Ingediend | 24 november 2020 |
---|---|
Beantwoord | 18 december 2020 (na 24 dagen) |
Indieners | Evert Jan Slootweg (CDA), Mustafa Amhaouch (CDA) |
Beantwoord door | Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
Onderwerpen | economie ondernemen |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z22581.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-1168.html |
Ja.
Mijn indruk is niet dat er een relatie is tussen de diversiteit van het Nederlandse bankenlandschap en het feit dat er steeds minder bankfilialen zijn. Wel is relevant dat Nederlandse consumenten en bedrijven veel en graag gebruik maken van digitale bankdiensten. In de afgelopen jaren is het gebruik van digitaal bankieren sterk toegenomen, waardoor er over het algemeen minder vraag is onder consumenten en bedrijven om naar een fysiek loket te gaan om bankzaken te regelen. Om de kosten te drukken, ook voor rekeninghouders, is het niet onlogisch dat banken daar op inspelen en locaties samenvoegen of sluiten op plekken weinig klanten komen. Daarnaast constateer ik dat er ook banken zijn die ervoor kiezen om zich te onderscheiden door extra fysieke vestigingen openen.
Ik vind het belangrijk dat mensen die wel gebruik willen maken van fysieke dienstverlening, hier voldoende toegang toe hebben. Het sluiten van fysieke punten, of dit nu bankkantoren zijn of geldautomaten, mag er niet toe leiden dat mensen buiten de boot vallen. Om deze reden is dit onderwerp een belangrijk aandachtspunt in het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB).
Zie antwoord vraag 2.
Een overzicht van het aantal bankkantoren in Nederland is terug te vinden in de Jaarrapportage van het MOB, die ik jaarlijks naar de Kamer stuur. Hieronder vindt u een overzicht van het totaalaantal bankkantoren in Nederland tussen 2009 en 2019 (laatst beschikbare cijfers).2 Ik beschik niet over informatie over hoeveel fte hiermee gemoeid zijn.
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
3.186
2.917
2.700
2.513
2.182
1.863
1.759
1.672
1.614
1.487
1.260
In principe zijn de banken zelf verantwoordelijk voor hun eigen dienstverlening en de toegang van hun klanten hiertoe, inclusief de bankkantoren. Omdat het betalingsverkeer een belangrijke maatschappelijk functie heeft is in 2002 het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB) opgericht. In het MOB spreken vertegenwoordigers van groepen die gebruik maken van het betalingsverkeer (consumenten, ouderen, mensen met een beperking, bedrijven) met de aanbieders van het betalingsverkeer, waaronder banken, over de maatschappelijke inrichting van het betalingsverkeer. Eén van de hoofddoelen van het MOB is om afspraken te maken over de toegankelijkheid en bereikbaarheid van het betalingsverkeer. DNB zit het MOB voor en verzorgt het secretariaat. Dit doet DNB mede vanuit haar wettelijke taak om de goede werking van het betalingsverkeer te bevorderen.3
In 2018 is in het MOB uitgebreid onderzoek gedaan naar de toegankelijkheid van het betalingsverkeer in Nederland. De resultaten hiervan zijn beschikbaar op de website van DNB.4 Op basis van dit onderzoek wordt er in MOB-verband gewerkt aan verschillende initiatieven om knelpunten in de toegankelijkheid van betaaldiensten op te lossen. Zo wordt er samengewerkt aan initiatieven voor het verlenen van fysieke bankdiensten in publieke ruimten zoals bibliotheken, meer huis-aan-huis coaches en aan gezamenlijke lokale servicepunten waar klanten van meerdere banken terecht kunnen om fysieke bankdiensten af te nemen. Daarnaast wordt er ook bekeken hoe klanten ondersteund kunnen worden bij het ontwikkelen van vaardigheden om gebruik te maken van digitale bankdiensten. Het MOB doet in de eerste helft van 2021 een tussenevaluatie van de toegankelijkheid van het betalingsverkeer.
Zie antwoord vraag 5.
De Wereldbank verzamelt informatie over het aantal bankkantoren per 100.000 inwoners op globaal niveau.5 Hieruit blijkt het volgende (cijfers over 2019):
Nederland
Duitsland
Oostenrijk
België
Frankrijk
Denemarken
9,2
11,0
11,9
32,4
34,3
20,0
Bij deze cijfers moet rekening gehouden worden met het feit dat Nederland het meest dichtbevolkte land is in dit rijtje. Minder dicht bevolkte landen hebben meer kantoren nodig om een goede spreiding te hebben over het hele land, wat kan leiden tot een hoger aantal kantoren per 100.000 inwoners.
De afname van het aantal bankkantoren is voor een groot deel toe te schrijven aan een afnemende vraag. Consumenten en bedrijven voelen zich in toenemende mate comfortabel met digitaal bankieren. In het algemeen kunnen klanten nog steeds persoonlijke gesprekken voeren met banken, maar dan vaker thuis via de telefoon of videogesprek, in plaats van een fysiek bankkantoor. Voor het overgrote gedeelte van consumenten leidt het sluiten van fysieke bankkantoren niet tot een slechtere dienstverlening.
Echter, zoals ik eerder heb aangegeven, zijn er groepen die wel afhankelijk zijn van fysieke dienstverlening. Ik vind dat banken voor deze groepen moeten zorgen dat er voldoende mogelijkheden zijn om zelfstandig te kunnen bankieren. Dit hoeft niet per se in de vorm van het lokale bankkantoor, maar kan ook op andere manieren, bijvoorbeeld door bankmedewerkers die bij klanten thuis langs komen (huis-aan-huis coaches). Ik zal daarom in het MOB aandacht blijven vragen voor een goede toegankelijkheid van fysieke bancaire dienstverlening voor mensen die daar behoefte aan hebben.
Ik heb al langer aandacht voor de goede toegang tot opneem- en afstortmogelijkheden voor contant geld. Contant geld speelt een belangrijke rol in het betalingsverkeer, daarbij is relevant dat bepaalde groepen afhankelijk zijn van het gebruik van contant geld. Daarnaast heeft contant geld een belangrijk terugvalfunctie bij storingen in het girale betalingsverkeer. Het is daarom belangrijk dat de infrastructuur voor contant geld voldoende is. Zoals ik eerder heb aangegeven doet DNB onderzoek naar de chartale infrastructuur op de middellange termijn, en hoe deze eruit dient te zien om een goede toegang tot contant geld te waarborgen. De uitkomsten van dit onderzoek worden in de zomer van 2021 verwacht en zal ik met de Kamer delen.
Zie antwoord vraag 8.