Ingediend | 9 oktober 2020 |
---|---|
Beantwoord | 11 november 2020 (na 33 dagen) |
Indiener | Tjeerd de Groot (D66) |
Beantwoord door | Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | dieren landbouw |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z18408.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-763.html |
Ja.
Het is in de eerste plaats belangrijk om te melden dat dit gaat om 97 onderzochte mensen. Er zijn meer medewerkers/familieleden op deze bedrijven, niet iedereen is getest. Op sommige bedrijven zijn alleen de mensen getest die klachten hadden, hierdoor vind je een hoger aandeel positieven. Daarnaast is het zo dat de genetische stamboom van de virussen uit het aangehaalde onderzoek dicht bij elkaar liggen. Het is echter onbekend of sprake is van nerts-mens besmetting of nerts-mens-mens. De besmettingsroute van de mensen die ziek zijn geweest, is niet meer te achterhalen. Ze lijken wel binnen het bedrijf besmet te zijn geraakt. Deze onderzoeksresultaten laten geen verspreidingen buiten de bedrijven zien. Deze virussen worden niet in de postcodegebieden buiten de bedrijven aangetroffen.
Wat bovendien van belang is, is dat ook in dit onderzoek is vastgesteld dat het virus niet via de lucht wordt verspreid. Het risico voor omwonenden is verwaarloosbaar. Het RIVM heeft deze bevindingen uit dit onderzoek meegenomen in de OMT-Z adviezen.
Conclusies daarover zijn alleen mogelijk als de mensen intensief zijn bemonsterd en onderzocht op SARS-CoV-2 zodat hiermee het besmettingsmoment nauwkeurig kan worden geschat. Daarnaast zullen de sequenties van de virussen, die zijn gevonden bij deze besmette mensen en nertsen, bepaald moeten worden. En tenslotte moet de contactgeschiedenis van de besmette personen nauwkeurig in beeld zijn gebracht. Veel van deze gegevens moeten direct zijn verzameld, achteraf is dat vaak niet meer mogelijk. Deze 66 besmettingen worden daarom nu niet meer verder onderzocht op of deze mensen besmet zijn geraakt via direct contact met nertsen, of via andere besmette personen op de bedrijven.
Onder leiding van de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht wordt uitgebreid onderzoek gedaan naar de besmettingsbron(nen) van de besmette nertsenbedrijven. Voor nu geldt dat mensen geadviseerd wordt om bij klachten zich te laten testen. Niet alle medewerkers worden dus getest. Testen (PCR) kan via de GGD teststraten, en in het Bron- en contactonderzoek (BCO) wordt gevraagd wat voor werk mensen doen. Er is dus geen compleet beeld van hoeveel medewerkers er besmet zijn geraakt op deze bedrijven.
Die informatie is onjuist. Op 28 mei heb ik een hygiëneprotocol verplicht gesteld. Dit protocol is daarna, naar aanleiding van voortschrijdend inzicht, verschillende keren bijgewerkt.
Op 20 mei heb ik nertsenhouders verplicht mee te werken aan een landelijke screening (serologisch onderzoek) en wekelijks kadavers in te sturen van natuurlijk gestorven nertsen om deze te laten onderzoeken op SARS-CoV-2 (early warning). De voorbereiding daarvan, het aanpassen van de regelgeving en het praktisch inregelen door de GD en de NVWA, was al eerder begonnen.
Nee. Zie het antwoord op vraag 7.
Het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen op besmette bedrijven is ingesteld op 26 april. Op 10 juli heb ik uw Kamer gemeld dat het gebruik van niet medische mondkapjes bij het werken in de stallen op alle bedrijven verplicht werd, door dit op te nemen in het hygiëneprotocol.
Nee. Bij het overleg eind april naar aanleiding van de eerste besmetting is de bescherming van het personeel geagendeerd en het RIVM en de lokale GGD gevraagd hierop te adviseren. Vervolgens is een hygiëneprotocol opgesteld, inclusief het gebruik van persoonlijke beschermingsmaatregelen.
Nee, zie het antwoord op vraag 9.
Er is op 20 juli niet besloten een versterkte screening in te stellen. Ook is er op 20 juli geen advies van het OMT-Z gegeven een versterkte screening in te stellen. Wel adviseerde het OMT-Z op 17 juli: Het is van belang om het bestaande Early Warning Surveillance te continueren. Deze kan mogelijk nog verbeterd worden door het toevoegen van onderzoek van stofmonsters uit de stal. Ook adviseert het OMT-Z om een herhaling van de serologische screening te overwegen.Er is niet voor gekozen de early warning uit te breiden met stofmonsters. Wel is later, in september, de serologisch screening in het risicogebied herhaald.
In het OMT advies van 24 augustus wordt specifiek geadviseerd: het verhogen van het minimale aantal dode dieren in de Early Warning. Dat advies is opgevolgd.
Er is verplicht gesteld dat de medewerkers, die de nertsen verzorgen, zich met de volledige NAW-gegevens en telefoonnummer, moeten registeren. Er kan niet worden geëist dat alle medewerkers zich laten testen. Daarnaast waren niet alle medewerkers meer op de bedrijven of in Nederland aanwezig.
De indruk is dat de hygiënemaatregelen en -protocollen voldoende worden nageleefd. De NVWA heeft nauwelijks afwijkingen geconstateerd. Het gegeven dat buiten het risicogebied nog steeds geen nertsenbedrijven besmet zijn onderbouwt deze stelling ook.
