Ingediend | 17 juli 2020 |
---|---|
Beantwoord | 14 september 2020 (na 59 dagen) |
Indieners | Peter Kwint , Lisa Westerveld (GL) |
Beantwoord door | Bas van 't Wout (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
Onderwerpen | gezin en kinderen sociale zekerheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z14134.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-4107.html |
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
De kinderopvang is een sector waar organisaties binnen de wettelijke kwaliteits- en veiligheidseisen zelf kunnen bepalen hoe ze hun dienstverlening aanbieden. Het is ook aan een kinderopvangorganisatie zelf om te bepalen of plusopvang, met hulp van gemeenten en financiering uit de Jeugdwet wordt aangeboden of niet.
Het kabinet vindt het belangrijk dat ook kinderen met een handicap of extra zorgbehoefte zoveel mogelijk mee kunnen doen in reguliere voorzieningen, met eventueel extra ondersteuning. Gemeenten hebben de verantwoordelijkheid om voldoende voorzieningen voor voorschoolse educatie (VE) te creëren voor peuters met een risico op onderwijsachterstand. Op basis van de Jeugdwet hebben gemeenten daarnaast een zorgplicht naar kinderen, die jeugdhulp nodig hebben om hen te ondersteunen bij het mee kunnen doen in alle voorzieningen. Het is dan ook positief dat gemeenten en kinderopvangorganisaties samenwerken om ook deze kinderen zoveel mogelijk in reguliere voorzieningen op te vangen (zie verder antwoord2. Indien een kinderopvangorganisatie evenwel beslist om met deze voorziening te stoppen is het aan gemeenten om samen met ouders en andere organisaties te kijken hoe wel ondersteuning kan worden geboden.
Het is niet gebruikelijk om op individuele casussen in te gaan. In goed overleg met de gemeente Utrecht en de kinderopvangorganisatie geef ik hier voor de volledigheid toch enige informatie over deze specifieke casus. De betreffende kinderopvangorganisatie heeft kort na het besluit om geen nieuwe zorgkinderen meer aan te nemen en op termijn te stoppen met de plusopvang de ouders van de «pluskinderen» hierover geïnformeerd. De kinderopvangorganisatie heeft samen met samenwerkingspartner en zorgaanbieder Amerpoort individuele gesprekken gevoerd met de ouders van kinderen die dit jaar niet uitstromen naar het onderwijs. Het betrof vijf «pluskinderen» in de provincie Utrecht. In deze gesprekken zijn de mogelijkheden voor een oplossing op maat besproken. Voor deze kinderen is inmiddels elders een andere plek gevonden.
Ja, het kabinet acht dit van groot belang. Gemeenten hebben de verantwoordelijkheid om voldoende voorzieningen voor voorschoolse educatie (VE) te creëren voor peuters met een risico op onderwijsachterstand. Zij ontvangen hiervoor geld vanuit het Rijk. Gemeenten hebben beleidsvrijheid om peuters met gedragsproblematiek tot de doelgroep te rekenen. Het budget dat wordt uitgekeerd in het kader van het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOAB) is bestemd voor het tegengaan van onderwijsachterstanden. De verdere zorgproblematiek rondom de betreffende peuters moet via de Jeugdwet worden gefinancierd. Op basis van de Jeugdwet hebben gemeenten een zorgplicht voor deze kinderen. Zij kunnen op basis van de Jeugdwet in samenwerking met kinderopvangorganisaties zulke plekken creëren. Uit een expertbijeenkomst Zorgpeuters in mei 2019 bleek ook dat er veel vormen en voorbeelden van aanvullende of extra ondersteuning voor peuters zijn3.
Zo zijn er verschillende mooie initiatieven (zoals bijvoorbeeld KindeRdam4 in Rotterdam en Driestroom5 in Nijmegen) waarin organisaties goed samenwerken en kinderen met een handicap of ontwikkelachterstand een plek bieden. Ook in de gemeente Utrecht maken diverse kinderopvangorganisaties gebruik van een subsidieregeling6 om BSO Plus en VE Plus te bieden.
Kinderen die extra ondersteuning nodig hebben en naar de reguliere opvang gaan, waarvoor zo’n 740.000 kindplaatsen geregistreerd7 staan, worden niet separaat geregistreerd. Wel is uit de laatste Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang (LKK)8 af te lezen dat in de periode 2017–2019 12% van de gastouders, 20% van de kinderdagopvang en 17% van de buitenschoolse opvang (ook) kinderen opvingen die een extra zorgbehoefte hadden.
Dat kan ik niet bevestigen. Ik heb geen signalen dat de komst van private investeringsmaatschappijen ertoe leidt dat er minder diverse kinderopvang wordt geboden. Voor alle kinderopvangorganisaties, ongeacht het type organisatie, gelden dezelfde regels en kwaliteitseisen. Het aanbod van kinderopvang is het afgelopen decennium toegenomen, terwijl het aandeel van private equity daarin ongeveer gelijk is gebleven. De kwaliteit van de kinderopvang is het afgelopen decennium steeds verder toegenomen en de Nederlandse kinderopvang behoort tot de beste van Europa. Met deze constateringen kan ik dus niet de conclusie trekken dat «winst boven waarde» zou worden gesteld.
