Ingediend | 12 april 2021 |
---|---|
Beantwoord | 12 mei 2021 (na 30 dagen) |
Indieners | Ulysse Ellian (VVD), Hatte van der Woude (VVD) |
Beantwoord door | Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
Onderwerpen | burgerlijk recht hoger onderwijs onderwijs en wetenschap organisatie en beleid recht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z05747.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-2748.html |
Ja.
Ja. De universiteiten hebben mij laten weten dat zij ten behoeve van de Barometer Culturele Diversiteit de volgende gegevens over hun personeel verstrekken: geboortedatum, geslacht, postcode, huisnummer, huisnummer toevoeging, faculteit/dienst, functie (groepen), salarisschaal, en dienstverband van de medewerkers. De universiteiten geven aan dat zij deze gegevens verstrekken op basis van het gerechtvaardigd belang van de universiteit (artikel 6 lid 1 sub f AVG).
Vervolgens worden de gegevens door het CBS gebruikt om een koppeling te maken met haar databases, zoals de Basisregistratie Personen (BRP). Hierdoor kan het CBS geaggregeerde overzichtstabellen maken waarin percentages worden gepresenteerd in drie categorieën: van medewerkers met een Nederlandse achtergrond, een westerse migratieachtergrond en een niet-westerse migratieachtergrond. Deze tabellen vormen de uitkomsten die het CBS aan de universiteiten levert. Universiteiten hebben, leveren of ontvangen in dit proces geen gegevens over de migratieachtergrond van individuele werknemers, uitsluitend de tabellen zoals hiervoor beschreven. Omdat tabellen betrekking hebben op groepen van voldoende omvang, is het niet mogelijk om daaruit direct of indirect iets over de afkomst van individuen te herleiden.
Het doel van de universiteiten is om gelijke kansen in het hoger onderwijs te kunnen bevorderen op basis van empirische data. Het kabinet heeft, mede op verzoek van uw Kamer, het door de SER gegeven advies «Diversiteit in de Top, Tijd voor Versnelling» integraal overgenomen.2 Daarin is de toezegging gedaan om de in dat advies aanbevolen Barometer Culturele Diversiteit mogelijk te maken. Daarmee wordt voorzien in de behoefte van werkgevers om de meetbaarheid van culturele diversiteit in het personeelsbestand te verbeteren, zonder dat individuen herkenbaar zijn in de cijfers. Op verzoek van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is deze Barometer Culturele Diversiteit sinds 1 juli 2020 beschikbaar. De Kamer is hierover vorig jaar geïnformeerd.3
De universiteiten hebben mij laten weten dat zij geen informatie over etnische of migratieachtergrond bijhouden of registreren in hun personeelsadministratie. Individuele organisaties met tweehonderdvijftig of meer medewerkers mogen deelnemen aan de Barometer Culturele Diversiteit die wordt aangeboden door het CBS. Dit initiatief is geen onderdeel van het nationale actieplan voor meer diversiteit en inclusie. Elke universiteit die van de Barometer gebruik wil maken, dient een individueel voorstel in.
De universiteiten hebben aangegeven dat zij geen gegevens over etniciteit of migratieachtergrond verzamelen.
De universiteiten hebben mij laten weten dat hun medewerkers tijdig en individueel een bericht hebben ontvangen. Daarin stond een toelichting op het voornemen van de betreffende instelling om deel te nemen aan de Barometer Culturele Diversiteit. Ook werd in deze communicatie uitgelegd wat het doel van de Barometer Culturele Diversiteit is en wat de rechten van de medewerkers zijn, inclusief hoe zij daarvan gebruik kunnen maken. Daarnaast zijn aanvullende digitale berichten geplaatst. Dit alles is door de universiteiten gecommuniceerd twee tot drie weken voorafgaand aan de start van het Barometer-onderzoek. Medewerkers kunnen vervolgens door middel van een e-mail zonder nadere motivering kenbaar maken dat zij niet deel willen nemen aan het onderzoek. De gegevens van de betrokken medewerkers worden vervolgens niet meegenomen in het onderzoek. De termijn om bezwaar te maken is twee of drie weken, afhankelijk van de instelling.
