ondernemer. Wel kan er aanvullende informatie worden uitgevraagd relevant en noodzakelijk voor de beoordeling van de levensvatbaarheid van het bedrijf.
Het kabinet vindt het in deze fase van de pandemie van belang dat de inkomensondersteuning bij die zelfstandigen terecht komt van wie verwacht wordt dat ze na het wegvallen van de contactbeperkende maatregelen in staat zijn hun onderneming succesvol voort te zetten. Ook ondernemers zelf zijn niet gebaat bij een niet-levensvatbaar bedrijf. Het kabinet heeft samen met de VNG geconcludeerd dat voortzetting van het vereenvoudigd Bbz zonder de vermogenstoets, maar met de levensvatbaarheidstoets en kostendelersnorm, het beste past bij de huidige situatie waarin ondernemers die steun krijgen die het best bij hen en bij de huidige situatie past. Voor zelfstandigen van wie de onderneming niet levensvatbaar is, worden er naast inkomensondersteuning met voorwaarde van bedrijfsbeëindiging vanuit gemeenten mogelijkheden geboden tot heroriëntatie richting andere (bedrijfs)activiteiten. Gemeenten bieden daarnaast ook schuldhulpverlening aan zelfstandig ondernemers.
Zie antwoord vraag 13.
Zie antwoord vraag 13.