Ingediend | 13 oktober 2021 |
---|---|
Beantwoord | 3 november 2021 (na 21 dagen) |
Indiener | Wybren van Haga (BVNL) |
Beantwoord door | Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
Onderwerpen | economie ondernemen |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z17847.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-608.html |
Ja.
De stichting Hulptroepen Alliantie (HA) is verantwoordelijk voor de informatie die zij plaatst op haar website.
Zoals eerder aangegeven in de beantwoording van Kamervragen op 1 juni jl. door de toenmalig Minister voor Medische Zorg en Sport (hierna: MZS) is er op 10 april 2020 contact geweest tussen de politiek adviseur van de Minister van VWS en de heer Van Lienden. In deze beantwoording is aangegeven dat dit contact plaatsvond vanwege het bericht van de heer Van Lienden dat hij mondkapjes had geleverd aan een zorgorganisatie die eerder aan de overheid waren aangeboden, maar dat die daarop niet zou zijn ingegaan. In dezelfde beantwoording van Kamervragen is ook genoemd dat de vraag hoe en bij wie een aanbod voor persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) kon worden aangedragen dagelijks werk was voor vele medewerkers van het Ministerie van VWS. Zo ook voor de politiek adviseur van de Minister van VWS (als medewerker van het ministerie). Al deze aanbiedingen zijn onder verantwoordelijkheid van de toenmalig Minister voor MZS zorgvuldig bekeken en waar relevant in behandeling genomen.
In mijn brieven op 15 september jl.4 en 25 oktober jl.5 heb ik toegelicht waarom het onderzoek meer tijd kost dan verwacht. Het gaat hier om elementen zoals het eigenaarschap van de data van het LCH en de overdracht van de data van het ministerie naar het onderzoekbureau die zorgvuldig dient te geschieden en te voldoen aan de vigerende wet- en regelgeving (waaronder de privacywetgeving). Partijen die gevraagd worden data over te dragen, dienen deze te toetsen aan de privacywetgeving op onder meer de proportionaliteit en de subsidiariteit voordat de data kunnen worden gedeeld. Het gaat dus om een complex datalandschap met een omvangrijke hoeveelheid data. Ter illustratie gaf ik in mijn brief van 25 oktober jl. aan dat bijvoorbeeld de data die het onderzoeksbureau van het Ministerie van VWS gaat betrekken een aanzienlijk aantal mailboxen en ook netwerkschijven, datasystemen en chatberichten betreft. Bij het filteren van deze data gaat het om miljoenen documenten om tot een voor het onderzoek relevante dataset te komen. Tot slot heb ik in laatstgenoemde brief gemeld dat het Ministerie van VWS als verwerkersverantwoordelijke de data van het LCH kan delen met het onderzoeksbureau. Hiermee wordt een deel van de eerdergenoemde complexiteit aangaande de data van het LCH opgelost.
In mijn Kamerbrief van 15 september jl. gaf ik aan dat de prioriteiten van het onderzoek onveranderd zijn. Zoals de toenmalig Minister voor MZS in haar brief van 18 juni jl.6 heeft aangekondigd, bestaat het aanvullende onderzoek uit drie onderdelen. Allereerst wordt de overeenkomst met HA en/of Relief Goods Alliance B.V. (RGA) onderzocht. Vervolgens de andere twee overeenkomsten met een totaalwaarde van meer dan 100 miljoen euro en tot slot wordt gekeken naar mogelijke onregelmatigheden bij de overige overeenkomsten.
Zoals ik ook op 14 oktober jl.7 in mijn beantwoording van Kamervragen aangaf, hecht ik er waarde aan te benadrukken dat het van belang is dat er door het uitvoeren van dit onderzoek volledige openheid komt over de gang van zaken. Daarom richt het onderzoek zich niet alleen op het onderzoeken van de overeenkomst met HA en/of RGA, maar op alle overeenkomsten. De tweede fase van het onderzoek zal zich hierbij -zoals in de brief van 18 juni jl. toegelicht- richten op de overeenkomsten met een totaalwaarde van meer dan 100 miljoen euro en ook op de bredere kwestie van de inkoop van PBM tijdens de coronacrisis en ieders rol en verantwoordelijkheid daarin. Om ervoor te zorgen dat het beeld van de gang van zaken over de inkopen van PBM zo compleet mogelijk wordt, heeft de toenmalig Minister in dezelfde brief genoemd dat het onderzoeksbureau de ruimte krijgt om de reikwijdte van het onderzoek uit te breiden om waar mogelijk alle signalen te kunnen onderzoeken. Hiermee kan ook gedurende het onderzoek nieuwe informatie in het onderzoek worden betrokken.
De onderzoeksresultaten van de verschillende fases worden separaat opgeleverd. Tot slot verwijs ik hierbij ook naar de Kamerbrief van 25 oktober jl. waarin ik aangeef dat het streven is om de resultaten van dit eerste deelonderzoek in het eerste kwartaal 2022 gereed te hebben en met uw Kamer te delen.
Ja.
De Nederlandse Staat is niet van plan om zich bij de door de heer Plasman voorgenomen aangifte aan te sluiten. Om de onderste steen boven te krijgen, voert het onderzoeksbureau namelijk een onafhankelijk onderzoek uit naar de overeenkomst met RGA. Ik wacht de uitkomsten van dit onderzoek vooralsnog af.
Ik verwijs nogmaals naar mijn antwoord op vraag 6 waarin ik benoem dat het van belang is dat er door het uitvoeren van dit onderzoek volledige openheid komt over de gang van zaken. Naast de overeenkomst met HA / RGA richt het onderzoek zich op de bredere kwestie van de inkoop van PBM tijdens de coronacrisis en ieders rol en verantwoordelijkheid daarin.