Ingediend | 1 december 2021 |
---|---|
Beantwoord | 17 december 2021 (na 16 dagen) |
Indieners | Lammert van Raan (PvdD), Christine Teunissen (PvdD) |
Beantwoord door | de Th. Bruijn , Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
Onderwerpen | internationaal ontwikkelingssamenwerking |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z22120.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-1166.html |
Ja, daar ben ik mee bekend. Ik vind het verschrikkelijk dat een mensenrechtenactivist is vermoord en het is belangrijk dat de verantwoordelijken hiervoor veroordeeld worden. Afgelopen mei heeft de Nederlandse ambassade in Costa Rica, mede geaccrediteerd voor Honduras, daarom de autoriteiten in Honduras opgeroepen tot gerechtigheid in deze zaak. Na de veroordeling van David Castillo afgelopen juli heeft de ambassade op 29 november de Hondurese autoriteiten, mede op verzoek van FMO, opgeroepen zo snel mogelijk het vonnis met daarin de strafmaat te publiceren.
Tussen COPINH (een lokale maatschappelijke organisatie uit Honduras) en FMO loopt op dit moment vanwege deze zaak een civiele procedure. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is niet betrokken bij deze procedure en het oordeel daarin is aan de rechter. Hangende deze procedure doe ik over de rol van FMO geen uitspraken.
Ik kan bevestigen dat dit het geval was, voor FMO was dat naar ik van hen begrijp vanaf 2013. Bij het ministerie is vanaf het moment dat de investeringsbeslissing was genomen (2014) om aandacht gevraagd voor het project.
Ik vind het afschuwelijk dat de activiste Berta Cáceres is vermoord. Het is bijzonder pijnlijk dat de CEO van een bedrijf waarin FMO heeft geïnvesteerd schuldig is bevonden aan betrokkenheid bij deze moord. Dat hij zich hieraan schuldig zou maken, was, ook gegeven de informatie van maatschappelijk organisaties, niet te voorzien voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Ten aanzien van de slotvraag van vraag 4 doe ik, hangende de lopende civiele procedure tegen FMO, geen uitspraken.
Het is niet vastgesteld dat FMO al dan niet fouten heeft gemaakt in de monitoring van geldstromen. Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, doe ik hierover hangende de lopende civiele procedure geen uitspraken.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Financiën vinden het vanzelfsprekend van groot belang dat FMO zich houdt aan de wet- en regelgeving inzake het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering. Naleving van deze wet- en regelgeving draagt bij aan de doelstelling van FMO, omdat hiermee wordt gewaarborgd dat de door FMO verstrekte financiering op de juiste plek terecht komt. Het belang van naleving is ook benadrukt in doorlopende dialoog tussen de staat en FMO. FMO staat daarnaast onder toezicht van De Nederlandsche Bank (DNB). DNB heeft als toezichthouder van FMO de verantwoordelijkheid voor het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving inzake het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering. Deze verantwoordelijkheid is niet belegd bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken of bij het Ministerie van Financiën.
Voor beantwoording van deze vraag verwijs ik graag naar de tweede alinea van de beantwoording van vraag 5 en de beantwoording van vraag 7.
Zoals ook aangegeven in de beantwoording van vraag 5, is naleving van wet- en regelgeving ten aanzien van witwassen en terrorismefinanciering een belangrijke voorwaarde om te borgen dat de door FMO verstrekte financiering op de juist plek terecht komt.
Het is daarnaast van belang dat FMO milieu en sociale risico’s zo goed mogelijk in kaart brengt en heldere mitigerende maatregelen formuleert (in het milieu en sociaal actieplan) voordat het een investeringsbeslissing maakt. FMO doet daarom reeds een uitgebreide due diligence (een vooronderzoek met betrekking tot gepaste zorgvuldigheid) bij investeringen met een hoog (milieu en sociaal) risicoprofiel. Deze due diligence dient negatieve impact op mens en milieu zoveel mogelijk te voorkomen. Hierbij wordt gekeken of de risico’s van een voorgenomen investering goed in kaart zijn gebracht, of ze aanvaardbaar zijn en of een klant in staat is om de mitigerende maatregelen te implementeren.
Om de signalen van de lokale bevolking hierin mee te nemen voert FMO onder andere gesprekken met de lokale gemeenschap en andere belanghebbenden van directe investeringen met hoge (milieu en sociale) risico’s, waaronder met gemarginaliseerde groepen. Hierbij gaat FMO na of (i) de lokale bevolking goed is geïnformeerd door de klant van FMO, (ii) ze hun standpunten hebben kunnen delen met de klant en (iii) het project hun steun geniet. Daarnaast brengt FMO in kaart of het project in lijn is met de lokale wetgeving. In aanvulling hierop publiceert FMO sinds 2018 30 dagen voor contractering of voor de aanvang van een project de voorgenomen investering op haar website.
