Ingediend | 11 januari 2021 |
---|---|
Beantwoord | 29 januari 2021 (na 18 dagen) |
Indieners | Pieter Omtzigt (CDA), Evert Jan Slootweg (CDA) |
Beantwoord door | Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
Onderwerpen | financiën organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z00310.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-1486.html |
Ja.
De aandelen Conservatrix zijn op 15 mei 2017 overgegaan naar Trier Holding BV (Trier) door goedkeuring van het zogenoemde «overdrachtsplan» door de rechtbank. De voorwaarden waaronder de aandelen van Conservatrix in 2017 zijn overgaan naar Trier waren uitgewerkt in een eenzijdige verklaring van Trier, de zogenaamde «confirmation letter to the Dutch Central Bank for the transfer of the shares in Nederlandsche Algemeene Maatschappij van Levensverzekering «Conservatrix» N.V.» dat, tezamen met het verzoekschrift aan de rechtbank, het overdrachtsplan vormde. Deze confirmation letter is een juridisch bindend document waarin de afspraken zijn vastgelegd tussen DNB en Trier. Daarbij is tevens voorzien in een procedure om zo nodig nakoming af te dwingen. In die confirmation letter was vastgelegd dat Trier zich committeert aan een kapitaalversterking bij Conservatrix conform de afspraken die daarover met DNB waren gemaakt. Deze afspraken hielden in dat Trier het kapitaal van Conservatrix op het moment van de overdracht van de aandelen zodanig zou versterken dat de solvabiliteitsratio van Conservatrix ten minste 135% bedraagt. Trier zou bovendien zorgdragen dat Conservatrix een minimum solvabiliteitsratio zou behouden van 135%.
Uit het feitenrelaas van DNB dat ik bij mijn brief van 9 december 2020 aan de Tweede Kamer over het faillissement van Conservatrix heb gevoegd, blijkt dat de kapitaalversterking door Trier na de overdracht twee elementen kende. Ten eerste werd een herverzekering gesloten ten aanzien van een deel van de portefeuille van Conservatrix met Colorado Bankers Life Insurance Company (CBL). Daarbij werd een onderpand gestort op een apart trustaccount, tot zekerheid van de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de herverzekering door CBL jegens Conservatrix. Met deze herverzekering werd het risico van een deel van de verzekeringsverplichtingen van Conservatrix aan CBL overgedragen. Door de herverzekering daalden de solvabiliteitseisen voor Conservatrix. Deze herverzekering deed geen afbreuk aan de verplichtingen van Conservatrix jegens de polishouders. Ten tweede vond een directe kapitaalinjectie van EUR ca 18 miljoen in Conservatrix plaats.
Beide elementen van de afgesproken kapitaalversterking zijn na de overdracht conform de afspraken van DNB door Trier uitgevoerd en leidden tot een solvabiliteitsratio van 188% per eind 2017. Door de herverzekering en de kapitaalinjectie, herstelde de financiële positie van Conservatrix en bevond haar solvabiliteitspositie zich weer boven de wettelijke norm.
Uit het feitenrelaas blijkt dat zich na 2017 een aantal ontwikkelingen heeft voorgedaan waardoor de solvabiliteit van Conservatrix echter opnieuw sterk verslechterde, in het bijzonder de situatie bij CBL, waarbij Conservatrix een deel van de verzekeringsverplichtingen had herverzekerd.
Zoals hierboven al is genoemd, had Trier zich in 2017 verbonden aan het behoud door Conservatrix van een minimale solvabiliteitsratio van 135%. Uit het feitenrelaas blijkt dat zowel Conservatrix als DNB Trier meerdere keren hebben gewezen op de bijstortverplichting. Trier gaf vervolgens herhaaldelijk te kennen hieraan niet te willen voldoen, zo blijkt uit het feitenrelaas. Vervolgens is Conservatrix in december 2019 een (juridische) procedure gestart gericht op een veroordeling tot nakoming van de bijstortverplichting. Die procedure heeft echter tot op heden niet in een storting door de aandeelhouder geresulteerd.
Het overdrachtsplan, in de zin van artikel 3:159c van de Wet op het financieel toezicht (vervallen op 01 januari 2019), bestond, zoals hiervoor is opgemerkt, uit de eerdergenoemde confirmation letter en het verzoekschrift van DNB aan de rechtbank. In de confirmation letter zijn de precieze voorwaarden opgenomen waaronder Trier de aandelen Conservatrix zou verwerven en een en ander is nader toegelicht in het verzoekschrift.
Bij het verstrekken van documenten ten aanzien van financiële ondernemingen en het toezicht van DNB is van belang dat de Wet op het financieel toezicht een zeer stringent geheimhoudingsregime kent dat openbaarmaking of verspreiding van toezichtvertrouwelijke informatie in beginsel verbiedt. Deze geheimhoudingsplicht geldt niet alleen voor de toezichthouder, maar ook voor de Minister. De bovengenoemde documenten bevatten in grote mate dergelijke toezichtvertrouwelijke informatie.
Ik heb om die reden advies gevraagd aan de Landsadvocaat over de mogelijkheden om, gegeven deze geheimhoudingsverplichting, de gevraagde documenten toch te kunnen verstrekken. De Landsadvocaat concludeert, kort gezegd, dat de geheimhoudingsplicht op grond van de Wet op het financieel toezicht enerzijds en het onderhavige verzoek op grond van artikel 68 van de Grondwet anderzijds noopt tot een afweging ten aanzien van de gevraagde documenten. Bij die afweging gaat het dan om de belangen die met geheimhouding worden gediend zoals het goede functioneren van het toezicht door een open informatie-uitwisseling tussen toezichthouder en onder toezicht staande instellingen en de belangen van betrokkenen enerzijds en het belang van het goed kunnen uitoefenen van de controlefunctie van het parlement door het verstrekken van de inlichtingen anderzijds. De Landsadvocaat geeft in overweging dat vertrouwelijke verstrekking een manier kan zijn om recht te doen aan beide belangen
In het licht van deze vereiste belangenafweging, en in het bijzonder vanwege het feit dat deze documenten onderdeel uitmaken van lopende juridische procedures, verstrek ik deze informatie vertrouwelijk ter inzage aan uw Kamer2. Ik wil daarbij in het bijzonder voorkomen dat openbaarmaking van deze documenten de genoemde procedures beïnvloedt, hetgeen vervolgens voor de polishouders nadelige gevolgen kan hebben.
