Ingediend | 3 december 2021 |
---|---|
Beantwoord | 24 januari 2022 (na 52 dagen) |
Indiener | Maarten Hijink |
Beantwoord door | Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z22511.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-1431.html |
Volgens de Wet ambulancezorgvoorzieningen (Wazv), die op 1 januari 2021 is ingegaan, is het mogelijk dat aanbieders van ambulancezorg uit verschillende veiligheidsregio’s fuseren na toestemming van de Minister. Daartoe moeten zij wel aan voorwaarden voldoen. Het proces dat bij een dergelijke fusie doorlopen moet worden bestaat in ieder geval uit de volgende stappen:
Op dit moment heb ik nog geen formele aanvraag ontvangen. Ik kan dus nog geen uitspraken over de besluitvorming doen. Wel benadruk ik alvast dat een eventuele fusie niets verandert aan de publieke randvoorwaarden die volgens de wet voor iedere afzonderlijke veiligheidsregio gelden. De kwaliteitsnormen, de zorgplicht voor zorgverzekeraars en het toezicht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de NZa blijven dus onverminderd voor beide veiligheidsregio’s afzonderlijk gelden.
Zoals eerder gecommuniceerd bestaat het aanbod van ambulancezorg uit zowel private als publieke aanbieders3. Alle regionale ambulancevoorzieningen (RAV’s) moeten ongeacht de rechtsvorm aan dezelfde kwaliteitseisen voldoen. Er zijn geen signalen die suggereren dat er significante verschillen bestaan in de kwaliteit van zorg voor de respectievelijke rechtsvormen4.
Eén van de redenen voor de invoering van de Wazv was om de publieke controle op de uitvoering van de ambulancezorg te versterken. De RAV’s worden door de Minister aangewezen, één RAV per veiligheidsregio, en een aanwijzing kan ook ingetrokken worden. Er is dan ook geen sprake van concurrentie tussen aanbieders. De benodigde ministeriële toestemming voor fusies tussen RAV’s van verschillende regio’s hangt samen met de afwezigheid van concurrentie.
Verder draag ik als Minister zorg voor de duurzame veiligstelling van de ambulancevoorzieningen (artikel 3 van de Wazv). Er worden daarbij eisen aan de RAV’s gesteld. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt toezicht op de kwaliteit van de ambulancezorg. De zorgverzekeraars moeten voldoende ambulancezorg inkopen, waarbij de benodigde capaciteit per regio wordt berekend in het referentiekader spreiding en beschikbaarheid (referentiekader S&B) van het RIVM. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ziet toe op de naleving van de zorgplicht door de zorgverzekeraars. De RAV’s moeten verder een interne toezichthouder hebben. Ook is het kwaliteitskader ambulancezorg opgesteld om de kwaliteit in de sector transparant en toetsbaar te maken. Dit kwaliteitskader geldt voor alle RAV’s, ongeacht de rechtsvorm.
Er bestaat geen wettelijke toezichtrol van lokale overheden op de ambulancezorg, zoals dat ook niet voor andere aanbieders van Zvw-zorg geldt. De wettelijke eisen aan kwaliteit van ambulancezorg en spreiding van de standplaatsen worden landelijk vastgesteld. Voor het toezicht door de IGJ en de NZa alsmede de rol van de Minister verwijs ik naar het antwoord op vraag 1 en 2.
Zoals opgenomen in het Kwaliteitskader Ambulancezorg 1.06 en zoals gesteld in de Regeling Ambulancezorgvoorzieningen, streeft de RAV ernaar dat in de veiligheidsregio binnen 15 minuten responstijd 95% van de inzetten met A1-urgentie ter plaatse is.7 Deze norm heeft betrekking op het niveau van de (veiligheids)regio en niet op het niveau van individuele gemeenten. Deze norm is relevant voor de IGJ die toeziet op de kwaliteit van de ambulancezorg en voor de zorgplicht van de zorgverzekeraar, waarop de NZa toezicht houdt. Door middel van het referentiekader S&B van het RIVM wordt erin voorzien dat alle regio’s over voldoende capaciteit kunnen beschikken. De regio Noord- en Midden Limburg presteert de laatste jaren overall beter dan het landelijk gemiddelde.8 Dat neemt niet weg dat, met name op drukke momenten, keuzes gemaakt moeten worden over de inzet en spreiding van ambulances en dat er daardoor verschillen binnen een regio kunnen ontstaan. Het is aan de NZa om te beoordelen hoe de gemaakte keuzes zich verhouden tot de zorgplicht van zorgverzekeraars. De IGJ houdt daarnaast toezicht op het voldoen aan het Kwaliteitskader Ambulancezorg 1.0. In dit kwaliteitskader is de streefwaarde voor de responstijd voor de A1-inzetten overigens slechts één van de kwaliteitsindicatoren voor de ambulancezorg.
Zoals in de antwoorden op bovenstaande vragen beschreven, zijn de kaders waarbinnen RAV’s opereren voor alle regio’s hetzelfde als het gaat om de kwaliteitseisen, de contractering met zorgverzekeraars en het toezicht. Ook wordt aan de hand van een landelijk model – het referentiekader S&B – bepaald hoeveel capaciteit in iedere regio nodig is om aan de minimumeisen op het gebied van spreiding en beschikbaarheid te voldoen. Naast dit capaciteitsmodel werkt het referentiekader met een standplaatsenmodel. Daarvoor geldt dat 97% van de inwoners van een regio binnen 12 minuten rijtijd per ambulance met zwaailicht en sirenes bereikt kan worden. Per regio moet er bovendien een «dubbele dekkingsgraad»9 van 70% zijn. Dit verandert niet bij een fusie. Binnen deze gegeven strakke kaders en in afstemming met de zorgverzekeraars hebben besturen van zowel publieke als private RAV’s dezelfde mate van invloed op de uitvoering van ambulancezorg. Zoals eerder geschetst, past het mij niet in deze fase van het proces al uitspraken te doen over de gevolgen van een eventuele fusie.
Ik wil nog niet vooruitlopen op de besluitvorming. Dat vergt immers een zorgvuldig proces, waarbij het belang van goede en toegankelijke ambulancezorg in beide veiligheidsregio’s voorop staat. Zodra ik de formele aanvraag van de RAV’s ontvang, zal ik mij onder meer laten adviseren door de IGJ, NZa, zorgverzekeraars, veiligheidsregio’s en ROAZ.
Zie antwoord vraag 6.
De vragen van het Kamerlid Hijink (SP) over de plannen om de ambulancezorg in Limburg te fuseren en daarbij de ambulancezorg in Zuid-Limburg te privatiseren (2021Z22511 ingezonden 3 december 2021) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat het verzamelen van informatie ten behoeve van de beantwoording meer tijd vergt. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.