Ingediend | 22 december 2020 |
---|---|
Beantwoord | 13 april 2021 (na 112 dagen) |
Indiener | Martijn van Helvert (CDA) |
Beantwoord door | Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z25656.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-2310.html |
Ja.
Het kabinet kan de berichtgeving niet bevestigen op basis van eigen informatie.
Het gebruik van gezichtsherkenningssoftware is op zichzelf geen schending van internationale mensenrechten, hoewel er wel vanuit diverse mensenrechtenorganen zorgen zijn geuit over het gebruik van biometrische data, zoals wordt verzameld bij gezichtsherkenningssoftware, en het effect wat een dergelijke technologie kan hebben op, bijvoorbeeld, het recht op privacy.
Met betrekking tot het gebruik van gezichtsherkenningssoftware waarbij dit wordt ingezet ter herkenning van gezichten van bepaalde bevolkingsgroepen, dient opgemerkt te worden dat op grond van internationale mensenrechtenverdragen het niet is toegestaan een onderscheid te maken op basis van bijvoorbeeld, ras, afkomst of etniciteit. Het kabinet benadrukt dat ook China zich via de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) heeft gecommitteerd aan mensenrechten, dat deze universeel zijn en dat eenieder aanspraak heeft op alle rechten en vrijheden die in de UVRM worden opgesomd – zonder enig onderscheid van welke aard ook. Het verbod op discriminatie is specifiek neergelegd in het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie, welke China heeft geratificeerd.
Indien er derhalve bij de inzet van gezichtsherkenning, en bij het gebruik van de gegevens die hierbij verzameld kunnen worden, door China onderscheid gemaakt wordt op grond van etniciteit (in dit geval de Oeigoeren) of gezichtsherkenningssoftware wordt ingezet die enkel gericht is op de specifieke gezichten van Oeigoeren, dan is het waarschijnlijk dat het discriminatieverbod zoals neergelegd in internationale mensenrechtenverdragen wordt geschonden.
Onder de OESO-richtlijnen wordt van bedrijven verwacht dat zij voorkomen en tegengaan dat hun producten worden gebruikt voor discriminerende doeleinden. China is geen lid van de OESO, wat betekent dat de Chinese overheid niet verwacht van Chinese bedrijven dat zij de OESO-richtlijnen naleven. De Wereldhandelsorganisatie (WTO) stelt geen eisen aan producten, en kent met name regels om handelsbarrières tegen te gaan.
Zie antwoord vraag 3.
Zie antwoord vraag 3.
Huawei heeft zijn positie in deze kwestie gecommuniceerd via een verklaring op de website van Huawei Nederland.2 Het bedrijf stelt onder andere dat «de applicatie niet geïmplementeerd [is] in de praktijk» en dat «onze technologieën niet [zijn] ontworpen om etnische groepen te identificeren». Het Ministerie van Buitenlandse Zaken kan deze uitleg van Huawei op basis van eigen informatie niet bevestigen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft het onderwerp van het mogelijke misbruik van de gezichtsherkenningssoftware aan de orde gesteld tijdens een recent courtesy gesprek met het bedrijf. Huawei heeft daarbij aangegeven dat dit ingaat tegen het beleid van het bedrijf. Medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn over dit onderwerp op 25 februari jl. uitgebreider in gesprek met Huawei gegaan. Daarbij hebben zij ook de zorgen van het kabinet met betrekking tot etnische profilering, discriminatie en gebruik van technologie voor mensenrechtenschendingen overgebracht en Huawei op de maatschappelijke verantwoordelijkheid gewezen.
Het kabinet heeft geen overzicht van de activiteiten van Chinese bedrijven in de EU en kan geen uitspraken doen over mogelijke bijdragen van individuele bedrijven aan onderdrukking in Xinjiang.
Nederland en (de lidstaten van) de Europese Unie volgen de mensenrechtensituatie nauwgezet. Via het postennetwerk in China houdt Nederland zich op de hoogte van de ontwikkelingen in Xinjiang en de rest van het land. Nederlandse diplomaten houden contact met bedrijven, ngo’s, en mensenrechtenverdedigers en hebben daarbij ook aandacht voor surveillance en de rol van het Chinese bedrijfsleven. De informatiepositie van Nederland wordt gesteund door samenwerking met de delegatie van de EU, gelijkgestemde landen en onderzoeksinstellingen. Gezien alles wat er al gaande is, acht ik een oproep tot een onderzoek naar Chinese bedrijven die zowel de onderdrukking en de uitbuiting van Oeigoeren in China faciliteren als actief zijn op de Europese markt, niet nodig.
