Ingediend | 15 februari 2021 |
---|---|
Beantwoord | 30 april 2021 (na 74 dagen) |
Indieners | Kelly Regterschot (VVD), Antoinette Laan-Geselschap (VVD) |
Beantwoord door | Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z03157.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-2572.html |
Ja. Het betreft een bericht over een verschrikkelijk incident waarbij een Amerikaanse studente in 2018 om het leven is gekomen.
Onderstaand zal ik eerst ingaan op de wijze waarop het toezicht is georganiseerd alvorens ik inga op de specifieke casus.
Het organiseren en uitvoeren van het toezicht op de Wmo 2015 is een lokale aangelegenheid. Het is mijn verantwoordelijkheid om, via de jaarlijkse rapportages van de IGJ, erop toe te zien of en hoe deze verantwoordelijkheid door gemeenten wordt ingevuld. Gemeenten zijn daarbij op grond van de Wmo 2015 verplicht een toezichthouder aan te stellen. Deze heeft in ieder geval de wettelijke opdracht toezicht te houden op een kwalitatief goede uitvoering van het lokale Wmo-beleid, dat wordt bepaald door het college van B&W en de gemeenteraad. De Wmo 2015 (artikel 3.4, lid 1) verplicht aanbieders op hun beurt om calamiteiten en geweld bij de verstrekking van de voorziening te melden bij de toezichthouder. In de wet is daarbij een definitie opgenomen voor «calamiteit» en «geweld bij de verstrekking van een voorziening». Volgens het eerste lid van artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 is een calamiteit een «niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van een voorziening en die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een cliënt heeft geleid». In hetzelfde artikel is ook de definitie van «geweld bij de verstrekking van een voorziening» opgenomen. Beide definities beschrijven de reikwijdte van schade die cliënt moet hebben opgelopen.
In het samenwerkingsverband TSD werken vier rijksinspecties samen2. Zij richten zich op de vraag of ze in de praktijk kunnen zien of het stelsel van zorg en ondersteuning in het sociaal domein werkt zoals beoogd (bijvoorbeeld bij de aanpak van multiprobleemhuishoudens). Daarbij wordt het toezicht integraal benaderd. Daarnaast hebben toezichthouders van de rijksinspecties en het Wmo-toezicht de mogelijkheid om in specifieke gevallen samen te werken. Er is hiervoor een afsprakenkader en een draaiboek gemaakt3.
Specifiek ten aanzien van de casus in Rotterdam kan ik het volgende melden.
Deze casus heeft geleid tot een rapport van de Rotterdamse Zorgconsul en een strafrechtelijk onderzoek door het Openbaar Ministerie (OM). Wanneer het OM in het strafrechtelijk onderzoek stuit op mogelijke tekortkomingen in de zorg, dan kan dit bij de IGJ – een van de vier rijksinspecties – gemeld worden. Dat is in deze casus niet gebeurd. De IGJ heeft daarnaast geen melding ontvangen van andere partijen en heeft geen grond gezien om dit incident verder te onderzoeken.
Verder heeft gemeente Rotterdam bij TSD en het Toezicht Wmo Rotterdam-Rijnmond het verzoek neergelegd om een calamiteitenonderzoek te doen naar aanleiding van deze casus, terwijl de zorgconsul dit reeds had onderzocht. Na overleg met de gemeente Rotterdam, het Toezicht Wmo Rotterdam-Rijnmond en TSD, is gebleken dat in deze casus de cliënt geen schade heeft opgelopen zoals bedoeld in de Wmo 2015. In deze gebeurtenis was het slachtoffer geen cliënt. Daarom hebben het Toezicht Wmo Rotterdam-Rijnmond en TSD geconcludeerd dat in deze casus voor het Wmo-toezicht geen wettelijke basis is een calamiteitenonderzoek te starten. De Staatssecretaris van VWS en ik delen deze opvatting.
Wat wel tot mogelijkheden behoorde was een onderzoek naar het functioneren van het lokale stelsel in Rotterdam naar aanleiding van deze casus. TSD en Toezicht Wmo Rotterdam-Rijnmond hebben hiervoor een voorstel gedaan aan de gemeente Rotterdam. Bij dergelijke verschrikkelijke gebeurtenissen is het goed dat breder gekeken wordt naar de wijze waarop het lokale stelsel van zorg en ondersteuning is ingericht en functioneert. De wens van de gemeente Rotterdam was echter om een calamiteitenonderzoek te doen specifiek naar de casus Kralingse Kerklaan en daarin de politieverhoren die zijn afgenomen te betrekken. Echter, dit strafrechtelijke onderdeel is met name voorbehouden aan het OM en niet aan de betreffende toezichthouders.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
De gemeente kan altijd een onafhankelijk onderzoek op casusniveau laten uitvoeren. Daarnaast kunnen gemeenten in hun beleid risicogestuurd toezicht organiseren. Zo verricht het Toezicht Wmo Rotterdam-Rijnmond onafhankelijk (risicogestuurde) onderzoeken naar de verlening van ondersteuning in het kader van de Wmo naar zorgaanbieders, wijkteams en gemeenten. Dit betreft ondersteuning aan kwetsbare personen die hiervoor zichzelf melden bij de gemeente en/of op vrijwillige basis deze ondersteuning (bemoeizorg) ontvangen.
De huidige wettelijke kaders voorzien hier al in. Gemeenten zijn onder meer verantwoordelijk voor de Wmo 2015, de Jeugdwet, de Participatiewet en de Wet op de Schuldhulpverlening. Het toezicht is per wet anders bepaald door de wetgever. Iedere toezichthouder heeft eigen taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden op bijvoorbeeld het terrein van kwaliteit, rechtmatigheid en veiligheid. Als sprake is van een incident hebben de verschillende toezichthouders, zoals eerder aangegeven, de mogelijkheid met elkaar samen te werken.
De vragen van de Kamerleden Regterschot (VVD) en Laan-Geselschap (VVD) over «Nog steeds geen onderzoek Sarah» (2021Z03157) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de kamervragen doen toekomen.