Ingediend | 14 oktober 2021 |
---|---|
Beantwoord | 14 december 2021 (na 61 dagen) |
Indiener | Frank Wassenberg (PvdD) |
Beantwoord door | Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid politie, brandweer en hulpdiensten |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z17984.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-1094.html |
Het klopt dat er tijdens de demonstraties van 11 oktober jl. aanhoudingen zijn verricht. Onder deze aanhoudingen bevond zich tevens een journalist.
Het strafrechtelijk optreden van de politie heeft plaatsgevonden onder gezag van de officier van justitie. Het is niet aan mij als Minister om in individuele strafzaken te treden of daarover informatie openbaar te maken.
Zie het antwoord op vraag 2.
Zie het antwoord op vraag 2.
Zie het antwoord op vraag 2.
Zie het antwoord op vraag 2.
De journalistieke vrijheid is een groot goed. Hier zet het kabinet zich met volle toewijding voor in. Het beschikken over een (politie-)perskaart kent een journalist extra rechten en vrijheden toe. Dit laat onverlet dat er ook grenzen zitten aan de vrijheid van een journalist bij de uitoefening van zijn vak. De journalist is uiteraard ook aan (gedrags-)regels gebonden.
De politie hanteert interne aanwijzingen om de vrijheden en rechten van journalisten te borgen. In gevallen dat de openbare orde verstoord wordt of dreigt te worden verstoord kan de politie overgaan tot aanhouding van de aanwezigen op een bepaalde plaats. Bij grootschalige verstoringen van de openbare orde, of dreigingen hiertoe, kan het zijn dat de journalistieke status van een aanwezige pas later kan worden uitgezocht dan op het moment van aanhouding. Hierbij vindt pas naderhand een beoordeling plaats van de aanhouding. Bij deze beoordeling zal de journalistieke status altijd worden meegewogen.
Zie de antwoorden op vraag 2 en vraag 7.
Zie het antwoord op vraag 2.
Het is aan andere autoriteiten – in voorkomende gevallen de rechter – om te beoordelen of het geweldsgebruik rechtmatig was. Ik kan en zal niet in die beoordeling treden.
Zie het antwoord op vraag 7.
Deze afweging is allereerst niet aan mij, maar aan de politie zelf. De politie geeft aan dat de journalist uitgenodigd was voor een gesprek. Verder heeft de politie mij aangegeven dat de hoofdredacteur van de journalist heeft gesproken met de hoofdofficier. De journalist zelf heeft geen gebruik gemaakt van het aanbod om met de politie te praten.
Zoals in het antwoord op vraag 10 aangegeven is het niet aan mij om te oordelen over de rechtmatigheid van geweldsaanwending door de politie.
Het is aan de burgemeester om demonstraties te faciliteren en in goede banen te leiden waarbij het demonstratierecht ook kan worden begrensd wanneer dat noodzakelijk is op basis van de in de Wet openbare manifestaties genoemde beperkingsgronden. De burgemeester bedient zich van de onder diens gezag staande politie en legt hierover verantwoording af aan de gemeenteraad. Dit is niet aan mij.
Zoals aangegeven is het niet aan mij als Minister om daarover te oordelen.
In uw vraag ligt besloten dat de politie in dit geval buitensporig geweld zou hebben gebruikt. Of geweldsaanwending rechtmatig is kan pas na gedegen onderzoek worden vastgesteld. Iedere geweldsaanwending moet worden gemeld en getoetst door de hulpofficier van justitie. Meer ingrijpende vormen van geweldsaanwending – die op grond van artikel 18 van de Ambtsinstructie2 aan het OM moeten worden gemeld – worden tevens door de officier van justitie beoordeeld. Zie verder het antwoord op vraag 10.
Ik zie vooralsnog geen aanleiding om dit te doen. Zie verder het antwoord op vraag 15.
In mijn brief van 5 november 2019 aan de Tweede Kamer5 ben ik ingegaan op het handhaven van de rechtsorde tijdens acties door boeren- en klimaatdemonstranten. Zoals ik daarin heb aangegeven, vergt het in goede banen leiden van demonstraties maatwerk en een inschatting door de driehoek op basis van kennis van de lokale situatie. Daarbij heb ik opgemerkt dat ik mij niet herken in het beeld dat sprake is van rechtsongelijkheid bij de wijze waarop is opgetreden bij de acties van boeren- en klimaatdemonstranten, omdat de verschillende situaties zich niet laten vergelijken.
Het is ook niet aan mij als Minister om te treden in de afwegingen van het lokaal gezag.
Op 11 oktober jl. zijn inderdaad ongeveer 60 arrestaties verricht. Verder kan ik geen uitspraken doen over dit lopende proces.
Zie het antwoord op vraag 17.
Zie het antwoord op vraag 17.
Zie het antwoord op vraag 17.
Zie het antwoord op vraag 17.
Zie het antwoord op vraag 17.
Het recht op demonstratie is een belangrijk recht. Het is echter niet aan mij om in de beoordeling van individuele gevallen te treden. Het lokaal gezag zal in ieder individueel geval beslissen naar gelang de feiten en omstandigheden die op dat moment relevant zijn.
De vragen zijn per stuk beantwoord, helaas is het niet gelukt dit binnen de gebruikelijke termijn te doen.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Wassenberg (PvdD), van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over disproportioneel politiegeweld, de aanhouding van een journalist en rechtsongelijkheid bij een demonstratie van Extinction Rebellion (ingezonden 14 oktober 2021) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.