De universiteiten hebben mij laten weten dat zij geen gegevens zoals ras en etniciteit over hun medewerkers registreren. Zij delen zulke gegevens dus ook niet met het CBS.
Een DPIA is verplicht als een verwerking van persoonsgegevens grote risico’s bevat voor de betrokkenen. De afweging of de verwerking grote risico’s bevat voor de betrokkenen, wordt door de verwerkingsverantwoordelijken, de universiteiten, zelf gemaakt. In dit geval hebben de universiteiten mij laten weten dat zij hebben gekozen om geen DPIA uit te voeren, omdat de aard en omvang van de gegevens niet wordt gekwalificeerd als een «hoog risico verwerking».5
Nee. De reden is dat de risico’s van de verwerking van deze persoonsgegevens voor de betrokkenen door de universiteiten als beperkt zijn ingeschat. Er is door hen geen DPIA nodig geacht en er zijn volgens de universiteiten ook geen «rest-risico’s» om voor te leggen aan de Autoriteit Persoonsgegevens. Een voorafgaande raadpleging bij de Autoriteit Persoonsgegevens is namelijk alleen aangewezen als na een DPIA blijkt dat de verwerking rest-risico’s oplevert waar geen maatregelen voor mogelijk zijn, of als men twijfelt of de maatregelen de risico’s goed zullen ondervangen.
De universiteiten geven aan dat er door hen geen bijzondere persoonsgegevens, zoals etnische afkomst, verzameld of gedeeld worden. Ingevolge artikel 6 van de AVG zijn er verschillende rechtsgronden op basis waarvan persoonsgegevens kunnen worden verwerkt. De universiteiten geven aan dat de grondslag «toestemming» (AVG Art. 6.1.a.) in de hiërarchische relatie tussen werkgever en werknemer uitgesloten is als rechtsgrond, omdat deze toestemming niet geacht wordt vrijelijk te kunnen worden gegeven, vanwege de hiërarchische relatie. Zij geven aan dat de rechtsgrondslag waar zij gebruik van maken voor de verstrekking van de hierboven genoemde gegevens ten behoeve van de Barometer «gerechtvaardigd belang» is (AVG Art. 6.1.f.). Zoals eerder aangegeven is medewerkers daarbij ook de mogelijkheid geboden om geen deel uit te maken van het onderzoek. Universiteiten mogen zich in beginsel op voornoemde rechtsgrond beroepen.
Ik deel de mening dat personen niet gereduceerd mogen worden tot hun etniciteit of achtergrond. Ik vind het echter van groot belang dat kansenongelijkheid in het onderwijs en onderzoek wordt aangepakt. De Barometer Culturele Diversiteit geeft voldoende inzicht om beleid te kunnen sturen, zonder dat de herkomst van individuen door werkgevers geregistreerd hoeft te worden. Aangezien het hier alleen om niet-gevoelige, geaggregeerde gegevens gaat die voortkomen uit een instrument dat ook door het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en andere instellingen kan worden gebruikt, zie ik geen aanleiding om de universiteiten te verzoeken niet deel te nemen aan de Barometer. Zij mogen hier zelf over beslissen. Ik draag hun initiatieven om te werken aan een diverse en inclusieve leer- en werkomgeving een warm hart toe.
Op 12 april 2021 hebben de leden Van der Woude en Ellian (VVD) schriftelijke vragen gesteld over het bericht «Universiteiten delen zonder toestemming persoonsgegevens met CBS». Tot mijn spijt is beantwoording binnen de gestelde termijn niet mogelijk. Ik zal de vragen zo snel mogelijk beantwoorden.