Ingediend | 22 oktober 2020 |
---|---|
Beantwoord | 25 november 2020 (na 34 dagen) |
Indiener | Jasper van Dijk |
Beantwoord door | Bas van 't Wout (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
Onderwerpen | organisatie en beleid sociale zekerheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z19464.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-916.html |
Het kabinet zet zich – samen met gemeenten en maatschappelijke organisaties – in om financiële problemen zoveel mogelijk te voorkomen en terug te dringen. Helaas kan dit niet altijd voorkomen worden. Er staat gelukkig een goede infrastructuur in Nederland om mensen in armoede en met schulden te ondersteunen en dak- en thuisloze mensen te helpen, met een belangrijke rol voor gemeenten en maatschappelijke organisaties. Het kabinet heeft in de afgelopen jaren actief geïnvesteerd in de aanpak van armoede en schulden, onder meer via de brede schuldenaanpak en de ambities kinderarmoede. In aanvulling hierop heeft het kabinet in het licht van de coronacrisis extra middelen beschikbaar gesteld voor de aanpak van armoede en schulden (Kamerstuk 24 515, nr. 569).
Zie antwoord vraag 1.
Gemeenten hebben een belangrijke rol in het ondersteunen van mensen wanneer zij kampen met financiële problemen. Gemeenten hebben dan ook de mogelijkheid om maatwerk te bieden en personen, die buiten de criteria van de voedselbank vallen, te ondersteunen. Het Rode Kruis geeft voor een belangrijk deel voedselhulp aan vreemdelingen zonder recht op verblijf. Die groep wordt in principe niet ondersteund door de voedselbanken. Vreemdelingen zonder recht op verblijf zijn uitgesloten van sociale voorzieningen maar hebben op basis van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) wel recht op bed, bad en brood wanneer zij in een situatie van extreme armoede verkeren. Zij kunnen in Nederland in verschillende gemeenten terecht bij een (pilot) Landelijke Vreemdelingen Voorziening.
Het Rode Kruis en de voedselbanken ontvangen voor het bieden van noodzakelijke voedselhulp geen financiële ondersteuning vanuit de rijksoverheid. Veel gemeenten bieden deze ondersteuning wel. Het kabinet heeft in het kader van de corona crisismaatregelen aan Voedselbanken Nederland eenmalig een subsidie van vier miljoen euro als vangnet voor het calamiteitenfonds beschikbaar gesteld, mochten de middelen in hun calamiteitenfonds niet toereikend zijn. De Staatssecretaris heeft de Kamer op 16 november jl. nader geïnformeerd over de stand van zaken bij de voedselbanken en de bereidheid van het kabinet om de eerder toegekende vier miljoen euro subsidie uit te breiden met ESF+ middelen en gezamenlijk met Voedselbanken Nederland een aanpak te ontwikkelen die past bij de verwachte toename van de problematiek.
Het kabinet is niet voornemens de kostendelersnorm af te schaffen. Wel is het onderzoek van Significant APE (zie het antwoord op vraag 6) aanleiding voor het kabinet, zoals in de kabinetsreactie op het onderzoek is aangegeven, om te verkennen of het mogelijk is de kostendelersnorm anders vorm te geven. Dit rekening houdend met de huidige financiële kaders en de uitgangspunten dat werken moet lonen, dat stapeling van meerdere bijstandsuitkeringen op één woonadres ongewenst is en dat er schaalvoordelen zijn omdat woonkosten gedeeld kunnen worden. Het kabinet denkt daarbij aan een situatie waarbij voor de hoofdbewoner betaling van de vaste woonkosten gewaarborgd is. De verkenning wordt zo snel mogelijk uitgevoerd en het kabinet streeft ernaar uw Kamer over de uitkomsten begin 2021 te informeren.
Met de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) heeft het kabinet stappen gezet om te zorgen dat tijdelijk werk daadwerkelijk tijdelijk wordt ingezet. De rapporten van de commissie Regulering van Werk en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) laten zien dat het kabinet de laatste jaren in de goede richting beweegt, door in een gelijktijdige beweging de verschillen tussen vaste en flexibele contractvormen te verkleinen. Uw Kamer heeft onlangs de kabinetsreactie op beide rapporten ontvangen (Kamerstuk 29 544, nr. 1028). Het kabinet zal de komende maanden voorbereidingen treffen die het volgende kabinet in staat stelt om de aanbevelingen uit de rapporten verder ter hand te nemen.
Het kabinet is bekend met de uitkomsten van het FNV-onderzoek waarin een verhoging van het minimumloon naar 14 euro bruto per uur wordt voorgesteld. Afhankelijk van de normale arbeidsduur in de betreffende sector zou dit een verhoging van het minimumloon met 30 tot 40 procent betekenen. Door de samenhang van het minimumloon met de uitkeringshoogten in de sociale zekerheid, waaronder bijvoorbeeld de bijstand, AOW en Anw, heeft een dergelijke maatregel een zeer omvangrijk budgettair effect dat volgens het CPB4 oploopt tot 24,7 miljard euro. Het CPB wijst verder op negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid in varianten waarbij minimumloon en socialezekerheidsuitkeringen worden verhoogd. De effecten lopen bij verdergaande verhogingen meer dan evenredig op, tot een verlies van werkgelegenheid van -3,5 procent bij een minimumloonverhoging met 40 procent.
Het kabinet hecht waarde aan een zorgvuldige afweging tussen de inkomenszekerheid van WML-verdieners enerzijds en de effecten die de hoogte van het WML heeft op sociale zekerheidsuitgaven en werkgelegenheid anderzijds. Mede in het licht van de forse effecten van de coronacrisis op bedrijvigheid en de arbeidsmarkt acht het kabinet een forse verhoging van het WML op dit moment niet opportuun. Het kabinet blijft de hoogte en werking van het minimumloon echter wel kritisch bekijken. Zo houdt het kabinet de inkomenspositie van werkenden aan de basis van het loongebouw goed in de gaten. Ook heeft het kabinet het CPB verzocht een nadere analyse te doen naar verdere economische en maatschappelijke effecten van een minimumloonverhoging. Denk hierbij aan de effecten op de lonen boven het wettelijk minimumloon, op economische groei en het risico op armoede van werkenden die het minimumloon verdienen. De uitkomsten van dit onderzoek worden voor het einde van dit jaar verwacht. Een verhoging van het WML wordt ook betrokken bij de uitwerking van alternatieven voor het toeslagenstelsel, in voorbereiding op de aankomende formatie. Gelet op de mogelijke omvang van een eventuele stelselherziening ligt het in de rede dat de brede discussie over inkomensbescherming via minimumloon, het sociaal minimum en toeslagen, en de vormgeving van het stelsel door het volgende kabinet wordt gevoerd. De opbrengst van de genoemde onderzoeken maakt het mogelijk het debat hierover met kennis van zaken te voeren.
Het onderzoek van Significant APE is met kabinetsreactie op 6 november jl. (Kamerstuk 34 325, nr. 199) aan de Kamer aangeboden. Zie ook het antwoord op vragen 5, 7 en 8 hierna.
Zie antwoord vraag 5.
Zie antwoord vraag 5.