Ingediend | 23 augustus 2021 |
---|---|
Beantwoord | 15 oktober 2021 (na 53 dagen) |
Indiener | Inge van Dijk (CDA) |
Beantwoord door | Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
Onderwerpen | economie financiën organisatie en beleid overige economische sectoren |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z14466.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-344.html |
Ja.
Ik realiseer me dat gewone spaarders zich zorgen kunnen maken over de lage rente. Over mijn standpunt – dat de gewone spaarder voldoende mogelijkheden dient te houden om te bankieren bij een bank die geen negatieve rente rekent – ben ik dan ook volstrekt helder. Dat geldt nog steeds. Indien die mogelijkheden significant worden beperkt neem ik het onderwerp opnieuw ter hand en overweeg ik, indien opportuun, ook wetgeving. Mij past terughoudendheid om een inschatting te geven van het (toekomstige) prijsbeleid van banken. Banken zijn immers in de basis private instellingen die zelf gaan over hun tarieven, producten en diensten.
De recent gepubliceerde halfjaarcijfers van veel Nederlandse banken laten zien dat hun winsten flink zijn gestegen. Zoals ook geschetst in het artikel waaraan u refereert is een belangrijke kanttekening daarbij dat dit veelal werd veroorzaakt door eenmalige en tijdelijke factoren. Bijvoorbeeld door vrijgevallen voorzieningen, die banken eerder hadden opgebouwd om tegenvallers als gevolg van de Covid-19-crisis te kunnen opvangen. Nu risico’s weer enigszins zijn afgenomen, bouwen banken deze buffers volgens vastgestelde regels af. Ook halen banken voordeel uit het aantrekken van TLTRO-financiering2 wanneer zij voldoen aan bepaalde voorwaarden van de ECB. Graag verwijs ik hiervoor naar het antwoord op vraag 4. Bovendien heeft de overheidssteun aan de reële economie een positieve invloed gehad op de huidige resultaten van banken. De halfjaarcijfers laten tevens zien dat rente-inkomsten en de rentemarge, het tariefverschil tussen in- en uitleenrentes, verder zijn afgenomen. DNB heeft de verwachting dat bij een langdurig lagerenteklimaat de winstgevendheid van banken steeds verder onder druk komt te staan.3 DNB geeft ook aan dat het voor banken een forse uitdaging is om lagere rente-inkomsten te compenseren.4 Ik heb DNB recentelijk gevraagd om haar rapportage over het lagerenteklimaat uit 2019 te actualiseren. Daarin gaat DNB verder in op de ontwikkelingen in en gevolgen van het lagerenteklimaat. Deze rapportage stuur ik tegelijkertijd met deze beantwoording naar uw Kamer.
De ECB heeft eind 2019 besloten om een deel van de reserves van banken bij de ECB te vrijwaren van de negatieve depositorente om transmissie van het monetair beleid te ondersteunen. Daarnaast heeft de ECB in het voorjaar van 2020 de rente voor de langer lopende herfinancieringstransacties (TLTRO) verlaagd om de kredietverlening gedurende de pandemie te ondersteunen. Banken komen alleen in aanmerking voor dit lagere rentetarief als ze voldoende leningen verstrekken aan huishoudens en bedrijven volgens vooraf door de ECB vastgestelde criteria.
Als Minister van Financiën laat ik mij niet uit over de monetaire beleidsmaatregelen die de ECB in onafhankelijkheid vaststelt. Wel wil ik benadrukken dat banken gedurende de pandemie een belangrijke rol hebben gespeeld in de continuering van kredietverlening aan de reële economie. Beide maatregelen hebben banken in deze rol ondersteund. Ook Nederlandse banken maken in dit kader gebruik van TLTRO-tegoeden. Per 2 juli 2021 hebben Nederlandse banken in totaal voor circa 172 miljard euro aan TLTRO-financiering aangetrokken.5 Uit de kwartaalcijfers van banken blijkt dat de financiële voordelen van het TLTRO-loket slechts een klein deel uitmaken van de totale winsten van Nederlandse banken.
In mijn gesprekken met banken blijf ik wijzen op de belangen van gewone spaarders. Ik blijf de banken ook wijzen op mijn standpunt dat de gewone spaarder voldoende mogelijkheden moet houden om te bankieren bij een bank die geen negatieve spaarrente rekent, en dat ik wetgeving overweeg als die mogelijkheden significant worden beperkt. Vanwege regels ten aanzien van de mededinging en het gegeven dat banken zelf gaan over hun hun beleidsvoering, ben ik terughoudend met het opzetten van separate gesprekken. Tot slot is het goed om te noemen dat, hoewel ik de zorgen van gewone spaarders over de dalende rente goed begrijp, banken de negatieve rente die zij betalen over de depositofaciliteit van de ECB beperkt doorrekenen in de rentetarieven van (huishoud)deposito’s. Hierdoor zijn de inleenrentes van banken over het algemeen harder gedaald dan hun uitleenrentes. En wordt het leeuwendeel van de spaarders niet geconfronteerd met een negatieve spaarrente.6
Ik beschik niet over schattingen van de kosten voor het anti-witwasbeleid of onderzoeken daar naar. Bij de introductie van wettelijke verplichtingen op dit gebied is in de memorie van toelichting telkens een inschatting gemaakt van de daarmee gepaard gaande regeldruklasten. Meest recentelijk zijn die inschattingen opgenomen bij de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn en de Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn. Deze inschattingen gelden voor Wwft-instellingen in brede zin. Daarbij moet vermeld worden dat het verrichten van onderzoek naar cliënten al geruime tijd bestaat en dat niet op alle onderdelen een strikte scheiding is te maken tussen onderzoek dat in het kader van het voorkomen van witwassen wordt verricht en onderzoek dat hoe dan ook zou plaatsvinden bij het aangaan van zakelijke relaties. Daarbij speelt specifiek in relatie tot banken dat verschillende banken te maken hebben met hersteltrajecten die extra inzet vereisen. In haar brief van 4 mei 2021 naar aanleiding van de transactie van ABN AMRO met het Openbaar Ministerie, gaf DNB aan dat er met 28 banken afspraken lopen om geconstateerde tekortkomingen te herstellen.7
In Denemarken rekenen veel banken een negatieve rente vanaf 13.400 euro. Er is in Denemarken, net als in Nederland, geen sprake van een wettelijk vastgestelde saldogrens waaronder geen negatieve rente mag worden gerekend. Toen Deense banken de saldogrens vanwaar negatieve rente gerekend wordt eenmaal lieten dalen tot 100.000 kronen (13.400 euro) heeft de Deense Minister van Economische Zaken een moreel appel gedaan op banken om deze grens niet verder te verlagen.8 Uit een rapport van de Deense centrale bank blijkt dat de gevolgen voor de depositostabiliteit tot nu toe beperkt zijn.9 Tot slot wil ik markeren dat volgens DNB een verbod op het rekenen van negatieve rente vanaf een bepaalde drempelwaarde nog steeds overwegend nadelen en risico’s kent.10
De schriftelijke vragen van het lid Van Dijk over negatieve rente (2021Z14466, ingezonden op 23 augustus) kunnen met het oog op een zorgvuldige en volledige beantwoording niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Ik streef er naar om de antwoorden zo spoedig mogelijk aan uw Kamer te sturen.