Ingediend | 23 juli 2021 |
---|---|
Beantwoord | 2 september 2021 (na 41 dagen) |
Indiener | Bart van Kent |
Beantwoord door | Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
Onderwerpen | organisatie en beleid sociale zekerheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z13969.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-3888.html |
Ik heb kennisgenomen van beide artikelen. Met de beantwoording op onderstaande vragen geef ik in algemene zin een reactie op beide artikelen omdat ik van mening ben dat het niet aan mij is om op individuele casuïstiek in te gaan.
Ik ben van mening dat het genuanceerder ligt dan de wethouder stelt. De wetgever heeft door middel van diverse communicatiekanalen; via de beantwoording van Kamervragen, via Gemeentenieuws SZW èn via een handreiking Maatwerk Participatiewet van Divosa aangegeven dat gemeenten in schrijnende situaties, in crisissituaties of bij dreigende dakloosheid de kostendelersnorm tijdelijk niet hoeven toe te passen. De wetgever doet geen uitspraken over de duur van deze tijdelijkheid. De noodzaak hiertoe is namelijk afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden. Dat het tijdelijk niet toepassen van de kostendelersnorm maximaal zes maanden zou mogen duren, wordt niet door de wetgever bepaald.
Het is mij bekend dat gemeenten een gebrek aan ruimte voor maatwerk ervaren. Dit bleek ook uit het onderzoek «Samen onder dak; belemmeringen voor bijstandsgerechtigden om woonruimte te delen» dat Significant APE in opdracht van het Ministerie van SZW heeft uitgevoerd: «Gemeenten zijn terughoudend met maatwerk uit angst voor een aanzuigende (precedent-)werking of misbruik. Verder zien we dat er diversiteit is tussen gemeenten, en zelfs tussen medewerkers van een gemeente, in hoeverre zij maatwerk toepassen en in hoeverre dit is vastgelegd in beleid, notities of stappenplannen.»2
De «Handreiking maatwerk Participatiewet voor dak- en thuisloze jongeren» van Divosa biedt gemeenten handvatten om ook bij de kostendelersnorm maatwerk te kunnen bieden. Bij bestuurlijke overleggen met deelnemende gemeenten aan de Brede aanpak dak- en thuisloosheid, het actieprogramma dak- en thuisloze jongeren en het programma Een (t)huis, een toekomst hebben gemeenten aangegeven dat zij met de handreiking van Divosa goed uit de voeten kunnen. Dit neemt niet weg dat de toenmalige Staatssecretaris van SZW Van ’t Wout naar aanleiding van de bevindingen van het onderzoek van Significant APE in de kabinetsreactie op het onderzoek en de handreiking3 heeft aangegeven een verkenning naar een andere vormgeving van de kostendelersnorm uit te voeren. Deze verkenning is door de Minister van SZW Koolmees aangeboden aan uw Kamer4. Uw Kamer heeft deze verkenning controversieel verklaard.
In Gemeentenieuws SZW (destijds nog Verzamelbrief geheten) 2015-2 is door de toenmalige Staatssecretaris Klijnsma aangegeven dat «als sprake is van tijdelijk verblijf, dit geen gevolgen hoeft te hebben voor de naar het oordeel van de uitvoering bestaande leefsituatie en daarmee mogelijk de vaststelling van de uitkeringshoogte. Dit kan betekenen dat de persoon die tijdelijk bij een bijstandsgerechtigde inwoont, niet mee hoeft te tellen voor de kostendelersnorm. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om mensen in crisissituatie en daklozen.» En «Het is aan de uitvoering om op basis van concrete feiten en omstandigheden van het individuele geval vast te stellen dat het gaat om tijdelijk verblijf. Er is dus geen sprake van een categoriale ontheffing van de kostendelersnorm.»
Het is dus niet zo dat de gemeente een categoriale ontheffing van de kostendelersnorm kan maken voor de specifieke groepen die in vraag 4 worden omschreven. Het behoort tot de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de gemeente om vast te stellen dat het gaat om tijdelijk verblijf. De wetgever doet geen uitspraken over de mate van tijdelijkheid, noch stelt de wetgever grenzen aan de tijdelijkheid van het verblijf.
Artikel 19a, Participatiewet geeft aan wanneer sprake is van een kostendelende medebewoner en artikel 22a, Participatiewet geeft aan welke bijstandsnorm geldt afhankelijk van het aantal kostendelende medebewoners. Deze artikelen zijn leidend voor het vaststellen van de voor de bijstandsgerechtigde geldende bijstandsnorm. Daarnaast biedt artikel 18, Participatiewet de gemeente de mogelijkheid om afhankelijk van het individuele geval de bijstandsnorm af te stemmen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de bijstandsgerechtigde of het gezin. Het is niet zo dat de gemeente door middel van artikel 18, Participatiewet de in artikel 22a, Participatiewet geldende norm categoriaal kan verhogen.
Ja.
De motie van het lid Jasper van Dijk c.s. in vraag 6 verzoekt niet om genoemde groepen uit te zonderen van de kostendelersnorm, maar verzoekt de regering een voorstel te doen om daklozen, mantelzorgers en kwetsbare jongeren tot en met 27 jaar uit te zonderen van de kostendelersnorm. Dit verzoek is expliciet meegenomen bij de verkenning naar een andere vormgeving van de kostendelersnorm. Variant 4 van deze verkenning en enkele subvarianten van variant 4 (verwerkt in bijlage 2 van de verkenning) sluiten gedeeltelijk aan op de motie van het lid Jasper van Dijk c.s. over het uitsluiten van daklozen, mantelzorgers en kwetsbare jongeren van de kostendelersnorm. Zoals de Minister van SZW Koolmees aangaf in de aanbiedingsbrief van de verkenning is een andere vormgeving van de kostendelersnorm alleen mogelijk via een wetswijziging wat een zorgvuldige voorbereiding vergt op basis van een brede afweging met oog voor de uitvoerbaarheid en effecten voor de (rechts)positie van uitkeringsgerechtigden. Ook ik ben van mening dat het aan een nieuw kabinet en de Staten-Generaal als medewetgever is om deze afweging te maken. Ik constateer dat uw Kamer deze mening deelt omdat de verkenning en de kamerbrief door uw Kamer controversieel verklaard is.
De motie van het lid Maatoug c.s. in vraag 6 verzoekt het kabinet om gemeenten stevig aan te sporen gebruik te maken van de uitzonderingsmogelijkheden die bestaan om de kostendelersnorm niet van toepassing te laten zijn in knellende gevallen. Ik ben van mening dat het verzoek van het lid Maatoug c.s. de bevindingen van het onderzoek van Significant APE onderschrijft dat gemeenten terughoudend zijn bij het toepassen van maatwerk bij de kostendelersnorm. In september heb ik een bestuurlijk overleg met VNG en Divosa waar ik dit verzoek met hen bespreek. Vervolgens neem ik het verzoek op in het eerstvolgende Gemeentenieuws SZW. In het lopende traject over de ervaren hardheden in de (uitvoering van de) Participatiewet, de uitkomsten van de rondetafelgesprekken Participatiewet en de vervolgaanpak5 neem ik ook de ervaren knelpunten bij toepassing van de kostendelersnorm mee.