Ingediend | 20 september 2021 |
---|---|
Beantwoord | 28 september 2021 (na 8 dagen) |
Indiener | Eelco Heinen (VVD) |
Beantwoord door | Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
Onderwerpen | economie financiën organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z15941.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-102.html |
Ja, ik ben bekend met dit artikel dat op 17 september jl. in de Financial Times stond.
Ik vind het onwenselijk dat de methodologie van de Doing Business rapportages ruimte liet om uitkomsten aan te passen ten gunste van individuele landen. Ik onderschrijf daarom de aanbevelingen uit het onderzoeksrapport, waarbij ik het jammer vind dat besloten is om de Doing Business rapportages stop te zetten. Inmiddels heeft ook een extern panel in opdracht van de Wereldbank onderzoek gedaan naar de methodologie achter de Doing Business rapportages met aanbevelingen op o.a. transparantie en toezicht die ik steun. Dit zijn nuttige bevindingen bij het zoeken naar een manier om het ondernemings- en investeringsklimaat van landen te onderzoeken zonder beïnvloedingsmogelijkheden.2
De conclusies van het onafhankelijke onderzoek spreken voor zich en vind ik helder; in het rapport van 2018 is de methodologie aangaande de data van China aangepast, met een hogere plaats op de ranglijst tot gevolg. Ook werden in voorbereiding op het rapport van 2020 aanpassingen doorgevoerd die geleid hebben tot veranderingen in de data van Saudi-Arabië, de Verenigde Arabische Emeritaten en Azerbeidzjan. In 2018 vonden onderhandelingen over een kapitaalverhoging plaats, maar het onderzoek vindt geen bewijs voor een direct verband tussen beide.
De Wereldbank is een solide organisatie, maar haar reputatie als kennisinstituut loopt hierdoor inderdaad schade op. Zoals in het antwoord op vraag 1 aangegeven heeft de ethische commissie van de Wereldbank voorts zelf een externe partij onderzoek laten doen na interne meldingen en heeft de Wereldbank het onderzoeksrapport vervolgens openbaar gemaakt. In het licht van het bovenstaande zijn naar mijn mening de juiste stappen gezet door de Wereldbank om de aantijgingen zowel intern als extern te onderzoeken en uit de resultaten conclusies te trekken. Juist het feit dat er een onafhankelijk extern onderzoek is uitgevoerd na interne meldingen laat zien dat het accountability mechanisme binnen de Wereldbank goed werkt.
Internationale en multilaterale samenwerking vindt plaats op een breed palet aan beleidsterreinen in groot aantal instituties. Dit rapport geeft mij geen aanleiding tot een andere appreciatie van deze instituties. Zoals aangegeven in de Kamerbrief «recente ontwikkelingen in China en de situatie in Xinjiang»3 groeit de invloed van China binnen het multilaterale systeem. Nederland zet zich binnen deze instellingen nadrukkelijk in voor het beschermen van onze waarden en belangen, maar zoekt ook de samenwerking met China waar het kan en waar het in ons belang is.
De beschuldiging aan het adres van Managing Director Georgieva is een serieuze zaak. Ik heb ook kennisgenomen van het statement van de Managing Director, waarin zij stelt het fundamenteel oneens te zijn met de bevindingen in het rapport.4 Ik vind het belangrijk dat grondig naar de zaak wordt gekeken door een onafhankelijk orgaan, en dat Managing Director zelf ook de gelegenheid krijgt om inhoudelijk te reageren op de zaak.
De Ethics Committee van het IMF bekijkt de zaak en zal hierover de eigen bevindingen rapporteren aan het bestuur van het IMF. Op dinsdag 21 september is door de leden van het IMF in de Raad van Bestuur van het IMF een eerste discussie over de zaak gevoerd.5 Tijdens deze discussie heeft het bestuur besproken de bevindingen van de Ethics Committee af te wachten. Het bestuur zal spoedig samenkomen om deze bevindingen te bespreken.
Zie antwoord vraag 5.
Het contact met de kiesgroeplanden vindt plaats binnen het kiesgroepkantoor bij het IMF.