Kamervraag 2020Z23467

Het nieuwe investeringsbeleid van de Nederlandse ontwikkelingsbank (FMO)

Ingediend 2 december 2020
Beantwoord 25 januari 2021 (na 54 dagen)
Indiener Lammert van Raan (PvdD)
Beantwoord door Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA)
Onderwerpen economie financiën organisatie en beleid overige economische sectoren
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z23467.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-1436.html
  • Vraag 1
    Kent u het bericht «FMO zet stap naar divesteren uit fossiel»?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Klopt het dat het bestuur van FMO dit jaar nog stemt over een nieuw duurzamer investeringsbeleid?2

    Het bestuur van FMO heeft in 2020 geen besluit genomen over een nieuw investeringsbeleid. FMO werkt aan een zogenoemd «Position Statement on Phasing Out Fossil Fuels in Direct Investments». FMO heeft hiervoor op 8 oktober 2020 een oproep gedaan aan geïnteresseerde partijen om opmerkingen en suggesties te delen. Deze publieke consultatie is inmiddels afgerond en van FMO heb ik begrepen dat de bank naar aanleiding van de reacties werkt aan het wijzigen van het position statement. Naar verwachting vindt een besluit hierover plaats in het eerste kwartaal van 2021.

  • Vraag 3
    Beaamt u dat FMO direct zal stoppen met investeringen in fossiele brandstoffen, met uitzondering van aardgas, wanneer het nieuwe investeringsbeleid wordt aangenomen?

    In de «Draft Position Statement on Phasing Out Fossil Fuels in Direct Investment» schetst FMO haar keuzes ten aanzien van directe investeringen in de fossiele waardeketen. Op basis van dit concept ligt het in de lijn der verwachting dat FMO bij een positief besluit over bovengenoemd position statement gecommitteerd is aan een volledige uitfasering van directe investeringen in fossiele brandstoffen en «geen nieuwe directe investeringen doet in fossiele brandstoffen, met een tijdelijke uitzondering voor aardgas in exceptionele gevallen waar er geen haalbaar duurzaam alternatief is om toegang tot stabiele energie te garanderen».

  • Vraag 4
    Erkent u dat investeringen in alle fossiele brandstoffen, inclusief aardgas, geen verantwoorde duurzame investering is gezien het verbranden van fossiele brandstoffen klimaatverandering veroorzaakt en gas op dit moment de snelst groeiende bron van fossiele CO₂-uitstoot is?3

    Het kabinet is zich bewust van de rol van fossiele brandstoffen, inclusief aardgas, in het veroorzaken van klimaatverandering.

  • Vraag 5
    Steunt u de oproep van Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Kaag aan het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank om financiering voor alle fossiele brandstoffen (kool, olie EN aardgas) af te bouwen?4 Zo nee, waarom niet?

    Zoals beschreven in de kamerbrief «Internationaal financieren in perspectief:
    kansen pakken, resultaten boeken» van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Kamerstuk 34952–44) zet het kabinet bij multilaterale financiële instellingen in op zo ambitieus mogelijke klimaatfinancieringsdoelstellingen en uitfasering van financiering van fossiele brandstoffenprojecten.

  • Vraag 6
    Welke type fossiele brandstoffen ziet u wel afgebouwd en op welke termijn?

    Het kabinet hanteert geen mondiale uitfaseringspaden per fossiele brandstof. In de vergroening van het internationale financieringsinstrumentarium maakt het kabinet wel onderscheid en geeft het kabinet geen nieuwe steun aan steenkolenprojecten en exploratie en ontwikkeling van nieuwe voorraden olie en gas.
    Ten aanzien van FMO geldt dat zij in 2016 de «Position Statement on Coal Power Generation and Coal Mining» hebben gepubliceerd. In dit position statement geeft FMO aan dat zij koolgebaseerde energieopwekking en/of -mijnactiviteiten uitsluiten. In de «Draft Position Statement on Phasing Out Fossil Fuels in Direct Investment» geeft FMO aan dat directe investeringen in de exploratie en productie van olie en gas niet toegestaan zijn, evenals directe investeringen in energieopwekking op basis van Heavy Fuel Oil (HFO) en Life Cycle Oil (LCO) en de transmissie die gebruikt wordt om nieuwe of gestrande HFO/LCO- opwekkingscapaciteit te verbinden.

