Ingediend | 4 maart 2021 |
---|---|
Beantwoord | 25 maart 2021 (na 21 dagen) |
Indieners | Lilian Helder (PVV), Léon de Jong (PVV) |
Beantwoord door | Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z04117.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-2152.html |
Overeenkomstig de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties dient er geen ministeriële bemoeienis of druk te zijn in individuele zaken. De gestelde vragen betreffen een individuele zaak. In beginsel ben ik daarbij dus niet betrokken noch van op de hoogte. Mede gelet op deze vragen heb ik mij door de Inspectie SZW laten informeren over deze zaak. Voor de volledigheid merk ik op dat de Minister voor Rechtsbescherming geen betrokkenheid met deze zaak noch met de arbeidsomstandighedenregelgeving heeft.
De boete ziet op overtreding van regels die als doel hebben om de veiligheid en gezondheid van duikers te borgen. In dit geval betreft het overtreding van bepalingen in artikel 6.16 van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Hierbij merk ik op dat boetebeschikkingen in beginsel niet openbaar zijn. Eind februari jl. hebben de door de stichting betrokken advocaat en zijn vader in RTL Boulevard melding gemaakt van de opgelegde boete. Om die reden ben ik in de beantwoording van deze vragen minder terughoudend dan ik anders zou zijn.
Ik ben bekend met de door de stichting genoemde resultaten van haar inspanningen. Ik heb veel waardering voor dit soort initiatieven die een bijdrage aan de maatschappij willen leveren.
Ja. Ik begrijp dat de betekenis van de activiteiten van de stichting voor families en vrienden van vermisten groot kan zijn.
Onderdeel van een juridische procedure is dat de betrokken partij aanspraak kan maken op een matiging van de boete en een betalingsregeling. De Inspectie SZW heeft de betrokken stichting gewezen op deze mogelijkheid en op de benodigde informatie om tot oordeelsvorming te kunnen komen. Naar het oordeel van de Inspectie SZW heeft de stichting initieel onvoldoende bewijs aangeleverd, waardoor geen reden bestond om de boete te matigen. De stichting heeft in de bezwaarfase, die thans loopt, aanvullende financiële gegevens verstrekt. Inmiddels is de boete betaald, zodat geen sprake is van betalingsonmacht.
De Inspectie SZW legt alleen boetes op voor zover sprake is van overtreding van wettelijke regels. In regelgeving is bepaald dat ook degene bij wie vrijwilligers werkzaam zijn verantwoordelijk is voor naleving van deze regels. Op deze manier kunnen ook vrijwilligers hun bijdrage verrichten in een gezonde en veilige omgeving. De Inspectie SZW heeft de stichting eerder in een gesprek en per brief kenbaar gemaakt wat de relevante regels zijn. Daarom ben ik van mening dat van rücksichtslos optreden geen sprake is. Bij het bepalen van de hoogte van de boete betrekt de Inspectie SZW de feiten en omstandigheden van het individuele geval, waaronder het aantal aanwezige werknemers of vrijwilligers op de locatie ten tijde van de overtreding. Dit heeft de Inspectie SZW ook in onderhavige zaak gedaan.
De stichting kan via de gebruikelijke bestuursrechtelijke weg bezwaar en (hoger) beroep aantekenen tegen de opgelegde boete. De bezwaarprocedure loopt inmiddels. In het kader van het ingediende bezwaar vindt een heroverweging van de boetebeschikking plaats. Daarin wordt de opgelegde boete beoordeeld op grond van het beginsel evenredigheid en proportionaliteit, zoals ook neergelegd in de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving waar ik aan gebonden ben. De rechter toetst in (hoger) beroep.
Voor de volledigheid merk ik op dat de huidige regels een belangrijk, achterliggend doel hebben, namelijk het zorgdragen dat ook vrijwilligers gezond en veilig hun activiteiten kunnen uitvoeren. Het is aan de stichting zelf om te bepalen hoe haar activiteiten zodanig kunnen worden georganiseerd dat deze met inachtneming van dergelijke waarborgen voor de betrokken duikers doorgang kunnen vinden. Of wetgeving juist is toegepast door de Inspectie SZW is uiteindelijk ter bepaling aan de bestuursrechter.
De rijksoverheid ondersteunt initiatieven in de samenleving, waar mogelijk en nodig door knellende regels aan te passen of weg te nemen. Voor mij staat op dit moment niet vast dat de duikregels zodanig knellend zijn dat deze stichting of anderen hun werkzaamheden niet kunnen voortzetten, ook niet na aanpassing van werkwijze. Bovendien dienen de voor deze zaak relevante regels, zoals bij vraag 8 opgemerkt, een belangrijk doel: het zorgen voor een veilige en gezonde werkomgeving voor (vrijwillige) duikers. Dit belang kan niet zonder meer ter zijde worden geschoven. Indien de stichting met mijn departement overleg wil voeren over de bestaande voorschriften in relatie tot haar activiteiten onder water, dan ben ik daar toe bereid.
Ja, ik verwijs naar mijn antwoorden op de gestelde vragen.