Ingediend | 6 augustus 2021 |
---|---|
Beantwoord | 23 september 2021 (na 48 dagen) |
Indiener | Pieter Grinwis (CU) |
Beantwoord door | Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
Onderwerpen | economie overige economische sectoren |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z14137.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-24.html |
Ja, het provisieverbod moet voorkomen dat het eigen financiële belang van een adviseur of bemiddelaar invloed heeft op zijn of haar dienstverlening aan de klant. Het doel van het provisieverbod is om de financiële band tussen aanbieder en adviseur of bemiddelaar door te knippen.
Ik deel met u dat het fiscaal faciliteren van pensioenopbouw voor werknemers, ondernemers en freelancers, zoveel mogelijk gelijk zou moeten zijn. In het Wetsvoorstel toekomst pensioenen wordt voorgesteld om waar mogelijk en wenselijk, een stap te zetten richting een arbeidsvormneutraal pensioenkader, waardoor werknemers, ondernemers en freelancers fiscaal meer gelijk worden behandeld.
Ja, het is onwenselijk wanneer een bemiddelaar een eigen financieel belang zou hebben bij de advisering van een specifiek product. Het provisieverbod regelt daarom dat de bemiddelaar niet financieel of op een andere manier mag worden gestuurd door de aanbieder.
Het provisieverbod ziet op alle beloningen of vergoedingen in welke vorm dan ook, voor het bemiddelen of adviseren ter zake van een financieel product of het verlenen van een beleggingsdienst. Als zo’n gratis faciliteit, waarnaar in de vraag wordt verwezen, is aan te merken als een vorm van vergoeding, dan is sprake van een provisie. Dat sprake is van provisie maakt niet dat meteen sprake is van overtreding van het provisieverbod. Op het provisieverbod bestaan namelijk een aantal uitzonderingen, zoals dat het provisieverbod niet geldt voor betalingen die rechtstreeks van de klant naar de adviseur of bemiddelaar wordt overgemaakt.
In de Europese richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten (Mifid) staat dat een dergelijke faciliteit toegestaan zou kunnen zijn «indien de persoon er zich van bewust is dat deze betalingen namens hem zijn verricht en dat het bedrag en de frequentie van de betalingen zijn overeengekomen tussen de cliënt en de beleggingsonderneming, en niet door een derde partij zijn vastgesteld».
Bij lijfrenterekeningen waarbij de betaling van de adviseur of bemiddelaar door de beleggingsonderneming in opdracht van de cliënt overgemaakt wordt van de persoonlijke beleggingsrekening van de cliënt naar de rekening van adviseur of bemiddelaar is het dus afhankelijk van de precieze omstandigheden van zo’n faciliteit of sprake is van overtreding van het provisieverbod. Het is aan de toezichthouder en uiteindelijk aan de rechter om te oordelen over concrete gevallen.
Ik begrijp dat een dergelijke faciliteit de financieel adviseur en de klant gemak biedt, omdat de beleggingsonderneming zorgdraagt voor de inning van de afgesproken vergoeding tussen financieel adviseur en diens klant. De financieel adviseur hoeft zich dan niet druk te maken over de incasso van de afgesproken bedragen en de klant hoeft zich niet druk te maken over het overboeken ervan. Voor wat betreft de kosten is het uitgangspunt dat het feitelijk afspraken betreft tussen de klant en de adviseur. De afspraken dienen dus niet via de aanbieder te lopen. Zowel de beleggingsonderneming als de financieel adviseur zijn verplicht om transparant te zijn, door inzicht te geven in de manier waarop de kosten in rekening worden gebracht. Bovendien is zo’n faciliteit alleen onder voorwaarden toegestaan, waarbij transparantie een belangrijk element is. Zie daarvoor ook de beantwoording bij vraag 4.
Het «ontzorgen» van de adviseur door het overboeken van de afgesproken vergoeding aan de adviseur van de beleggingsrekening van de klant zou kunnen leiden tot (ongewenste) productsturing. Om dit in context te plaatsen, wil ik wel opmerken dat dit «ontzorgen» naar ik begrijp (i) niet veel verder gaat dan bijvoorbeeld de situatie van een automatische incasso, (ii) de nodige transparantiewaarborgen kent en (iii) gelijk is binnen de groep beleggingsondernemingen die een dergelijke faciliteit kennen. Ook is zo’n faciliteit alleen onder voorwaarden toegestaan.
Ik heb op dit moment onvoldoende zicht op de concrete vormgeving van dergelijke faciliteiten en de consequenties daarvan voor consumenten. Ik zal in overleg gaan met de AFM over deze faciliteiten en hoe die zich verhouden tot andere producten in het licht van de consumentenbescherming en bezien of dat aanleiding geeft tot het nemen van maatregelen.
Het is aan de AFM zelf om een beoordeling te maken waar zij handhavingscapaciteit voor in zet. Zoals in antwoord op vraag 4 is opgemerkt zijn er omstandigheden waarin een dergelijke faciliteit is toegestaan. Optreden van de AFM is gewenst wanneer er sprake is van een overtreding van het provisieverbod en dit ongewenste gevolgen heeft voor de consument. Waarbij het niet optreden van de AFM tegen ongewenste bestaande constructies ten opzichte van nieuwe constructies niet mag leiden tot een ongelijk speelveld. Een gelijk speelveld is ook van belang bij de keuze om tot handhaving over te gaan. Bij het in het vorige antwoord genoemde overleg met AFM zal ik ook het belang van een gelijk speelveld meenemen.
Ik ben ervan op de hoogte dat er voor lijfrenterekeningen mogelijkheden zijn om bepaalde kosten die zien op beleggingsdienstverlening aan het lijfrentetegoed (geldsaldo) te onttrekken. De Belastingdienst heeft een handreiking gepubliceerd waarin antwoord wordt gegeven op de vraag welke kosten van beleggingsdiensten ten laste van het lijfrentetegoed mogen worden gebracht.1 In die handreiking is ook opgenomen welke kosten niet ten laste van het lijfrentetegoed mogen worden gebracht. Het gaat daarbij om de kosten voor een financieel advies of kosten voor nazorg- of serviceabonnementen. Voor lijfrenteverzekeringen geldt dat vergelijkbare kosten ten laste kunnen worden gebracht van de lijfrentebeleggingsverzekering. Er is derhalve voor wat betreft het in de vraagstelling aangehaalde punt geen sprake van een ongelijke fiscale behandeling tussen lijfrentebeleggingsrekeningen en lijfrentebeleggingsverzekeringen.
Ik zal de AFM vragen om in de gaten te blijven houden of er negatieve bijeffecten optreden als gevolg van het gebruik van de faciliteit door belegginsondernemingen. Daarnaast zal ik conform mijn antwoord op vraag 6 in overleg gaan met de AFM over deze faciliteiten, hoe die zich verhouden tot andere producten in het licht van de consumentenbescherming en bezien of dat aanleiding geeft tot het nemen van maatregelen.
Hierbij bericht ik u dat de door het lid Grinwis (ChristenUnie) gestelde schriftelijke vragen over «het omzeilen van het provisieverbod door enkele aanbieders van financiële producten» (ingezonden op 6 augustus 2021, 2021Z14137) niet binnen de gestelde termijn kunnen worden beantwoord, omdat voor de beantwoording nadere afstemming vereist is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.