  • Vraag 7
    Beaamt u tevens dat het buitenlandbeleid en de diplomatie in lijn gebracht moeten worden met de doelstellingen van het Klimaatakkoord, zoals opgeroepen in de motie Sjoerdsma/Van Ojik: Kamerstuk 35 570 V nr. 40?

    Ja. Het kabinet voert deze motie uit en zal het parlement daarover informeren.

  • Vraag 8
    Bent u bekend met het onderzoek «Powering past oil and gas»5 die stelt dat olie en gasproductie niet bijdragen aan economische en duurzame ontwikkelingen?

    Ja. Het onderzoek stelt dat «olie en gasproductie niet noodzakelijkerwijs bijdragen aan duurzame economische en sociale ontwikkeling» en in sommige gevallen ondermijnend kan werken.

  • Vraag 9
    Bent u bekend met de andere conclusie van het onderzoek «Powering past oil and gas» dat nieuwe gasinfrastructuur in de meeste gevallen duurder is dan duurzame alternatieven?

    Ja.

  • Vraag 10
    Bent u bekend met het onderzoek «Gas, climate and Development»6 die stelt dat de vraag naar gas mondiaal gereduceerd moet worden om in lijn te blijven met een anderhalvegradenscenario?

    Ja.

  • Vraag 11
    Kunt u per conclusie aangeven of u het er mee eens bent? Zo nee, waarom niet?

    Het kabinet deelt de conclusie van «Powering past oil and gas» dat «olie en gasproductie niet noodzakelijkerwijs leidt tot duurzame economische en sociale ontwikkeling in productielanden». De sociaal economische bijdrage van olie en gasproductie is afhankelijk van de context en het door het productieland gevoerde beleid.
    Het kabinet deelt de conclusie dat hernieuwbare energie in de meeste gevallen wereldwijd inmiddels de meest kosteneffectieve energiebron is voor elektriciteitsproductie en constateert dat de kostendaling doorzet volgens de 2020 World Energy Outlook van het Internationaal Energieagentschap (IEA).
    Het kabinet deelt de conclusie van «Gas, climate and development» dat uitbreiding van de mondiale vraag naar aardgas op de lange termijn niet in lijn is met een 1,5 graden pad. Het kabinet zet er daarom bij de vergroening van het internationale financieringsinstrumentarium op in om de ontwikkeling van duurzame energie te stimuleren en het gebruik van fossiele brandstoffen, inclusief aardgas, geleidelijk af te bouwen.

  • Vraag 12
    Erkent u dat het juist de rol van instellingen, zoals ontwikkelingsbank FMO, is om met hun investeringen bij te dragen aan de betaalbaarheid van nieuwe, duurzame alternatieven?

    Financiële instellingen zoals FMO hebben een aanjaagfunctie als het gaat om de ontwikkeling van nieuwe, duurzame alternatieven. FMO stimuleert de ontwikkeling van innovatieve producten en diensten middels haar investeringen en zet in op duurzame ontwikkeling in het algemeen. Dit draagt bij aan de beschikbaarheid en betaalbaarheid van nieuwe, duurzame alternatieven.

  • Vraag 13
    Klopt het dat FMO fondsen beheert voor de ministeries van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken van de Nederlandse overheid?

    Ja, FMO beheert verschillende fondsen voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken, zoals «MASSIF», «Building Prospects», «Access to Energy Fund» en «Dutch Fund for Climate and Development». FMO beheert geen fondsen voor het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

  • Vraag 14
    Klopt het dat, gebaseerd op het bovenstaande, verwacht mag worden dat ook de Nederlandse Staat en al haar deelnemingen in lijn met de doelstellingen van het Klimaatakkoord moet investeren? Zo nee, waarom niet en hoe legt u deze discrepantie uit aan de Nederlandse burger?

