Ingediend | 22 oktober 2020 |
---|---|
Beantwoord | 17 november 2020 (na 26 dagen) |
Indiener | Rudmer Heerema (VVD) |
Beantwoord door | Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
Onderwerpen | onderwijs en wetenschap organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z19471.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-817.html |
Ja.
Artikel 4 van de Wet op het voortgezet onderwijs geeft aan dat burgemeester en wethouders van een gemeente een regeling opstellen op basis waarvan ouders een vergoeding krijgen voor vervoerskosten indien hun kind door een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer is aangewezen. Deze regeling eerbiedigt de op godsdienst of levensbeschouwing van de ouders van de leerling berustende keuze van een school.
De dichtstbijzijnde school is de school die past bij de religieuze of levensbeschouwelijk overtuiging van de ouders en die tevens het gewenste onderwijs kan bieden. Het is niet toegestaan dat de regeling ouders dwingt een dichterbij gelegen school te kiezen.
De prestaties van een school zijn in de Wet op het voortgezet onderwijs niet genoemd als mogelijke voorwaarde van een door burgemeester en wethouders op te stellen regeling voor vervoerskosten.
Het is aan de ouders te bepalen welke school hun voorkeur heeft. Of die school in een andere gemeente is of dat de inspectie van het onderwijs intensief toezicht houdt op die school is niet relevant. Het gaat om de dichtstbijzijnde school van hun religieuze of levensbeschouwelijke overtuiging. Ik acht het niet wenselijk dit recht van ouders te beperken door specifieke kwaliteitseisen aan scholen te stellen. Het is aan de inspectie van het onderwijs om vast te stellen of een school aan de wettelijke eisen voldoet en bij tekortkomingen herstelopdrachten te geven.
Zie antwoord vraag 3.
Zie antwoord vraag 3.
Zie antwoord vraag 3.
Zie antwoord vraag 3.
Nee, daar is geen aanleiding toe. Het is ouders niet aan te rekenen dat een school op enig moment zeer zwak is. Ik wil niet treden in hun schoolkeuze. Het is mijn verantwoordelijkheid dat een zeer zwakke school zich binnen een jaar verbetert en, indien de school daar niet in slaagt, te overwegen of beëindiging van de bekostiging gewenst is.