Ingediend | 13 augustus 2021 |
---|---|
Beantwoord | 24 september 2021 (na 42 dagen) |
Indiener | Michiel van Nispen |
Beantwoord door | Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | nabestaanden organisatie en beleid recht sociale zekerheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z14258.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-29.html |
Wij hebben kennisgenomen van het artikel. Daarin staat dat nabestaanden na het overlijden van een dierbare zelf aan de slag moeten met de reiniging van de woning waar het delict heeft plaatsgevonden en dat de kosten daarvan voor eigen rekening komen.
Het is schrijnend als nabestaanden na een geweldsincident of een zelfdoding worden geconfronteerd met een ernstig vervuilde woning van een dierbare en zelf verantwoordelijk zijn voor het schoonmaken. Het is zeer voorstelbaar dat een dergelijke confrontatie voor nabestaanden traumatiserend kan zijn. Een dergelijke confrontatie verdraagt zich slecht met een belangrijke doelstelling van slachtofferbeleid, te weten het ondersteunen en helpen van slachtoffers en nabestaanden bij het te boven komen van de gevolgen van een delict. Het reinigen van de woning na een dergelijk incident kan in beginsel redelijkerwijs niet van nabestaanden verwacht worden.
Zie antwoord vraag 1.
De politie registreert niet hoe vaak sprake is van een dergelijke situatie. Slachtofferhulp Nederland (SHN) heeft mij gegevens verstrekt op basis van een interne inventarisatie, waarbij casemanagers – professionele krachten die slachtoffers en nabestaanden van ernstige delicten bijstaan – zijn bevraagd. SHN heeft een voorzichtige inschatting gemaakt dat het schoonmaken van een woning, wanneer deze een plaats delict betreft, landelijk ongeveer vijftig keer per jaar voorkomt. Onduidelijk is in hoeveel gevallen nabestaanden ook daadwerkelijk worden geconfronteerd met de reiniging van een woning. Onbekend is in hoeverre de omgeving van slachtoffers en nabestaanden hierin ondersteunt.
Ja. Er worden reeds gesprekken gevoerd met SHN en andere betrokken organisaties, zoals de politie en het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
In gesprekken met betrokken organisaties, waaronder de politie en het Openbaar Ministerie, is tot nu toe gebleken dat er geen eenduidige werkwijze bestaat. Het komt bijvoorbeeld voor dat de familierechercheur zelf een gespecialiseerd schoonmaakbedrijf inschakelt of nabestaanden daarnaar doorverwijst. Wij gaan hierover nader in gesprek met de politie, het Openbaar Ministerie, SHN en het Schadefonds Geweldsmisdrijven om een scherper beeld van deze problematiek te krijgen, hoe vaak nabestaanden hiermee geconfronteerd worden en welke werkwijzen er zijn om nabestaanden te ondersteunen in deze situaties. Op basis van deze inventarisatie bepalen wij vervolgens of, en zo ja, op welke wijze er een extra inspanning moet worden geleverd om nabestaanden hierin tegemoet te komen. Ik zal uw Kamer informeren in de komende voortgangsbrief over de Meerjarenagenda Slachtofferbeleid 2018–2021, te versturen voor het einde van dit jaar.
Zie antwoord vraag 5.
Hierbij deel ik u mede namens de Minister voor Rechtsbescherming dat de schriftelijke vragen van het lid Van Nispen (SP), van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de verantwoordelijkheid voor het reinigen van de woning van een dierbare na een geweldsincident of zelfmoord (ingezonden 13 augustus 2021) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.