Ingediend | 12 november 2020 |
---|---|
Beantwoord | 1 december 2020 (na 19 dagen) |
Indiener | Lodewijk Asscher (PvdA) |
Beantwoord door | Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
Onderwerpen | organisatie en beleid werk |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z21393.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-966.html |
Ja, de problemen zijn door de Stichting Omscholing Dansers Nederland (ODN) bij mij onder de aandacht gebracht.
Ik vind het een zeer goede zaak dat werkgevers en werknemers in de danssector in hun cao afspraken hebben gemaakt over leeftijdsbewust loopbaanbeleid en de financiering van omscholing via ODN. De danssector is daarin een goed voorbeeld voor andere sectoren in de culturele sector en in de bredere arbeidsmarkt, waar collectieve afspraken op dit punt soms ontbreken.
Ik betreur het dan ook dat een goed voorbeeld als het ODN nu in zwaar weer is gekomen. Afspraken over scholing zijn echter, net als afspraken over loon of werktijden, geen verantwoordelijkheid van de overheid, maar van werkgevers en werknemers. Deze afspraken kunnen én moeten worden besproken aan de cao-tafel en vervolgens door de werkgevers worden toegepast, in lijn met de Fair Practice Code.
Uit gesprekken met het veld is naar voren gekomen dat niet alle dansgezelschappen de in de vorige cao (tot 1 januari 2020) opgenomen premie van 3% bruto maandsalaris hebben afgedragen aan ODN. Hiertoe waren zij niet verplicht. Het knelpunt lijkt vooral te zitten bij gezelschappen buiten de basisinfrastructuur, die doorgaans kleinere budgetten hebben. Van deze gezelschappen wordt gezegd dat zij andere afwegingen maken ten aanzien van de omscholing van dansers via ODN, zoals het versterken van hun producties of de ontwikkelbehoeftes van andere werknemers.
Daarnaast is er door de sociale partners de tentatieve cao-afspraak gemaakt om per 1 januari 2021 de werkgeversbijdrage aan ODN fors te verhogen van 3 naar 11,9%. De premieverhoging is echter afgesproken onder de voorwaarde van ophoging van de instellingsubsidies in de periode 2021–2024. De sociale partners hebben zich met deze verhoging gebaseerd op een sectoradvies van de RvC van juni 2018. Op dit punt is het advies door OCW niet gevolgd, in afweging van andere doelen van het cultuurbeleid (zoals verbreding van het bestel) en om de reden dat fair practice in alle gevallen het uitgangspunt moet zijn, onafhankelijk van hogere of lagere subsidies.
Zie het antwoord op vraag 3.
Voor de beantwoording van deze Kamervragen heb ik de reguliere termijnen gevolgd.