In de evaluatie van FMO, uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in samenwerking met het Ministerie van Financiën, die ik u op 7 april jl. heb doen toekomen, worden tegelijkertijd verschillende aanbevelingen gedaan om nog beter de inbreng van de lokale bevolking mee te nemen. Zo doet de evaluator de aanbeveling om minder afhankelijk te zijn van de klant voor de informatievoorziening en meer proactief lokale betrokkenen te betrekken bij investeringen. Om invulling te geven aan deze aanbeveling zal het kabinet met FMO bezien hoe er meer gebruik gemaakt kan worden van de netwerken van Nederlandse ambassades, onder meer om contact te maken met lokale maatschappelijke organisaties en lokale gemeenschappen (zie ook de kabinetsreactie op de evaluatie).2 Ook loopt een dialoog tussen FMO en een aantal maatschappelijke organisaties over onder meer de vraag of zij hierbij een rol kunnen spelen.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is continu in dialoog met FMO over het versterken van FMO’s bijdrage aan financiële inclusie en het verminderen van ongelijkheid, ook specifiek in relatie tot gender.
FMO werkt aan het toepassen van een genderlens binnen haar activiteiten en verzamelt reeds genderindicatoren voor haar investeringen. Zo worden nadrukkelijk vrouwen en mannen uit lokale gemeenschappen betrokken bij investeringen. FMO doet dit onder andere aan hand van de IFC Performance Standards,waarin wordt vereist dat mannen en vrouwen gelijke kansen tot werkgelegenheid hebben, dat vrouwen worden meegenomen in hervestigingsplanning en dat hun belangen worden beschermd. Daarnaast zet FMO in op het verschaffen van toegang tot financiering voor vrouwelijke ondernemers via lokale financiële instellingen en stimuleert FMO genderdiversiteit binnen lokale bedrijven (voornamelijk de bedrijven waar FMO aandeelhouder van is). Ook heeft FMO binnen haar investeringen aandacht voor de producten en diensten die met name vrouwelijke consumenten ten goede komen en is gendergelijkheid een onderdeel van FMO’s technische assistentie programma’s.
Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, doe ik hierover geen uitspraken hangende de lopende civiele procedure.
In het algemeen is het primaire doel van het Ministerie van Buitenlandse Zaken dat FMO zoveel mogelijk ontwikkelingsimpact behaalt, de milieu en sociale risico’s zo goed mogelijk in kaart brengt en deze risico’s vervolgens mitigeert. Dit is zeker van belang bij het groeiend aantal FMO-investeringen in fragiele en complexe omstandigheden, die veel IMVO-gerelateerde uitdagingen met zich meebrengen. In dergelijke omgevingen hebben bedrijven vaak nauwelijks toegang tot financiering en zijn IMVO-standaarden veelal bedroevend laag. Op deze plekken ontstaat duurzame bedrijvigheid niet of nauwelijks zonder partijen zoals FMO en zijn verbeteringen in de IMVO-omstandigheden vaak het hardst nodig.
De keerzijde van investeren in deze context is dat de kans op incidenten en zelfs misstanden er reëel is. Daarbij is elke misstand er één te veel, die zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Het is dan ook van essentieel dat FMO de risico’s goed en tijdig in kaart brengt en monitort; de ernstige gebeurtenissen in de Agua Zarca zaak onderstrepen dit belang. Er zijn daarom lessen getrokken, die vervolgens hebben geleid tot aanscherping van het beleid van FMO omtrent IMVO. Zo is er in 2018 een ESG Performance Tracker ingesteld die FMO in staat stelt de ESG prestaties van de hoge risico klanten op relevante risico’s systematisch te documenteren en te volgen en is er een Independent Complaints Mechanism opgericht.3 Tegelijkertijd blijft er ruimte voor verbetering, zoals ook gesteld in genoemde FMO-evaluatie en de beleidsreactie hierop.4 Het kabinet is in continue dialoog met FMO over deze verbeteringen, biedt waar mogelijk ondersteuning en spreekt FMO aan wanneer het van mening is dat FMO onvoldoende voortgang boekt.
De nieuwe langetermijnstrategie (strategie 2030) wordt door FMO geformuleerd mede op basis van een dialoog met het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Ministerie van Financiën en de stakeholders van FMO (waaronder maatschappelijke organisaties). In deze dialoog is het IMVO-beleid een terugkerend onderwerp en daarom verwacht ik van FMO dat dit onderwerp een centrale rol krijgt binnen de langetermijnstrategie. Lessen van projecten uit het verleden zijn de afgelopen jaren meegenomen in verbetermaatregelen en worden ook meegenomen in het strategietraject. Het is van belang dat de strategie waarborgt dat FMO haar IMVO-beleid continu blijft aanscherpen op basis van de laatste inzichten en veranderende wetgeving. Dit betreft onder meer het eerder en beter opvangen van signalen van lokale stakeholders.
