Ingediend | 27 oktober 2021 |
---|---|
Beantwoord | 17 november 2021 (na 21 dagen) |
Indiener | Jasper van Dijk |
Beantwoord door | Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA) |
Onderwerpen | internationaal organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z18630.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-736.html |
Ja. Het plaatsen van een organisatie op de nationale terrorismelijst is een zeer ingrijpend besluit dat enkel op zwaarwegende gronden genomen zou moeten worden. De informatie die ten grondslag ligt aan de zes listings is niet openbaar. Nederland heeft in bilaterale contacten en via de EU opgeroepen deze informatie te delen, ook met de betrokken ngo’s. Israël heeft aangegeven bereid te zijn de informatie te delen met Nederland via de geëigende kanalen. De uitvraag hiervoor is gedaan met het verzoek de informatie zo spoedig mogelijk te delen. Op het moment van beantwoording is deze informatie nog niet ontvangen. Eerder, in mei 2021, heeft Israël, separaat hiervan, via diplomatieke kanalen informatie over Palestijnse ngo’s gedeeld. Deze informatie was voor Nederland geen aanleiding om zijn positie ten aanzien deze ngo’s te herzien. Verzoeken op verschillende niveaus voor aanvullende informatie brachten hier destijds geen verandering in. Hierover bent u geïnformeerd via kamerstuk 23 432 van 12 mei 2021, en via de antwoorden op de schriftelijke vragen van 15 juli 2021 met kenmerk 2021D29418. De zes organisaties vormen een belangrijk onderdeel van het Palestijnse maatschappelijk middenveld en het besluit heeft hiervoor aanzienlijke consequenties. Nederland neemt daarom de kwestie zeer serieus en volgt de situatie nauwlettend.
Het plaatsen van een organisatie op de nationale terrorismelijst is een besluit dat enkel op zwaarwegende gronden genomen zou moeten worden. De zes organisaties in kwestie vormen een belangrijk onderdeel van het Palestijnse maatschappelijk middenveld en het kabinet erkent de verstrekkende gevolgen die het Israelische besluit hierop heeft. Nederland neemt de kwestie zeer serieus, en zal de situatie nauwgezet en in samenspraak met gelijkgestemde landen blijven volgen. Het kabinet deelt uw kwalificaties inzake de Israëlische regering niet.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Hiervoor verwijs ik naar de beantwoording van Kamervragen d.d. 20 juli 2020 met kenmerk Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3571 en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3572. Het besluit om in juli 2020 de financiering aan UAWC op te schorten, en een extern onderzoek, te starten is genomen op basis van unieke en zwaarwegende omstandigheden. Nederland zal n.a.v. het externe onderzoek eigenstandig een afweging maken over de samenwerking met UAWC. Met twee andere ngo’s – DCI-P en Al-Haq – is er sprake van een indirecte financiële relatie omdat zij een uitvoerende organisatie zijn binnen een breder programma. De inzet van het kabinet om bij te dragen aan een gezond en actief maatschappelijk middenveld – zowel in de bezette Palestijnse gebieden als elders – blijft overeind. Dat laat onverlet dat Nederland het Israëlische besluit serieus neemt, en daar zorgvuldig naar kijkt.
Zie antwoord vraag 5.
Ja.