Ingediend | 7 januari 2021 |
---|---|
Beantwoord | 25 februari 2021 (na 49 dagen) |
Indiener | Tunahan Kuzu (DENK) |
Beantwoord door | Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
Onderwerpen | recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z00171.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-1799.html |
Ja.
Ja.
Nee, ik zie niet in hoe mijn appreciatie van betreffende motie afbreuk zou kunnen doen aan mijn antwoord op vraag 1 van betreffende set Kamervragen.
Dat zal uit de concrete casuïstiek moeten blijken. Ik verwijs in dit verband graag naar mijn antwoord op vraag 4 van de hierboven, in vraag 1, genoemde set Kamervragen.
Ja, hierover is met het OM gesproken en gecorrespondeerd. Het OM stelt zich op het standpunt dat de definitie zelf en de indicatoren behorende bij de IHRA-definitie behulpzaam kunnen zijn om alert te zijn op feiten en omstandigheden die een indicatie zouden kunnen vormen van discriminerende uitingen of delicten met een discriminatie-aspect.
Of een uiting of handeling een strafbaar feit is, betreft een juridische beoordeling waarbij wordt getoetst aan het Wetboek van Strafrecht en relevante jurisprudentie. Een uiting of handeling wordt daarbij beoordeeld in het geheel van feiten en omstandigheden en in de context waarin deze is gedaan.
Overeenkomst met de lijst met uitingen en gedragingen van de IHRA-definitie zal nimmer automatisch leiden tot de conclusie dat sprake is van een strafbare discriminatoire/antisemitische uiting of gedraging.
De werkdefinitie kan gebruikt worden als mogelijke signalering voor discriminatie. Zoals ik uiteen heb gezet in de beantwoording van vragen 4 en 6 van de hierboven, in vraag 1, genoemde set Kamervragen, leidt dit niet tot een andere weging van het bepalen of een bepaalde uiting of gedraging als strafbaar moet worden beschouwd dan wel aanleiding vormt om een hogere straf te eisen. Dit betreft een strafrechtelijke juridische beoordeling. De werkdefinitie verandert niets aan het beoordelingskader of sprake is van een strafbaar feit zoals dat voortvloeit uit de wet en de jurisprudentie («wettige beoordelingskader») en de beleidsregels van het OM zoals bijvoorbeeld de Aanwijzing Discriminatie («beleidsmatige beoordelingskader»). In zoverre wordt de IHRA-definitie niet zelfstandig gebruikt bij de beoordeling van de strafbaarheid door het Openbaar Ministerie.
Ja, dat standpunt deel ik. Israël-kritiek gelijkstellen aan antisemitisme heeft een averechts effect op de bestrijding van antisemitisme.
De VN-Speciaal Rapporteur plaatst haar opmerking in een context waarbij het gebruik van de IHRA-definitie gereguleerd is. Daar is in Nederland geen sprake van.
Zolang berichten zich niet vertalen in concreet beleid, acht ik het niet opportuun een inhoudelijke reactie te geven.
Het is helaas niet gelukt om de vragen binnen de reguliere termijn te beantwoorden. Ik heb de vragen wel afzonderlijk beantwoord.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid lid Kuzu (DENK), van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de IHRA-definitie van antisemitisme (ingezonden 7 januari 2021) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.