Ingediend | 30 november 2020 |
---|---|
Beantwoord | 14 januari 2021 (na 45 dagen) |
Indieners | Lisa Westerveld (GL), Niels van den Berge (GL) |
Beantwoord door | Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Bas van 't Wout (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
Onderwerpen | gezin en kinderen sociale zekerheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z23145.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-1337.html |
Ja, ik ken het artikel. Dit opiniestuk ziet op een individuele casus van een alimentatie betalende vader die het belang schetst van periodieke herberekening van kinderalimentatie. Hoewel ik niet kan ingaan op individuele casuïstiek, vind ik dat het in eerste instantie aan ouders zelf is om bij gewijzigde omstandigheden samen tot nieuwe afspraken over de kinderalimentatie te komen. Mochten ouders hier niet uitkomen, zoals in het artikel wordt beschreven, dan kunnen zij zich hiermee tot de rechter wenden.
Ja dat klopt.
Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de ex-partners om te pogen onderling tot een oplossing te komen. Uit onderzoek is gebleken dat de kans op een duurzame oplossing het grootst is als partijen hun geschillen zoveel mogelijk in onderling overleg oplossen.2 Dit geldt te meer in familierechtzaken waarbij kinderen betrokken zijn. Het onderling oplossen van geschillen op een bestendige manier voorkomt dat kinderen beschadigd raken. Het is daarom belangrijk dat ouders en kinderen in deze zaken goed worden ondersteund.3 Een derde, zoals een mediator of een advocaat, kan ouders helpen bij het maken van deze afspraken. Het kabinetsbeleid is er dan ook op gericht geschillen, waar mogelijk, op te lossen door middel van het bereiken van onderlinge overeenstemming, al dan niet met behulp van een derde.4
Indien ex-partners er desondanks onderling niet uitkomen kan het geschil aan de rechter worden voorgelegd.
Dat ouders als ze er samen niet uitkomen het geschil aan een rechter moeten voorleggen acht ik niet onwenselijk. Ook als partijen elkaar in rechte betrekken, kan een rechter partijen overigens desgewenst in elke stand van het geding naar mediation verwijzen. Deze inbedding van mediation binnen de rechtspraak is bekend onder de naam «mediation naast rechtspraak».
Ik wijs er overigens op dat het aantal afgehandelde procedures bij de rechtbank over kinderalimentatie sinds 2015 flink is gedaald. Dat komt vooral door een sterke daling (40%) van het aantal afgehandelde wijzigingsprocedures. Het aantal afgehandelde vaststellingsverzoeken is ten opzichte van 2015 licht gestegen – ook al is in dit aantal sinds 2018 een dalende trend te zien. Het lijkt erop dat het ex-partners steeds beter lukt om onderling afspraken te maken over (wijziging van) de kinderalimentatie.
Het is van belang dat ouders met elkaar in gesprek blijven om zaken zoals kinderalimentatie en omgang met de kinderen goed te regelen. In een ouderschapsplan spreken ouders dikwijls af dat periodiek wordt bezien of er aanleiding bestaat de alimentatie te herzien. In het programma Scheiden zonder Schade ontwikkelen we een nieuwe scheidingsaanpak, waarbij ook wordt bekeken of de gezinsvertegenwoordiger periodiek met ouders aan tafel gaat om het ouderschapsplan te evalueren. Het moet geen statisch instrument zijn, want zaken veranderen. Ouders krijgen een nieuwe relatie, een nieuwe baan en het ouderschapsplan kan daar goed op worden aangepast. Ik wil dit niet vanuit de overheid verplichten. Deze verantwoordelijkheid ligt primair bij ouders.
Het LBIO heeft als wettelijke taak de inning van, onder meer, achterstallige kinderalimentatie. Een wijzigingsbevoegdheid van het LBIO past naar mijn mening niet bij de huidige wettelijke taken van het LBIO. Het zou ook tot onduidelijkheid kunnen leiden bij rechtszoekenden indien één instantie zich bezighoudt met wijziging en inning van kinderalimentatie. Bij een wijziging in het inkomen van de alimentatieplichtige informeert het LBIO diegene wel over de mogelijkheid tot wijziging van de alimentatie.
