Ingediend | 23 september 2021 |
---|---|
Beantwoord | 18 november 2021 (na 56 dagen) |
Indieners | Barbara Kathmann (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
Beantwoord door | Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z16197.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-746.html |
Ja.
Uit onderzoek blijkt dat criminaliteit is afgenomen, niet toegenomen. In het afgelopen decennium daalde zowel het zelf gerapporteerd slachtofferschap als de door de politie geregistreerde criminaliteit sterk. Het geschatte aantal door burgers ondervonden delicten – bekend tot en met 2019 – daalde met 40%. De door de politie geregistreerde criminaliteit daalde tussen 2010 en 2020 met een derde (–33%). Het totale aantal door de politie geregistreerde verdachten nam sinds 2010 af met 39%, naar 250.000.3
Tegelijkertijd is de aard van sommige vormen van criminaliteit en hoe we die aanpakken veranderd. Uit het rapport Aanpak georganiseerde drugscriminaliteit, Een terugblik op 25 jaar beleid en uitvoering van de DSP-groep en Tilburg University blijkt hoe er sinds de jaren ’90 veel veranderd is in hoe we kijken naar drugscriminaliteit en de bestrijding ervan. Bij de invoering van het gedoogbeleid was de inschatting dat de achterdeur van coffeeshops voornamelijk zou worden bevoorraad door thuistelers. Dit was een misvatting, de wietteelt bleek een ontzettend lucratieve handel voor steeds professionelere criminele netwerken. Die netwerken breidden hun activiteiten uit en gingen zich ook op andere stoffen, zoals xtc en cocaïne, richten. De overheid reageerde door een specifieke aanpak per stof te ontwikkelen. Door de jaren heen werd duidelijk dat dit niet genoeg was. Drugscriminaliteit bleek samen te hangen met een aantal andere fenomenen en steeds meer misbruik te maken van legale structuren en processen, waardoor boven- en onderwereld met elkaar vermengden.
Het kabinet heeft fors geïnvesteerd in de politie en de aanpak van ondermijning hoog op de agenda gezet. Vanaf 2017 is meer ingezet op brede maatschappelijke weerbaarheid als onderdeel van de aanpak van ondermijning, door de investering in regionale versterkingen uit het regeerakkoord van dit kabinet. De onderzoekers waarderen deze verbreding positief.
Ook is er sinds 2018 geïnvesteerd in de operationele formatie van de politie om deze uit te breiden met ruim 2.400 fte. Daaronder vallen investeringen in bewaken en beveiligen, in de aanpak van ondermijning, zedencriminaliteit en mensenhandel. Het realiseren van die uitbreiding is in volle gang en zal naar verwachting in 2024–2025 gerealiseerd zijn.
Het kabinet investeert vanaf 2022 opnieuw structureel in veiligheid, meer precies in de aanpak van ondermijning (zie mijn brief van 4 oktober jl.4) en in veiligheid in de wijk (zie mijn brief over n.a.v. de motie-Hermans5). Een substantieel deel van deze extra middelen zal ten goede komen aan de politieorganisatie.
Alle grote steden hebben te maken met criminaliteit. Over de aard en omvang, en zeker over hoe deze zich in de ene stad onderscheidt van de andere, is het ingewikkeld om precieze uitspraken te doen. De aard van criminaliteit is namelijk dat het zich veelal afspeelt in het verborgene.
De burgemeester stelt in het bovengenoemde artikel in de Telegraaf dat Utrecht strategisch ligt en dat er meerdere kwetsbare wijken zijn waarin het makkelijk is om mensen te rekruteren voor de drugscriminaliteit. Zij baseert zich hier op een rapport van Bureau Broekhuizen, «Drugscriminaliteit in Utrecht 2021 – Een geïntegreerd beeld van de gemeente Utrecht en politie Midden-Nederland». In datzelfde rapport wordt onder meer geconcludeerd dat cocaïne de grootste markt betreft in Utrecht. De helft van de criminele samenwerkingsverbanden zou zich ermee bezighouden. Daarnaast is Utrecht een logistiek knooppunt van cocaïne, en speelt een rol in de import, export en handel. Handel en bezit van harddrugs zijn van de verschillende vormen van drugscriminaliteit het meest bij de politie geregistreerd.
Gerelateerd aan drugscriminaliteit ziet het rapport in Utrecht fenomenen zoals plofkraken, criminele geldstromen, excessief geweld en mensenhandel. Voor wat betreft de voedingsbodem van criminaliteit, beschrijft het rapport de risicofactor in de vorm van kwetsbare wijken, waar jongeren met relatief weinig toekomstperspectief en met negatieve rolmodellen en criminele familieleden opgroeien. Daarnaast is de acceptatie en normalisatie van drugsgebruik en -dealen een risicofactor.
Door onderbezetting hebben basisteams, met name in grootstedelijk gebied, de komende jaren helaas te maken met hoge werk- en roosterdruk. Naar verwachting zullen formatie en bezetting vanaf 2024–2025 een nieuw evenwicht bereiken. Over deze situatie heb ik uw Kamer o.a. per brief op 4 november 2020 uitgebreid geïnformeerd.6 De politie neemt maatregelen om de druk te verlichten en de doorgang van het noodzakelijke werk te waarborgen, maar dat kan niet voorkomen dat er keuzes gemaakt moeten worden over de inzet van politie.
Ingevolge de motie-Hermans komt er in de komende jaren structureel extra geld beschikbaar voor agenten in de wijk. Over de invulling hiervan heb ik uw Kamer op 13 oktober jl. per brief geïnformeerd.7
Ja, ik herken de in het genoemde rapport beschreven problematiek, zoals ook beschreven in antwoord op vraag 3. Echter, Utrecht staat daarin helaas niet alleen. De oplossingsrichtingen die Utrecht heeft opgenomen in hun nota «Grenzen stellen, perspectief bieden» sluiten goed aan bij de landelijke ondermijningsaanpak. Ik heb in mijn Kamerbrief van 4 oktober jl. over de verdeling van de ondermijningsgelden het belang van een samenhangende aanpak van repressie en preventie benadrukt.8 De keuze van de gemeente Utrecht om in te zetten op de aanpak van jonge aanwas en doorgroeiers enerzijds en het aanpakken van criminele geldstromen anderzijds, past daar goed bij. Ik kan de Utrechtse aanpak dan ook van harte onderschrijven.
Uiteraard deel ik de zorgen van de burgemeester van Utrecht over de drugscriminaliteit in de stad en regio. Ik spreek de burgemeester van Utrecht regelmatig. Op 4 oktober jl. heb ik specifiek met haar over de nota Grenzen stellen, perspectief bieden gesproken. Daarnaast ben ik blij dat zij dit jaar namens de G4 lid is geworden van het Strategisch Beraad Ondermijning (SBO). Zoals aangekondigd in de brief van 4 oktober jl.9, vraag ik het SBO om advies over de verdeling van de gelden voor onder andere preventie en regionale versterkingen over het hele land. Uit die gelden zal naar verwachting ook geld voor het RIEC Midden-Nederland en de aanpak van ondermijning in de stad en regio Utrecht beschikbaar komen.
Zie antwoord vraag 6.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Kathmann en Kuiken (beiden PvdA), van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de aanpak van drugscriminaliteit in Utrecht (ingezonden 23 september 2021) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.