Ingediend | 10 mei 2021 |
---|---|
Beantwoord | 16 juli 2021 (na 67 dagen) |
Indiener | Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch) |
Beantwoord door | Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
Onderwerpen | bestuur financieel toezicht financiën organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z07610.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-3610.html |
Ja.
Nee. Het geven van informatie en adviezen maakt deel uit van de werkzaamheden van ambtenaren. Het advies van mijn ambtenaren was, conform staand beleid (zie hierna), de Kamer niet in te lichten op basis van vermoedens, maar eerst het onafhankelijke onderzoek af te wachten om a) het onderzoek ongestoord plaats te laten vinden en b) om te voorkomen dat de betreffende organisatie mogelijk ten onrechte schade werd toegebracht. Dit advies, dat was afgestemd met de juridische dienst van het ministerie, heb ik opgevolgd en op basis daarvan heb ik destijds besloten niet over te gaan tot het (tussentijds) informeren van de Kamer.
Het advies sluit aan op de Nota Beheer en Toezicht uit 1998. Deze Nota stelt dat uitsluitend bewezen malversaties aan de Kamer worden gemeld. Dat gebeurt jaarlijks via een bijlage bij het departementaal jaarverslag waarin een overzicht van de bewezen malversaties wordt gegeven. Tevens wordt een numerieke telling opgenomen over het totaal aantal ontvangen vermoedens, de niet bewezen vermoedens en vermoedens die nog in onderzoek zijn (inclusief het jaar van oorsprong).
Het ministerie hanteert een set van beheersmaatregelen die robuust en proportioneel is. Deze maatregelen richten zich op de beoordeling vooraf van onder meer de uitvoeringscapaciteit van de partnerorganisatie, op de monitoring van de uitvoering (inhoudelijk en financieel) en op de verantwoording achteraf van de gerealiseerde prestaties en de bestede middelen. De financiële voortgangsrapportages zijn bij activiteiten van grote financiële omvang of met extra risico’s voorzien van een controleverklaring van een externe accountant.
De kwaliteit van deze beoordelingswerkzaamheden valt onder de reikwijdte van de onderzoeken die de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer verrichten naar de verantwoording van het ministerie. Overigens heeft de Algemene Rekenkamer in het Verantwoordingsonderzoek 2020 BHOS geconcludeerd dat de eerder geconstateerde onvolkomenheid met betrekking tot de risicoanalyse in beoordelingsmemoranda is opgelost.
Met de beheersmaatregelen worden de risico’s beperkt tot een vooraf acceptabel niveau. Risico’s kunnen echter op voorhand niet altijd worden uitgesloten, zeker niet in fragiele staten. In de afgelopen vijf jaar is gemiddeld 0,12 procent van de officiële ontwikkelingshulp (ODA) vanuit de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking onderhevig geweest aan bewezen malversaties.
In het najaar van 2019 gaf een accountantskantoor, dat een controle van de boekhouding uitvoerde, aan dat er geen accountantsverklaring kon worden afgegeven omdat geen controle kon worden uitgevoerd in Syrië en omdat enkele transacties onduidelijk waren. Mayday heeft, in nauwe samenspraak met de International Donor Group, waar Nederland destijds deel van uitmaakte, de firma Grant Thornton (GT) verzocht om onderzoek te doen naar de onduidelijke transacties. Nederland is, samen met de andere donoren, actief betrokken geweest bij het opstellen van de Terms of Reference voor dit onderzoek. Aangezien het onderzoek nog liep en er derhalve geen zekerheid bestond over veronderstelde malversaties is de Kamer, conform het staande beleid (zie ook antwoord vraag 2), niet geïnformeerd.
Toen vervolgens in de loop van 2020 uit het GT-onderzoek bleek dat er geen malversatie was vastgesteld, verviel daarmee ook de grond om de Tweede Kamer te informeren.
Het GT-rapport was een onafhankelijk forensisch vervolgonderzoek, en werd uitgevoerd maar aanleiding van vragen voortkomend uit een eerdere accountantscontrole. Het GT-rapport plaatst kritische noten bij de financiële administratie van Mayday, stelt dat de meeste vermeende onregelmatigheden konden worden weerlegd, maar ook dat er geen malversaties zijn vastgesteld.
Uit rapportages van Mayday is gebleken dat de gesubsidieerde activiteiten zijn uitgevoerd. Er was derhalve onvoldoende grond om, zoals de Auditdienst Rijk adviseerde, het oorspronkelijk verleende subsidiebedrag geheel terug te vorderen. Op basis van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur dienen besluiten proportioneel te zijn; dit geldt ook voor sancties zoals het korten op subsidies. Om die reden is, naar aanleiding van de uit het GT-rapport gebleken administratieve onvolkomenheden en het gebrek aan een accountantsverklaring (waartoe Mayday contractueel verplicht was), besloten om uitsluitend de nog openstaande slotbetaling van EUR 57.435 niet te doen.
Het betrof hier een regulier werkoverleg. Doel van dat ambtelijk overleg was het voorbereiden op verschillende mogelijke financiële, juridische en politieke uitkomsten van het GT-rapport, zodat de benodigde vervolgstappen goed voorbereid waren. Het informeren van de Kamer maakte – ingeval van bewezen malversaties – hier eveneens deel van uit.
Ja. Dat was mede aanleiding voor het nadere onderzoek door Grant Thornton (zie verder onder vraag 3).
Ik distantieer mij van het beeld dat hier wordt opgeroepen. Zie verder onder vragen 2, 3 en 6.