Ingediend | 24 november 2021 |
---|---|
Beantwoord | 17 december 2021 (na 23 dagen) |
Indiener | Michiel van Nispen |
Beantwoord door | Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid politie, brandweer en hulpdiensten |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z21400.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-1154.html |
Ja.
Bij de inzet van opsporingsbevoegdheden geldt dat de verantwoordelijke professionals een zorgvuldige afweging van belangen moeten maken op basis van de geldende kaders uit wet en jurisprudentie. Die afweging wordt in geval van de bevoegdheid uit deze casus gemaakt door een officier van justitie voorafgaand aan de inzet waarna de rechter achteraf de rechtmatigheid van de inzet toetst. Het is niet aan mij om uitspraken te doen over beslissingen van officieren van justitie en rechters in individuele casussen.
Op grond van de bevoegdheid tot het stelselmatig inwinnen van informatie als bedoeld in artikel 126j van het Wetboek van Strafvordering kan de opsporingsambtenaar informatie inwinnen over een verdachte op een wijze waarmee een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van diens leven kan worden verkregen. In die gevallen zoekt de opsporingsambtenaar contact met de verdachte of met personen uit diens directe omgeving. Er mag daarbij actief worden geïnterfereerd in het leven van de verdachte, zonder dat de betrokken opsporingsambtenaar zich kenbaar maakt als politieambtenaar. De benodigde informatie kan worden verkregen bij de verdachte, maar ook bij derden.
De inzet van stelselmatige informatie-inwinning is aan een aantal voorwaarden verbonden. Er moet allereerst sprake zijn van een verdenking van een strafbaar feit. Daarnaast moet de inzet van de bevoegdheid in het belang van het onderzoek zijn. Het is aan de officier van justitie, als bevoegd gezag bij de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, op aangeven van de opsporingsambtenaar, om te toetsen of de inzet proportioneel en subsidiair is. Dat betekent dat wordt afgewogen of dit het juiste middel is om het doel te bereiken. Indien de officier van justitie de inzet proportioneel en subsidiair acht, dan geeft deze een bevel af waardoor de inzet kan plaatsvinden. In het bevel worden de feiten en omstandigheden vermeld waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 126j van het Wetboek van Strafvordering wordt voldaan. Het bevel omvat tevens de wijze waarop aan het bevel uitvoering moet worden gegeven door de politie. Een belangrijk verschil tussen de bevoegdheid tot stelselmatig inwinnen van informatie en infiltratie (artikel 126h) is dat bij infiltratie in het bevel toestemming kan worden gegeven tot het plegen van bepaalde strafbare feiten. Dat is bij stelselmatig inwinnen van informatie niet mogelijk. Bij de uitoefening daarvan mogen de informanten dus geen strafbare feiten plegen. De bevoegdheid tot stelselmatig inwinnen van informatie ex artikel 126j heeft weliswaar een ruim bereik, maar is door de bovengenoemde inkadering niet ongelimiteerd.
Het past mij niet om te oordelen over rechterlijke uitspraken in concrete gevallen. In ons rechtssysteem zijn waarborgen opgenomen om de grondrechten van burgers te beschermen tegen ongeoorloofde inbreuken op die grondrechten door de overheid, in dit geval politie en justitie. Daarbij is het aan de strafrechter om per geval te bezien of het optreden van politie en justitie rechtmatig is. Wanneer een rechter oordeelt dat in een specifieke casus grenzen zijn overschreden, en ook wanneer dat niet het geval is, zie ik dat als een teken dat het stelsel functioneert. Het is niet aan mij om daar een uitspraak over te doen of een waardeoordeel over te geven.
Zie antwoord vraag 3.
Naar de toekomst toe zal een nieuwe commissie zich onder andere richten op de vraag op welke aspecten van de undercover bevoegdheden nadere versterking van de waarborgen nodig is, met daarbij aanvullend aandacht voor ethische vraagstukken die kunnen spelen bij de inzet van dergelijke bevoegdheden. Ook zal deze commissie adviseren over de (verbetering) van de werkwijze in het heimelijke domein. Mevrouw mr. W. Sorgdrager zal deze commissie voorzitten.
Waar het gaat om de vraag naar de wenselijkheid van aanpassing van wet- en regelgeving of de OM-aanwijzing wil ik eerst de uitkomsten van de commissie Sorgdrager afwachten.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Nispen (SP), van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over onschuldigen die zich geïntimideerd voelen door undercoveragenten (ingezonden 24 november 2021) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.