Ingediend | 24 december 2020 |
---|---|
Beantwoord | 18 januari 2021 (na 25 dagen) |
Indiener | Sadet Karabulut |
Beantwoord door | Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
Onderwerpen | internationaal militaire missies |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z25723.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-1355.html |
Het kabinet heeft kennis genomen van het artikel en neemt dit uiterst serieus omdat het een potentieel ernstige melding betreft. Het feit dat een Uruzgan-veteraan een dergelijke melding ruim dertien jaar na dato doet, verdient zorgvuldige aandacht.
Naar aanleiding van het artikel van Trouw, dat Defensie vooraf ter inzage kreeg, zijn de rapportages bezien die mogelijk betrekking zouden kunnen hebben op het incident dat beschreven is. Op dit moment heeft Defensie nog niet de door de melder omschreven inzet uit medio 2007 in Afghanistan een-op-een kunnen koppelen aan een in de archieven opgeslagen rapport.
Het Trouw-artikel alleen biedt te weinig aanknopingspunten om gerichter naar het geweldsincident te kunnen zoeken dan tot dusver is gedaan. Om deze reden heeft Defensie op 24 december jl. een gesprek met de veteraan gevoerd, waarin meer gegevens omtrent de gemelde inzet zijn verkregen. Aan de hand hiervan wordt opnieuw een zoekslag gemaakt in de archieven van Defensie en zullen – na overleg met het Openbaar Ministerie – vervolgstappen worden bepaald.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Van al het gebruik van geweld door militairen wordt een rapport opgemaakt met daarbij een appreciatie van de commandant. Die rapporten gaan zowel de militaire bevelslijn in, als in afschrift naar de Koninklijke Marechaussee.
Zie hiervoor het antwoord op vraag 1.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 wordt van elk geweldgebruik door militairen rapport opgemaakt met daarbij een appreciatie van de commandant. Er zijn geen gevallen bekend over de periode van het Nederlandse optreden in Uruzgan waarin het Ministerie van Defensie of het Openbaar Ministerie het gerapporteerde geweld onrechtmatig heeft bevonden.
Op 13 oktober jl. heeft uw Kamer ingestemd met de nieuwe procedure met betrekking tot het informeren van de Tweede Kamer bij een vermoeden van burgerslachtoffers ten gevolge van Nederlandse wapeninzet in het kader van artikel 100 van de Grondwet (Kamerstuk 27 925, nr. 723). Daarin is onder meer vastgelegd dat Defensie de Kamer informeert wanneer het ministerie besluit een onderzoek in te stellen naar een melding van een vermoeden van burgerslachtoffers. Zoals de procedure beschrijft wordt een dergelijk besluit voorafgegaan door een eerste analyse en beoordeling van de broninformatie. Deze stap in de procedure is momenteel aan de orde. Op basis hiervan zal ik, na overleg met het OM, besluiten al dan niet een onderzoek in te stellen. Als ik besluit tot een onderzoek naar deze melding zal ik u conform de procedure daarover informeren.
Het Openbaar Ministerie heeft inmiddels laten weten een feitenonderzoek te starten naar een geweldsaanwending door Nederlandse militairen medio 2007 in Afghanistan. Zoals aangegeven in het persbericht van het OM, volgt het feitenonderzoek op de publicatie in Trouw over mogelijke burgerslachtoffers als gevolg van de geweldsaanwending en de contacten die er reeds zijn geweest tussen het Ministerie van Defensie en het OM over de aanstaande publicatie van dit artikel.
Het kabinet hecht er aan dat veteranen laagdrempelig toegang hebben tot zorg en dienstverlening. Het Veteranenloket faciliteert deze toegang 24 uur per dag en zeven dagen per week. Veteranen die incidenten willen melden uit de tijd van hun inzet in missies of operaties kunnen hiervoor terecht bij het Veteranenloket of bij de commandant van hun (toenmalige) eenheid. Defensie beziet in hoeverre het noodzakelijk is om de mogelijkheid hiertoe breder onder de aandacht van veteranen te brengen.
Zie antwoord vraag 14.
Het artikel in Trouw biedt te weinig aanknopingspunten om dit bericht na te gaan.
De Nederlandse bijdrage aan de ISAF-missie is zoals gebruikelijk na beëindiging geëvalueerd. Uw Kamer is geïnformeerd dat het in Uruzgan niet mogelijk is geweest om een exact aantal slachtoffers te bepalen. Zie hiervoor de Eindevaluatie Nederlandse bijdrage aan ISAF 2006–2010 (Kamerstuk 27 925, nr. 436) en de antwoorden op eerdere Kamervragen over burgerslachtoffers in Uruzgan (Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 1203). Over de eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage is met uw Kamer gesproken.