Ingediend | 26 april 2021 |
---|---|
Beantwoord | 16 juni 2021 (na 51 dagen) |
Indiener | Bart Snels (GL) |
Beantwoord door | Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66) |
Onderwerpen | europese zaken financiën internationaal organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z07002.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-3188.html |
Ja.
De triloogonderhandelingen tussen de Commissie, het Europees Parlement en de lidstaten zijn recent afgerond (1 juni 2021). Bij die triloog is voor de lidstaten de tekst van de ontwerprichtlijn leidend geweest zoals die als onderhandelingsmandaat aan het voorzitterschap is meegegeven. Dat geldt ook voor Nederland. Op de positie van Frankrijk kan ik overigens niet concreet ingaan, vanwege de vertrouwelijkheid van de beraadslagingen in de Raad. Wel zal ik hieronder ingaan op de drie onderwerpen die in de vraag aan de orde zijn gesteld en hoe die zijn opgenomen in dat onderhandelingsmandaat. Daarbij zal ik ook ingaan op de uitkomsten uit de triloog. Uit mijn antwoord zal blijken dat de aan de orde gestelde onderwerpen in dat mandaat en ook in de eindtekst zijn opgenomen, min of meer op de wijze zoals in de vraag is verwoord. Dat is in lijn met de onderhandelingsinzet van de lidstaten. Bovendien zijn die onderwerpen ook al vroeg in het proces van de onderhandelingen tussen de lidstaten in de tekst van de ontwerprichtlijn opgenomen, dus niet naar aanleiding van een recent position paper.
Ten eerste is in de loop van 2016 in het richtlijnvoorstel een hardheidsclausule opgenomen. Die clausule houdt in dat ondernemingen in hun verslag over fiscale informatie bepaalde informatie achterwege mogen laten als openbaarmaking ervan ernstige schade zou toebrengen aan de commerciële positie van de onderneming. De vrijstelling is tijdelijk; de informatie moet na uiterlijk zes jaar alsnog openbaar gemaakt worden. Deze clausule staat ook in het richtlijnvoorstel zoals dat luidde volgens het onderhandelingsmandaat van het Portugese voorzitterschap voor de triloog. Het kabinet heeft zich steeds achter die hardheidsclausule geschaard, omdat het voor bepaalde gevallen een tijdelijke oplossing kan bieden, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan uiteindelijke openbaarmaking van alle informatie. Het opnemen van die clausule was bovendien voor enkele lidstaten essentieel om het richtlijnvoorstel te kunnen steunen. De hardheidsclausule is ook gehandhaafd in de eindtekst die uit de triloog is gekomen en is daarin beperkt tot vijf jaar.
Ten tweede is de richtlijn al sinds het voorstel van de EU-Commissie uitgegaan van volledige uitsplitsing van de informatie per lidstaat en per land dat op een lijst van niet-coöperatieve belastingjurisdicties staat. Daarbuiten mag de informatie geaggregeerd gepubliceerd worden. In navolging van door uw Kamer aangenomen moties2, heeft Nederland in de onderhandelingen over de richtlijn bepleit om te komen tot wereldwijde uitsplitsing van de informatie, maar hiervoor bestond nagenoeg geen steun onder de lidstaten. Deze deels uitgesplitste en deels geaggregeerde informatie was het uitgangspunt in het onderhandelingsmandaat en is ook het eindresultaat uit de triloog.
Een verplichting om te rapporteren over het verschil tussen intragroeptransacties en transacties met entiteiten buiten de groep staat niet in het richtlijnvoorstel, zoals dat door de lidstaten is vastgesteld ten behoeve van de triloog. Wel staat sinds de tweede helft van 2016 in het richtlijnvoorstel dat de weergave van de inkomsten ook de inkomsten uit transacties met verbonden partijen moet omvatten. Het uitsplitsen van transacties binnen en buiten de groep acht het kabinet niet noodzakelijk. Het richtlijnvoorstel gaat immers vooral over transparantie over fiscale informatie. Die moet weliswaar vergezeld gaan van een algemene financiële context, maar die dient niet verder te gaan dan noodzakelijk en proportioneel is. Ik heb niet vernomen dat dit onderwerp van onderhandelingen in de triloog is geweest en het is ook ongewijzigd in de eindtekst opgenomen.
Nederland is niet betrokken geweest bij de totstandkoming, ondertekening of andere ondersteuning van het position paper. Overigens verwijs ik naar het antwoord op de tweede vraag.
De onderhandelingen in de triloog tussen de Raad, het Europees Parlement en de Commissie zijn inmiddels afgerond. Het mandaat dat het Portugese voorzitterschap van de lidstaten heeft gekregen, staat in een openbaar EU-document van 3 maart 2021 van de Raad, met nummer 6616/21.3 Daarin staat de integrale richtlijntekst zoals die luidde volgens het compromis dat de lidstaten daarover bereikt hadden. Er is tijdens de triloog geen sprake geweest van een afzwakking van dat mandaat. Bovendien had het Europees Parlement op diverse punten – zoals de inhoud van de rapportageverplichting, de wereldwijde uitsplitsing van de informatie en de groep ondernemingen die moet rapporteren – juist verdergaande ambities. Dus ook vanuit de onderhandelingen waren niet of nauwelijks afzwakkingen te verwachten. Het akkoord dat in de triloog is bereikt, zal nog moeten worden bekrachtigd in de Raad en het EP. Zoals eerder aangegeven, heeft Nederland zich coöperatief opgesteld, om te voorkomen dat het richtlijnvoorstel opnieuw in een impasse zou belanden.
Op het moment dat het richtlijnvoorstel naar de Raad voor Concurrentievermogen gaat voor finale besluitvorming, zal uw Kamer, zoals gebruikelijk, in het kader van de voorbereiding van de Raad worden geïnformeerd door middel van de geannoteerde agenda. Zoals eveneens te doen gebruikelijk zal het kabinet het eindresultaat steunen en zich vervolgens inzetten voor een spoedige implementatie van de richtlijn.
Mede vanwege de recesperiodes en de noodzaak van interdepartementale afstemming is 14 mei niet gehaald. Vervolgens was een akkoord in de triloog nabij en is die in de beantwoording meegenomen.
Naar aanleiding van de schriftelijke vragen van het Kamerlid Snels (GroenLinks) over de triloog onderhandelingen over publieke country by country reporting2, wil ik u meedelen dat het helaas niet mogelijk is om deze vragen binnen de gestelde termijn te beantwoorden. Omdat het Ministerie van Justitie en Veiligheid deze onderhandelingen, namens het kabinet, voert, zal de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens het Ministerie van Financiën, ertoe streven om de antwoorden zo spoedig mogelijk aan uw Kamer te sturen.