Ingediend | 12 februari 2021 |
---|---|
Beantwoord | 13 april 2021 (na 60 dagen) |
Indieners | Thierry Aartsen (VVD), Mustafa Amhaouch (CDA) |
Beantwoord door | Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Bas van 't Wout (minister economische zaken) (VVD) |
Onderwerpen | economie ondernemen |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z03048.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-2312.html |
Navraag bij de Pensioenfederatie leert dat veel pensioenfondsen direct of indirect beleggen in winkel- en horecavastgoed. Zij zijn echter veelal geen eigenaar van het vastgoed. Er wordt niet centraal bijgehouden hoeveel en welke pensioenfondsen eigenaar zijn van winkel- en horecapanden en hoeveel en welke pensioenfondsen beleggen in winkel- en horecavastgoed.
Deze vraag ziet op de pensioenfondsen die eigenaar zijn van horeca- en winkelvastgoed en dit vastgoed, al dan niet via een tussenpersoon, verhuren.
Mijn indruk is dat pensioenfondsen en andere institutionele beleggers doordrongen zijn van de noodzaak om de pijn van deze crisis fair te delen. De vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed Nederland (IVBN) geeft aan dat de grote meerderheid van de hurende mkb’ers een individuele maatwerkovereenkomst met institutionele verhuurders heeft weten te bereiken. Dit past ook bij het Steunakkoord voor en door de Nederlandse Retailsector dat in juni 2020 gesloten is. Het bereiken van maatwerkafspraken met grote huurders als grootwinkelbedrijven lijkt stroever te verlopen. Dit heeft te maken met de inschatting van de verhuurders dat grotere bedrijven kapitaalkrachtiger zijn dan mkb-bedrijven.
In zijn algemeenheid geldt dat een huurverhoging voor ondernemers die daadwerkelijk op de rand van faillissement staan behalve in maatschappelijk opzicht ook in zakelijk opzicht niet direct in de rede ligt. Voor pensioenfondsen die in winkel- en horecapanden beleggen in het bijzonder zou het op gespannen voet kunnen staan met een prudent beleggingsbeleid. Het vooruitzicht op een structurele huurinkomstenbron is immers goed voor pensioenfondsen die een lange beleggingshorizon hebben.
Het is niet aan mij om uitspraken te doen over specifieke pensioenfondsen. In zijn algemeenheid kan het volgende worden opgemerkt. Pensioenfondsen zijn er voor de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Dit betekent dat zij als taak hebben om te zorgen voor een goede pensioenvoorziening, waarbij zij de maatschappelijke impact van hun beleggingsbeleid meenemen in hun afwegingen. De pensioenfondsen leggen aan hun deelnemers verantwoording af over de resultaten, alsmede over de maatschappelijke impact van het gevoerde beleggingsbeleid.
Van INVB heb ik begrepen dat het in de retail gebruikelijk is om jaarlijks een huurindexering te volgen conform de standaard huurovereenkomst winkelruimte van de Raad voor Onroerende Zaken (ROZ). Daarbij wordt alleen de inflatie in de huurprijs verwerkt. Afgezien van de overeengekomen huurprijsindexering op basis van de inflatie hebben zowel de huurder als de verhuurder een wettelijke bevoegdheid om met de andere partij in gesprek te gaan over een nadere vaststelling van de huurprijs. Zoals in mijn antwoord op vraag 2 toegelicht, wordt deze bevoegdheid in de coronacrisis vooral ingezet om de huren te verlagen.
Deze signalen heb ik niet ontvangen. Het kan zijn dat om tot maatwerkafspraken te komen de huurder door de verhuurder om zekerheden voor de langere termijn wordt gevraagd.
Het uitgangspunt is dat partijen, huurders en verhuurders, erbij gebaat zijn dat zoveel mogelijk ondernemers -en daarmee werkgelegenheid- deze crisis doorstaan. Dat betekent dat de pijn van de crisis fair gedeeld moet worden tussen de verschillende schakels van de keten. Dit is door de vertegenwoordigers van huurders en verhuurders, waaronder de branchevereniging van institutionele beleggers, in het voorjaar van 2020 ook als uitgangspunt vastgelegd in het Steunakkoord voor en door de Nederlandse Retailsector. Ik verwacht van pensioenfondsen dat ook zij zich aan dit uitgangspunt gebonden voelen. Er zijn mij geen indicaties bekend dat zij dat niet doen.
Het kabinet is doorlopend in gesprek met de verschillende partijen, zowel met verhuurders, waaronder de pensioensector, als met huurders. Op dit moment wordt het uitgangspunt van het fair verdelen van de pijn tussen de schakels in de keten ook in juridische zin keer op keer bevestigd, zoals blijkt uit snel aangroeiende jurisprudentie. Naar verwachting zal dit een positieve uitstraling hebben naar huurders en verhuurders die nog geen maatwerkovereenkomst hebben weten te sluiten.
Daarnaast is er een breed steun- en herstelpakket met tijdelijke financiële regelingen om bedrijven te ondersteunen tijdens de coronacrisis, waaronder de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL), die getroffen bedrijven ondersteunt om hun vaste lasten te betalen.
Er vindt veelvuldig overleg plaats met deze partijen, waarbij overeenstemming bestaat over het uitgangspunt dat de pijn van de crisis fair over de verschillende schakels in de keten verdeeld dient te worden, om zoveel mogelijk ondernemers door deze crisis te slepen. Hoe dit in de praktijk wordt uitgewerkt in individuele maatwerkovereenkomsten tussen huurders en verhuurders is aan deze private partijen. De vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed Nederland (IVBN) geeft aan dat de grote meerderheid van de hurende mkb’ers een individuele maatwerkovereenkomst met institutionele verhuurders heeft weten te bereiken.
Hierbij deel ik u, mede namens de Minister van EZK, mede dat de beantwoording van de Kamervragen van de leden Amhaouch (CDA) en Aartsen (VVD) over pensioenfondsen die hurende ondernemers het vel over de oren halen, niet binnen de gestelde termijn van drie weken mogelijk is. Voor de beantwoording is nadere informatie nodig.