De juridische basis voor het EU-exportcontrolebeleid voor dual-use goederen is de EU Dual Use Verordening. Deze voorziet niet in een «zwarte lijst»-methodiek. Controle vindt plaats op basis van een lijst van dual-use goederen die in deze EU-verordening is bijgevoegd. Deze controlelijst wordt jaarlijks geactualiseerd op basis van internationale afspraken in exportcontroleregimes over te controleren goederen en technologie. Nederlandse bedrijven zijn verplicht een exportvergunning aan te vragen als zij goederen of technologie op deze EU-controlelijst willen exporteren buiten de EU. Het kabinet maakt een inschatting van het risico dat de eindgebruiker de goederen voor ongewenst militair eindgebruik inzet. Mocht het risico op militair eindgebruik of mensenrechtenschendingen te groot zijn dan wijst het kabinet een vergunningaanvraag af. Het kabinet maakt daarbij ook gebruik van de informatie die de lidstaten van de Europese Unie delen over afgewezen vergunningaanvragen. Zo probeert de EU te voorkomen dat de ontvangers, ofwel eindgebruikers de goederen en technologie in een andere lidstaat kopen. Dit waarborgt tegelijkertijd een gelijk speelveld voor het Europese bedrijfsleven. Het kabinet is geen voorstander van de toevoeging van een «zwarte lijst» als onderdeel van het exportcontrolestelsel en benadert exportcontrole vanuit het risico dat met de levering van goederen gepaard gaat.
Ja.
Het is bekend dat Hikvision een grote speler in de surveillancesystemenmarkt is, maar het kabinet heeft geen zicht op waar camera’s en andere apparatuur van dit bedrijf geïnstalleerd zijn.
Het kabinet heeft de Europese Commissie, de Europese Dienst voor Extern Optreden en het Europese parlement gewezen op de kwetsbaarheden. Uiteindelijk ligt de verantwoordelijkheid voor het beheer van de temperatuurcamera’s bij de EU-instellingen.
Er bestaat geen compleet overzicht van de gebruikte surveillanceapparatuur binnen alle overheidsinstellingen.
Het kabinet houdt geen overzicht bij van de merkkeuzes door private partijen voor surveillanceapparatuur. Wel verwacht het kabinet van alle Nederlandse bedrijven die internationaal ondernemen dat zij de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (OESO-richtlijnen) en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) naleven. Dit houdt in dat bedrijven in kaart brengen in hoeverre zij via hun bedrijfsactiviteiten en ketenpartners verbonden zijn aan risico’s voor mens en milieu, en hun invloed aan te wenden om deze risico’s te voorkomen en aan te pakken, de aanpak hiervan te monitoren en hier verantwoording over af te leggen.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op 16 december jl. in haar gesprek met de viceminister van het Chinese Ministerie van Handel, Yu Jianhua, China opgeroepen om toegang te verlenen tot Xinjiang en bedrijven in staat te stellen hundue diligence uit te voeren. Mensenrechten zijn ook aan de orde gekomen tijdens het gesprek van Minister-President Mark Rutte en Premier Li Keqiang op 23 december 2020. Naast bilaterale kanalen spreekt Nederland China ook aan op de mensenrechtensituatie via multilaterale gremia zoals de Verenigde Naties (VN) en in EU-verband. In het recent onderhandelde Comprehensive Agreement on Investment (CAI) tussen de EU en China is overeengekomen dat China zich voortdurend zal inspannen de openstaande fundamentele ILO conventies – waaronder die over dwangarbeid – te ratificeren en implementeren. Nederland heeft zich hier tijdens de onderhandelingen hard voor gemaakt.
De Raad Buitenlandse Zaken heeft op 22 maart 2021 een pakket listings aangenomen in het kader van de EU-mensenrechtensanctieregime waarin vier personen en een entiteit verantwoordelijk voor mensenrechtenschendingen in Xinjiang sancties zijn opgelegd, conform de moties Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1596), Ploumen (Kamerstuk 35 570 V, nr. 43) en Kuzu (Kamerstuk 35 570 V, nr. 53)
Tijdens de 46e sessie van de VN Mensenrechtenraad in maart 2021 heeft Nederland in een gezamenlijke verklaring met 25 andere EU-lidstaten in de VN Mensenrechtenraad aandacht gevraagd voor onder andere de wijdverspreide surveillance en beperking van vrijheden in Xinjiang.