Ingediend | 7 september 2021 |
---|---|
Beantwoord | 8 november 2021 (na 62 dagen) |
Indieners | Barbara Kathmann (PvdA), Michiel van Nispen , Ulysse Ellian (VVD) |
Beantwoord door | Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | internationaal openbare orde en veiligheid organisatie en beleid politie, brandweer en hulpdiensten |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z15035.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-624.html |
Ja.
Kinderontvoering is ingrijpend voor de – achtergebleven – ouder, maar bovenal schadelijk voor een kind. Om kinderen te beschermen zijn onder meer de Verordening Brussel II-bis en het Haags Kinderontvoeringsverdrag tot stand gekomen. Het uitgangspunt van de verordening en het verdrag is onmiddellijke terugkeer van het kind naar zijn of haar gewone verblijfplaats. Het geniet nadrukkelijk de voorkeur dat ouders er onderling uitkomen.
Om een minnelijke oplossing tussen de ouders te bevorderen, is er contact tussen de Centrale autoriteiten. Als onverhoopt geen minnelijke oplossing wordt bereikt, is de beslissing of een kind dient terug te keren voorbehouden aan de gerechtelijke of administratieve autoriteiten in het land waar het kind naartoe is overgebracht. Als de achtergebleven ouder zich niet kan verenigen met een genomen beslissing, in het bijzonder de overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, kan de ouder een beroep doen op de openstaande rechtsmiddelen in dat land. Als deze zijn uitgeput, bestaat voor de ouder de mogelijkheid om zich te wenden tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Het is niet aan mij een oordeel te vellen over de uitspraak van een onafhankelijke gerechtelijke instantie (in een ander land).3 Verdragslanden zijn bij hun oordeelsvorming en handelen, rond teruggeleiden, gehouden aan afspraken zoals vastgelegd in het Haags Kinderontvoeringsverdrag en de Verordening Brussel II-bis. Over het algemene functioneren van de regelingen vindt geregeld overleg plaats binnen het kader van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht en het Europees Justitieel Netwerk. Onder meer hier bespreken verdragslanden (onderling) knelpunten in de uitvoering van kinderontvoeringszaken, met als doel deze te verkleinen. Zo is onlangs de verordening Brussel II-bis herzien, onder andere ter verbetering van de samenwerkingsafspraken in het kader van het kinderontvoeringsverdrag. De herschikte verordening wordt vanaf 1 augustus 2022 toegepast en kent een uitgebreidere regeling inzake internationale kinderontvoering, waaronder bepalingen om de inzet van mediation te stimuleren. Het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Europese Commissie bewaken de uniforme en juiste toepassing van de verordening Brussel II-bis en in de toekomst de herschikking daarvan.
Zie antwoord vraag 2.
De Nederlandse Centrale autoriteit internationale Kinderaangelegenheden heeft de belangrijke taak een verzoek van de in Nederland achtergebleven ouder, tot het teruggeleiden van een kind, te behandelen. Hierbij is overigens niet relevant of de ouder Nederlands staatsburger is. Wel is van belang dat het kind de gewone verblijfplaats had in Nederland voorafgaand aan de ongeoorloofde overbrenging. De inspanningen van de Nederlandse Centrale autoriteit zijn erop gericht om zo spoedig mogelijk te reageren op binnengekomen hulpverzoeken van een ouder of betrokken instantie. De capaciteit hiervoor is momenteel toereikend. Gemiddeld genomen wordt binnen vijf werkdagen gereageerd op een verzoek.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Van Nispen (SP), Ellian (VVD) en Kathmann (PvdA), van uw Kamer aan de Minister voor Rechtsbescherming over internationale kinderontvoeringen (ingezonden 7 september 2021) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.