    De staat als aandeelhouder ziet erop toe dat het in staatsdeelnemingen geïnvesteerde maatschappelijke vermogen op verantwoorde wijze wordt beheerd door de deelnemingen. In dat licht is de staat van mening dat staatsdeelnemingen een goed begrip dienen te hebben van de mogelijke impact van klimaatverandering op hun bedrijfsactiviteit en dat zij verantwoordelijkheid nemen voor hun impact op klimaatverandering. De staat verwacht dat staatsdeelnemingen vooroplopen in klimaat- en milieuprestaties in hun sector, inclusief initiatieven om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Dit betekent dat staatsdeelnemingen proactief maatregelen dienen te nemen om nadelige milieueffecten te verminderen, naast naleving van nationale en internationale milieueisen. De staat is echter aandeelhouder op afstand. Het is aan deelnemingen zelf om te bepalen hoe individuele investeringen zich verhouden tot klimaat gerelateerde doelstellingen en andere (impact) doelstellingen. Deze uitgangspunten gelden ook voor FMO.
    FMO heeft zichzelf ten doel gesteld met haar investeringen bij te dragen aan de Sustainable Development Goals en heeft een focus op SDG 13, Climate Action. FMO heeft in 2013 doelstellingen opgesteld om de bijdrage aan CO2-uitstoot te verminderen. De bank heeft verder het doel gesteld om de portfolio in lijn te brengen met de 1,5-graaddoelstelling. Daarnaast streeft de bank ernaar om de broeikasgasefficiëntie van de portfolio te verbeteren met specifieke jaarlijkse doelstellingen en financiert FMO koolstofnegatieve transacties.

  • Vraag 15
    Beaamt u dat er een verantwoordelijkheid is weggelegd voor de Staat om er voor te zorgen dat FMO in lijn met de doelstellingen van het Klimaatakkoord investeert, gezien de Staat als aandeelhouder erop toe ziet dat geïnvesteerde maatschappelijke vermogen op verantwoorde wijze wordt beheerd door de deelneming?

    Zie antwoord vraag 14.

  • Vraag 16
    Kunt u deze vragen uiterlijk op 15 december 2020 beantwoorden voordat het bestuur van FMO een beslissing neemt over het nieuwe investeringsbeleid, welke gepland staat voor de kerstvakantie?

    In mijn brief van 9 december 2020 heb ik toegelicht dat de antwoorden met het oog op nadere afstemming met de betrokken departementen niet binnen de gevraagde termijn beantwoord konden worden. De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord. Belangrijk hierbij te vermelden is dat het bestuur van FMO in 2020 geen besluit heeft genomen over het position statement.

  • Mededeling - 9 december 2020

    Het lid Van Raan (PvdD) heeft op 2 december 2020 schriftelijke vragen gesteld over het investeringsbeleid van FMO. Hij vraagt mij «deze vragen uiterlijk op 15 december 2020 te beantwoorden voordat het bestuur van FMO een beslissing neemt over het nieuwe investeringsbeleid, welke gepland staat voor de kerstvakantie». De antwoorden kunnen met het oog op nadere afstemming met de betrokken departementen niet binnen de gevraagde termijn beantwoord worden. Belangrijk hierbij te vermelden is dat het bestuur van FMO in 2020 geen besluit zal nemen over het investeringsbeleid. Uw Kamer ontvangt de antwoorden zo spoedig mogelijk.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2020Z23467
Volledige titel: Het nieuwe investeringsbeleid van de Nederlandse ontwikkelingsbank (FMO)
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20202021-1436
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Van Raan over het nieuwe investeringsbeleid van de Nederlandse ontwikkelingsbank (FMO)