Zoals in antwoord op vraag 1 is aangegeven, vind ik het van groot belang dat de opdrachtgevers voor de moord worden vervolgd, en dat deze personen een gepaste straf krijgen. Vanwege dit belang heeft de Nederlandse ambassade stappen ondernomen om dit bij de lokale autoriteiten onder de aandacht te brengen. FMO heeft mij verzekerd om in het belang van de nabestaanden zoveel mogelijk transparantie na te streven, met inachtneming van de lopende civiele procedure tegen FMO. Op dit moment zie ik, mede in het licht van de lopende civiele procedure tegen FMO, geen verdere rol voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken in de richting van FMO, zoals gesuggereerd in de vraag.
Voor beantwoording van deze vraag verwijs ik graag naar de beantwoording van vraag 11.
Gezien de lopende civiele procedure is een onderzoek nu niet aan de orde.
Er loopt momenteel een civiele procedure tegen FMO. Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, doe ik geen uitspraken hangende deze procedure.
Het kabinet steunt het beleid van FMO om in fragiele en complexe omgevingen te investeren, omdat juist in deze omgevingen duurzame bedrijvigheid gericht op ontwikkelingsimpact zonder partijen als FMO nauwelijks tot stand komt en investeringen in het verbeteren van IMVO omstandigheden hard nodig zijn. Daarbij is het elementair dat de positieve impact voor lokale gemeenschappen wordt gemaximaliseerd. Dergelijke investeringen zijn al mogelijk binnen het mandaat van FMO.
Tegelijkertijd is het zeer complex om te opereren in een fragiele context en gaan daar IMVO- en financiële risico’s mee gepaard. Zoals in de beantwoording op vraag 9 is aangegeven, is het daarom van belang dat de risico’s in fragiele contexten zo vroeg, zo veel en zo fundamenteel mogelijk in kaart worden gebracht, dat als een investering verantwoord wordt geacht de restrisico’s worden gemitigeerd en dat FMO haar IMVO-beleid constant blijft aanscherpen op basis van geleerde lessen.
De FMO-evaluatie5 biedt een aantal concrete aanbevelingen voor deze aanscherping. Zo doet de evaluator de aanbeveling om minder afhankelijk te zijn van de klant voor de informatievoorziening en meer proactief lokale stakeholders te betrekken bij investeringen. De betrokkenheid van de lokale bevolking (die de situatie ter plaatse goed kent) is dus essentieel, evenals de samenwerking met maatschappelijke organisaties en de ambassades. Naast het mitigeren van risico’s kan deze betrokkenheid ook bijdragen aan het bestendiger maken van de businesscase en het vergroten van de ontwikkelingsimpact van een project. Desondanks is het onmogelijk om alle risico’s te mitigeren in landen waar regelgeving op het gebied van milieu en mensenrechten niet aanwezig is of niet wordt gehandhaafd. Het is belangrijk dat FMO zichzelf daarbij ook de vraag blijft stellen onder welke omstandigheden zij als ontwikkelingsbank niet meer in staat is een positief verschil te maken voor de lokale gemeenschappen.
Ja. Ik ben bekend met dat bericht.
Ja. Ik heb van FMO begrepen dat FMO hierover geen informatie deelt.
Het kabinet is van mening dat het verbeteren van de transparantie voortdurend aandacht en aanpassing behoeft en dus nooit af is. Het kabinet onderstreept ook het belang van informatievoorziening en tijdige en voldoende aandacht voor potentiële negatieve gevolgen van FMO’s investeringen. Dit is onder andere van belang voor belanghebbende maatschappelijke organisaties. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is daarom in continue dialoog met FMO over verbeteringen op dit terrein en zal FMO aanspreken wanneer het van mening is dat FMO onvoldoende voortgang boekt.
De stappen die FMO de afgelopen jaren heeft gezet op dit terrein hebben er toe geleid dat FMO in de transparantiebenchmark op nummer 5 staat.7 De benchmark wordt uitgebracht door het Ministerie van Economisch Zaken en Klimaat en beslaat 236 Nederlandse bedrijven.
Ik heb van FMO begrepen dat ze stappen zet voor verdere verbetering van haar transparantiebeleid. Concreet betekent dit onder andere dat FMO met ingang van het komende jaar, van nieuw gecontracteerde private equity fondsen jaarlijks de onderliggende projecten (naam, sector, land) zal publiceren op haar website. Ook gaat FMO de tijdsduur van openbaarmaking voor projecten met een hoog milieu en sociaal risico verlengen van 30 naar 60 dagen, zodat belanghebbenden meer tijd krijgen om kennis te nemen van en vragen te stellen over het voorgenomen project. In dit overzicht kan FMO vanwege de commerciële gevoeligheid geen informatie delen over projecten waarvan FMO al heeft besloten om ze niet te financieren.
Ik herinner mij het antwoord en ik sta hier nog steeds achter. Er is veel geleerd van de investeringen waar problemen en misstanden ontstonden en die lessen zijn en worden meegenomen in het beleid van nu. Zie het antwoord op vraag 9 met betrekking tot een nadere duiding op het identificeren van risico’s en de te ondernemen stappen.