Ingediend | 23 juli 2020 |
---|---|
Beantwoord | 19 augustus 2020 (na 27 dagen) |
Indieners | Evert Jan Slootweg (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
Beantwoord door | Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
Onderwerpen | europese zaken internationaal |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z14273.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-3809.html |
Ja.
Ja.
Zoals uiteengezet in het verslag van de Europese Raad van 17–21 juli jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1575) is op verzoek van Nederland een mogelijkheid gecreëerd voor individuele lidstaten om in het uiterste geval aan de noodrem te trekken als er onvoldoende voortgang wordt geboekt bij de uitvoering van hervormingen.
Deze mogelijkheid is onderdeel van het besluitvormingsproces dat begint bij de beoordeling van de Commissie of bij de uitvoering van het door lidstaten ingediende en door de Raad goedgekeurde plan aan de mijlpalen en doelen is voldaan. Een positieve beoordeling is nodig om tot uitbetaling van een subsidie uit de Recovery and Resilience Facility (RRF) over te kunnen gaan. Over een concept van deze beoordeling zal de Commissie het Economisch en Financieel Comité (EFC) raadplegen. Het EFC zal een advies opstellen en moet daarbij streven naar consensus. Daarbij toetst het EFC of de door de Commissie in haar concept-beoordeling getrokken conclusies over het halen van de mijlpalen en doelen overeenkomen met zijn beeld hierover. Indien een of meerdere lidstaten van mening zijn dat dat niet het geval is, kan een lidstaat de voorzitter van de Europese Raad verzoeken om de kwestie op de agenda van de Europese Raad te zetten, voorzien van een onderbouwing waaruit blijkt dat desbetreffende mijlpaal niet of onvoldoende bereikt is.
Zolang de volgende Europese Raad de kwestie niet uitputtend heeft besproken, zal de Commissie geen besluit nemen over de beoordeling en uitbetaling. Het uitgangspunt is dat de procedure vanaf het moment van raadpleging van het EFC in de regel niet langer dan drie maanden duurt. Een langere periode is niet uitgesloten, indien dat noodzakelijk is. De procedure is afgesproken tussen alle leden van de Europese Raad, waar ook de voorzitter van de Europese Commissie deel van uitmaakt. Alle betrokkenen bij de afspraak hebben er baat bij dat de afgesproken procedure gaat functioneren zoals overeengekomen. Hierbij geldt dat de lidstaten tot een unaniem oordeel moeten komen.
Indien onverhoopt de Europese Raad waar de kwestie wordt besproken niet tot een unaniem oordeel komt, ontstaat een nieuwe politieke situatie. In zo’n geval ligt het voor de hand dat de Commissie weer voor de EFC-route kiest waarbij in het uiterste geval de noodremprocedure weer kan worden ingezet.3
Over de procedure zoals uiteengezet bij het antwoord op vraag 3 heeft uitvoerig contact plaatsgevonden met de Europese Commissie en (het team van) de voorzitter van de Europese Raad, ook op het niveau van de Minister-President met de voorzitter van de Europese Commissie en de voorzitter van de Europese Raad.
Ja.