Ingediend | 11 maart 2021 |
---|---|
Beantwoord | 29 april 2021 (na 49 dagen) |
Indieners | Corinne Ellemeet (GL), Nevin Özütok (GL) |
Beantwoord door | Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z04469.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-2547.html |
Ja.
Er zijn diverse progesteron bevattende geneesmiddelen die door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) goedgekeurd zijn. De Stichting Farmaceutische Kengetallen telde in 2020 ongeveer 23.500 vrouwen in Nederland die een progesteron bevattend geneesmiddel verstrekt kregen via de openbare apotheek. Het geneesmiddel mag uitsluitend op voorschrift van een arts worden verstrekt. Indicaties voor gebruik van progesteronhoudende geneesmiddelen zijn onder meer verminderde vruchtbaarheid, abnormaal vaginaal bloedverlies, stoornissen tijdens de menstruatiecyclus en overgangsklachten. Ook kan een progesteronhoudend geneesmiddel voorgeschreven worden bij een dreigende vroeggeboorte als weeënremmende medicatie niet voldoende werkt.
Er is geen gedegen wetenschappelijk bewijs dat een progesteronhoudend geneesmiddel, in welke dosering dan ook, veilig en effectief gebruikt kan worden voor het terugdraaien van een reeds ingezette medicinale abortus.
De terhandstelling en het voorschrijven van geneesmiddelen is geregeld in de Geneesmiddelenwet. Op grond van deze wet is het eenieder verboden UR-geneesmiddelen2, zoals progesteronhoudende geneesmiddelen, of UA-geneesmiddelen3 te koop aan te bieden, te verkopen of ter hand te stellen, met uitzondering van apothekers die hun beroep in een apotheek uitoefenen, huisartsen met een vergunning zoals afgegeven op grond van de Geneesmiddelenwet en daartoe bij ministeriële regeling aangewezen personen en instanties. Ik acht het dan ook niet wenselijk dat anderen deze geneesmiddelen voorschrijven danwel ter hand stellen. Zowel de Inspectie gezondheidszorg en jeugd (hierna: IGJ) als de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit zijn belast met het toezicht op de Geneesmiddelenwet. Zij kunnen handhavend optreden bij een geconstateerde overtreding.
De Wet afbreking zwangerschap stelt de eis dat er, na de afbreking van de zwangerschap, een genoegzame nazorg voor de vrouw en de haren beschikbaar is. Het ligt voor de hand dat deze nazorg geboden wordt door de arts die de behandeling heeft uitgevoerd. De vrouw kan er echter ook voor kiezen zich voor de nazorg te wenden tot haar eigen (huis)arts of een andere zorgverlener.
Ook staat het de vrouw vrij zich te wenden tot «Er is hulp», de hulpverleningstak van de stichting Schreeuw om Leven. Ook zij kunnen vrouwen die een zwangerschapsafbreking hebben ondergaan helpen bij de verwerking daarvan. Ik acht het echter onwenselijk als binnen deze dienstverlening medisch onjuiste informatie verstrekt wordt. Het is van belang dat nazorg met dezelfde zorgvuldigheid plaatsvindt als de counseling vooraf. Dit betekent onder andere dat de vrouw alle voor haar relevante informatie verstrekt moet krijgen, bijvoorbeeld over het feit dat met het nemen van de eerste abortuspil een onomkeerbaar proces in gang is gezet. Het is dan ook aan de arts naar wie de vrouw eventueel verwezen wordt door «Er is hulp» om mogelijk foutief aan de vrouw verstrekt (medisch) advies, te weerleggen. De richtlijnen van de beroepsgroep zijn hierbij leidend.
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Het is aan burgemeesters om op grond van de Wet openbare manifestaties (Wom) te beoordelen hoe manifestaties, waaronder ook demonstraties bij abortusklinieken, in goede banen geleid kunnen worden. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de overheid haar best moet doen een protest toe te staan daar waar de doelgroep dat protest kan horen en zien. De beoordeling of maatregelen zoals een afstandsvoorschrift rond een abortuskliniek noodzakelijk en gerechtvaardigd zijn, kan alleen door de burgemeester worden gedaan. Hij betrekt daarbij de relevante feiten en plaatselijke omstandigheden. Voorschriften en beperkingen kunnen op basis van de Wom enkel worden gesteld ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. In een eerdere commissiebrief en beantwoording van Kamervragen gaf ik al aan dat het niet aan mij is om te treden in die beoordeling.4, 5, 6, 7, 8, 9 Wel geef ik nogmaals aan het zeer kwalijk te vinden als vrouwen die naar een abortuskliniek gaan worden lastiggevallen door demonstranten. Daarnaast blijven de vrijheid van demonstreren en de vrijheid van meningsuiting fundamentele grondrechten, ook als daarbij onwelgevallige of soms zelfs choquerende meningen geuit worden.
Over deze kwestie zijn geen aangiften bekend bij de politie en het Openbaar Ministerie. Voor nu ziet het Openbaar Ministerie geen aanleiding om ambtshalve een strafrechtelijk onderzoek in te stellen. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft besloten de gepubliceerde informatie als melding in te nemen en de situatie te onderzoeken. Indien hieruit strafbare feiten naar voren komen dient de Inspectie daarvan melding te doen bij het Openbaar Ministerie. Zoals gebruikelijk doet de Inspectie hangende het onderzoek geen mededelingen.
Op welke wijze Schreeuw om Leven gefinancierd wordt is mij niet bekend. Uit de openbare jaarverslagen is wel op te maken dat zij voor een groot deel afhankelijk zijn van giften, donaties en legaten.
De stichting Schreeuw om Leven ontvangt geen subsidie van mijn ministerie. Ook ontvangt de stichting geen financiering op grond van de open house financiering keuzehulp bij onbedoelde zwangerschap.
Ja.
De vragen van de Kamerleden Ellemeet (GL) en Özutok (GL) over het bericht «De anti-abortusbeweging haalt vrouwen over tot het nemen van gevaarlijke «spijtpil» (2021Z04469) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat de antwoorden nadere afstemming vragen die niet binnen de termijn kan worden afgerond. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen te doen toekomen.