Onder leiding van de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht wordt intensief onderzoek gedaan naar de insleeproutes van de besmette bedrijven. Alle mogelijke routes worden daarbij onder de loep genomen. Ondanks deze inspanningen is het tot op heden niet mogelijk gebleken te achterhalen op welke manier het virus tussen bedrijven spreidt. Ook in Denemarken wordt onderzoek gedaan en ook daar is nog geen antwoord op de vraag hoe de bedrijven besmet raken gevonden.
Het is niet aangetoond dat de tien tot twintig laatste bedrijven door één bron besmet zijn. De virussen, die op deze bedrijven zijn gevonden, behoren tot eenzelfde cluster. In het OMT advies van 17 juli wordt daar het volgende over gezegd: Binnen zo’n cluster kan sprake zijn van blootstelling aan een gemeenschappelijke bron of verspreiding tussen bedrijven.De laatste optie «verspreiding tussen bedrijven» is veel plausibeler dan de eerste «één gemeenschappelijke bron». Gezien de spreiding in de tijd van de uitbraken is één gemeenschappelijke bron niet waarschijnlijk. Als er ondanks dat toch sprake zou zijn van één gemeenschappelijke bron, was deze waarschijnlijk wel gevonden. In dat geval zouden al deze besmette bedrijven één gemeenschappelijke factor moeten hebben. Die is niet gevonden.
Ik weet niet of de door u aangehaalde opmerking juist is geciteerd en ik weet ook niet zeker of ik de opmerking zoals u deze citeert goed begrijp. Ik kan slechts herhalen dat de onderzoekers van de Faculteit Diergeneeskunde bij het onderzoek naar de insleeproutes nog niet hebben kunnen achterhalen hoe het virus spreidt tussen nertsenbedrijven. Mocht u in uw vraag suggereren dat nertsenhouders opzettelijk bedrijven hebben besmet, dan meld ik u dat het onderzoek van de NVWA-IOD heeft geen informatie opgeleverd, die wijst op een opzettelijke besmetting van nertsen door houders. De NVWA-IOD heeft in overleg met het openbaar ministerie het onderzoek afgesloten.
Mocht het in de antwoorden op de vragen 14 en 16 aangehaalde onderzoek tot nieuwe inzichten leiden met aanbevelingen over aanvullende preventie maatregelen, zal ik aanvullende maatregelen natuurlijk overwegen. Overigens zal de voorgenomen stoppersregeling indien deze wordt aangenomen door de Tweede Kamer er voor zorgen dat de nertsenpopulatie de komende maanden tot nul gereduceerd zal worden.
Navraag bij de GGD leert dat er bedrijven zijn die zeggen dat hun medewerkers regelmatig worden getest. Of dit werkelijk zo is, is ons niet bekend aangezien dit niet gaat via de GGD teststraten. Medewerkers die klachten ontwikkelen mogen gebruik maken van de teststraat van de GGD.
Pelsdierhouders voorzien hun bedrijf van een omheining en spannen zich er maximaal voor in om het ontsnappen van dieren te voorkomen. Daarnaast spant de NVWA zich tijdens een ruiming maximaal in om eventueel ontsnapte nertsen direct te vangen. Hiervoor zijn er op een bedrijf vangstokken, vangkooien en handschoenen aanwezig. Toch zijn er afgelopen maanden meerdere ontsnapte nertsen waargenomen en gevangen. Twee daarvan bleken ook besmet met SARS-CoV-2. Het ligt in de lijn der verwachting dat deze besmette nertsen afkomstig waren van besmette nertsenbedrijven. Echter, het is niet bekend of deze nertsen tijdens de ruiming zijn ontsnapt of al daarvoor.
De NVWA spant zich in om nertsen die ontsnappen gedurende een ruiming direct te vangen en te euthanaseren. De kans dat een met SARS-CoV-2 ontsnapte nerts het bedrijventerrein verlaat is zeer klein. De NVWA heeft op dit moment geen signalen ontvangen over nertsen die gedurende de ruiming zijn ontsnapt en niet meer zijn gevangen.
De NVWA-IOD heeft onderzoek gedaan naar mogelijke opzettelijke besmettingen van nertsen met SARS-CoV-2. Wij hebben u daarover bericht in onze brief van 28 augustus jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 1124). Het onderzoek van de NVWA-IOD heeft geen informatie opgeleverd die wijst op een opzettelijke besmetting van nertsen door houders. De NVWA-IOD heeft in overleg met het openbaar ministerie het onderzoek afgesloten.
Ja.
Er wordt geen onderzoek gedaan naar deze diersoorten. Er is wel laboratoriumonderzoek gedaan naar de gevoeligheid van cellen van sommige diersoorten voor infectie met het virus, maar er zijn wereldwijd geen aanwijzingen dat koeien en schapen op grote schaal zijn besmet. De drijvende kracht achter de huidige golf is net als in het voorjaar de mens tot mens besmetting.
De beantwoording van de schriftelijke vragen die zijn gesteld door het lid De Groot (D66) over het bericht «Extreem gevoelig; Corona Besmettingen op nertsenfokkerijen» met kenmerk 2020Z18408 d.d. 9 oktober 2020 kunnen niet binnen de gebruikelijke termijn naar uw Kamer gezonden worden vanwege de benodigde afstemming. De beantwoording van deze vragen komen uw Kamer zo spoedig mogelijk toe.