Op grond van de wet diende DNB een verzoek aan de rechtbank tot toepassing van de overdrachtsregeling te doen «in overeenstemming met de Minister van Financiën. » In de wet was destijds voorzien in betrokkenheid van de Minister in verband met het feit dat de aandeelhouders wier aandelen door goedkeuring van het overdrachtsplan werden overgedragen bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam konden verzoeken om een schadeloosstelling ten laste van de Minister van Financiën. DNB was verantwoordelijk voor het opstellen van het overdrachtsplan en daarmee voor de voorwaarden waaronder de aandelen aan een nieuwe eigenaar zouden worden overgedragen. Mijn ambtsvoorganger heeft in verband met de overdracht aan Trier het verzoekschrift en de confirmation letter van DNB ontvangen. Dit ter beoordeling van de voorgenomen overdracht in het licht van een mogelijke schadeloosstelling door de voormalige aandeelhouders.
Mijn ambtsvoorganger heeft op basis van die documenten en een analyse van de stand van zaken bij de onderneming en (de afwezigheid van) mogelijke alternatieven aangegeven dat het verzoek tot toepassing van de overdrachtsregeling in overeenstemming met de Minister van Financiën kon worden gedaan. Ik voeg de briefwisseling tussen DNB en mijn ambtsvoorganger dienaangaande bij.3
Zie antwoord vraag 3.
Na de overdracht van Conservatrix aan Trier in 2017 was er voor de Minister van Financiën ten aanzien van Conservatrix geen rol meer. Conservatrix was onderworpen aan het toezicht van DNB. De Minister van Financiën heeft in beginsel geen taak of bevoegdheid ten aanzien van individuele ondernemingen.4
Zoals blijkt uit het feitenrelaas van DNB, bracht CBL in 2018 een deel van de door Conservatrix bij CBL herverzekerde portefeuille onder bij de Bankers Reinsurance Group Limited (BRG), door middel van een zogenoemde retrocessie. Bij een retrocessie worden (bepaalde) herverzekerde verplichtingen weer herverzekerd bij een andere verzekeraar. Een retrocessie is een vorm van risico-overdracht; het kapitaal blijft op de balans van de verzekeraar. In dit geval werd het risico van CBL aan herverzekeraar BRG overgedragen; de activa die waren verbonden aan de risico-overdracht bleven op de balans van CBL staan. BRG was, net als Trier, onderdeel van de toenmalige Eli Global groep (thans Global Growth) en gevestigd op Barbados.
Uit het feitenrelaas blijkt vervolgens dat DNB als toezichthouder direct toen zij kennis had genomen van deze overeenkomst, Conservatrix heeft verzocht om een analyse van de risico’s van de transactie, onder meer voor de polishouders. Uit de analyse die Conservatrix aan DNB verstrekte bleek, zo blijkt uit het feitenrelaas, dat door de retrosessie de bestaande afspraken tussen Conservatrix en CBL niet werden aangetast. Ook het door CBL ingebrachte onderpand ten behoeve van het herverzekeringscontract wijzigde niet. Derhalve werd de financiële positie van Conservatrix niet direct geraakt doordat de herverzekerde portefeuille deels bij BRG werd ondergebracht, aldus DNB.
Overigens zal de evaluatie die ik heb aangekondigd zich ook richten op de gang van zaken met betrekking tot overdracht van een deel van de herverzekeringsverplichtingen aan CBL en de retrocessie-overeenkomst tussen CBL en BRG.
Zie antwoord vraag 6.
Zie antwoord vraag 6.
Ja.
Het is van groot belang om de gebeurtenissen zorgvuldig te laten evalueren. Ik heb daarom in mijn eerdergenoemde brief aangekondigd dat in opdracht van mij en de raad van commissarissen van DNB een onafhankelijke evaluatie zal worden uitgevoerd naar de gang van zaken in de periode vanaf de overdracht van Conservatrix aan Trier tot aan het faillissement. Daarbij zal het handelen van DNB, van het ministerie en de toereikendheid en effectiviteit van het wettelijk kader worden geëvalueerd.
Ik merk daarbij op dat de aanloop naar de overdracht van Conservatrix in mei 2017 vanzelfsprekend onderdeel zal zijn van de onderzoeksopdracht die aan de onafhankelijke deskundigen zal worden gegeven. Daar valt dus ook onder de afwegingen die hebben geleid tot het besluit om Conservatrix over te dragen aan Trier. Daarbij geldt voorts dat DNB en ik, als opdrachtgevers van de onafhankelijke evaluatie, de opdrachtnemers alle ruimte zullen geven om datgene te onderzoeken waarvan zij van oordeel zijn dat dat in hun onderzoek zou moeten worden betrokken.
Zoals ik in mijn brief over het faillissement van Conservatrix al heb opgemerkt zal ik de Kamer nader informeren over de opzet en de keuze voor de personen die dit onderzoek zullen uitvoeren. De Kamer kan dan beoordelen of de opdracht voldoende ruim in de tijd en voldoende specifiek is en voldoende onafhankelijk zal worden uitgevoerd.
Zie antwoord vraag 10.