Als er recht op kinderalimentatie bestaat, is het aan de alimentatiegerechtigde om te bepalen hoe de alimentatie wordt besteed. Het afleggen van (periodieke) verantwoording over de besteding van de kinderalimentatie past hier niet bij. Daarnaast kan iedere uitgave zorgen voor een discussie tussen ex-partners en daarmee conflicten in de hand werken. Daarvan ben ik geen voorstander; mijn beleid is gericht op de-escalatie. Ik kan me voorstellen dat ouders in goed overleg afspraken maken over bepaalde bestedingen, zoals over de contributie van de sportclubs. Ik vind een verplichte periodieke financiële verantwoording echter niet wenselijk.
Het klopt dat het recht op kinderbijslag in beginsel aan één ex-partner wordt uitbetaald. De samenloopregels van de Algemene Kinderbijslagwet bepalen aan welke ouder. Doorgaans is dit de ex-partner waar de kinderen, na de scheiding, wonen. Wel kan de ouder die de kinderbijslag krijgt uitbetaald bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) een verzoek indienen om de kinderbijslag geheel of in gedeelten aan de andere ouder uit te laten betalen.
Het klopt dat de ex-partner aan wie de kinderbijslag wordt toegekend ook het kindgebonden budget ontvangt. In tegenstelling tot de kinderbijslag is het kindgebonden budget een huishoudgebonden toeslag, die wordt berekend op basis van het huishoudinkomen van de ouder die de kinderbijslag ontvangt. Bij voorkeur is dit de minstverdienende ouder, omdat deze het hoogste bedrag ontvangt. Het (huishoud)inkomen van de andere ouder blijft daarbij buiten beschouwing.
Het kindgebonden budget maakt onderdeel uit van de draagkrachtberekening van de ex-partner die het budget ontvangt. In de berekening van ieders bijdrage aan de kosten van het kind naar draagkracht wordt rekening gehouden met financiële ongelijkheid tussen beide ex-partners, die zou kunnen ontstaan door het ontvangen van kindgebonden budget. Zo kan het zijn dat ook als beide ouders dezelfde kosten maken, één van de ouders een bijdrage (kinderalimentatie) aan de andere ouder verschuldigd is. In de lopende bewustwordingscampagne rondom life-events besteedt de Belastingdienst opnieuw extra aandacht aan scheiden en de fiscale gevolgen daarvan. Daarbij wordt ook ingegaan op co-ouderschap en de toegang tot het kindgebonden budget. Daarnaast worden echtscheidingsadvocaten en mediators geïnformeerd. In 2020 zijn ouders van wie bekend werd dat zij gescheiden zijn ook persoonlijk benaderd met een gezamenlijke brief van de SVB en de Belastingdienst/Toeslagen met uitleg over de gevolgen van de scheiding voor het recht op (uitbetaling van) het kindgebonden budget. Of deze brief op reguliere basis verstuurd gaat worden dient nog bepaald te worden.
Zoals ik in het antwoord op vraag 7 heb genoemd, wordt financiële ongelijkheid door het ontvangen van kindgebonden budget meegenomen in de alimentatieberekening.
Bij de beantwoording van vragen 2 en 3 heb ik reeds genoemd dat het maken van onderlinge afspraken tussen ouders de voorkeur heeft boven het zetten van juridische stappen. Zo nodig met behulp van een mediator, advocaat of ondersteuning vanuit de gemeente. Als dit niet lukt dan is het een recht van ouders om naar de rechter te stappen. Aangezien ouders het ook gezamenlijk hadden kunnen regelen vind ik dat geen onnodige belasting voor ex-partners. Voor de rechterlijke macht is het onderdeel van hun rechterlijke taak. Een bindende geschillencommissie zal alleen een finale oplossing kunnen geven in geval beide ouders instemmen met het bindend advies. Het risico is dan ook aanwezig dat dit een extra juridische stap wordt en ouders zich nadien toch nog tot de rechter wenden. Ik zie dan ook weinig toegevoegde waarde in het instellen van een geschillencommissie voor alimentatiezaken, zeker niet gezien de dalende trend van het aantal rechtszaken.
Hierbij deel ik u mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat de schriftelijke vragen van de leden leden Westerveld en Van den Berge (beiden GroenLinks), van uw Kamer aan de Minister voor Rechtsbescherming over de kinderalimentatie. (ingezonden 30 november 2020) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.