Wel neem ik de vragen van uw Kamer ten aanzien van investeringsmaatschappijen in de kinderopvang serieus. Daarom laat ik onderzoeken welk verband bestaat tussen kenmerken van organisaties en typen ondernemerschap en geboden kwaliteit van de kinderopvang.9 Het consortium LKK, bestaande uit de Universiteit Utrecht en Sardes, voert dit onderzoek uit. Ik verwacht de resultaten van dit onderzoek aan het eind van dit jaar.
Zoals aangegeven bij antwoord 6, is mij niet bekend dat het aanbod van reguliere opvang voor kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte toe- of afneemt.
Indien gemeenten en/of kinderopvangorganisaties signaleren dat er (meer) behoefte is aan kinderopvangaanbod voor kinderen met een ondersteuningsbehoefte, kunnen zij met elkaar in gesprek. Wij krijgen signalen dat op lokaal niveau gemeenten en kinderopvangorganisaties elkaar hierin ook weten te vinden. Zie ook de voorbeelden genoemd bij antwoord 4.
Ook op landelijk niveau worden verbindingen gelegd tussen onderwijs, kinderopvang en (jeugd)zorg. Dit gebeurt via het programma «Met Andere Ogen» vanuit een brede coalitie onderwijs-zorg-jeugd, met partijen zoals BK (Brancheorganisatie Kinderopvang), Jeugdzorg Nederland en de onderwijsraden. Het programma heeft als doel door versterkte samenwerking bij te dragen aan betere ontwikkelkansen voor ieder kind. De kern van de aanpak is om samen al doende te leren en te ontwikkelen wat werkt. Dit gebeurt met een lerend netwerk van aandeelhouders, inspiratie- regio’s en kennispartners.
Het Nederlandse kinderopvangstelsel maakt diversiteit in ondernemerschap mogelijk en zo kunnen investeringen in de kinderopvangsector vraag en aanbod stimuleren. Ook kunnen kinderopvangaanbieders met elkaar concurreren op prijs/kwaliteit en (innovatief) aanbod. Omdat ik benieuwd ben of er relatie is tussen typen ondernemerschap en de toegankelijkheid en geboden kwaliteit van kinderopvang zal ik daar onderzoek naar laten doen (zie antwoord op vraag11.
Ouders moeten erop kunnen vertrouwen dat de kinderopvang van hun keuze veilig, gezond en pedagogisch verantwoord is. Om deze reden zijn er wettelijke (kwaliteits)eisen waar alle kinderopvangorganisaties aan moeten voldoen, ongeacht het type organisatie. In de kinderopvangsector zetten zowel op winst georiënteerde ondernemers als organisaties zonder winstoogmerk zich in voor het aanbieden en innoveren van kinderopvang. De kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang is van goed niveau en de laatste jaren verder toegenomen. Ik heb geen reden aan te nemen dat de rol van private investeringsmaatschappijen hier iets aan afdoet.
De GGD is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van regels rondom oudercommissies. Volgens de wettelijk voorgeschreven procedure moeten eerst de oudercommissies van de betreffende vestigingen geconsulteerd worden. Ik hecht zeer aan de betrokkenheid van ouders bij wijzigingen in het beleid van een kinderopvangorganisatie.
In dit geval is dat niet gebeurd. De oudercommissies hebben deze omissie bij de kinderopvangorganisatie kenbaar gemaakt en daarop heeft alsnog een gesprek met ieder van de drie oudercommissies plaatsgevonden.
De houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau moet volgens de wet oudercommissies tijdig en desgevraagd schriftelijk alle informatie verstrekken die deze voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft. Daar zou inzicht in besluitvormingsprocessen en financiële stukken in beginsel ook onder kunnen vallen. In het specifieke geval van besluitvorming over overnames vindt toezicht echter plaats door de ondernemingsraad. Indien er een geschil is tussen houder en oudercommissie over de beschikbaarstelling van informatie, kan de laatste zich wenden tot het Klachtenloket kinderopvang of de Geschillencommissie kinderopvang. Mij zijn niet de bedragen bekend die gepaard zijn gegaan met de overnames; het is ook niet verplicht deze informatie te verstrekken.
Voor zover hierover informatie bij de Belastingdienst bekend is, kan het kabinet op grond van de wettelijke fiscale geheimhoudingsplicht bevestigen noch ontkennen welke betalingen door een individuele belastingplichtige worden gedaan en aan wie dat gebeurt.12
Op basis van deze casus kan mijn inziens niet worden vastgesteld of er sprake is van een trend die gaande is in de kinderopvangsector. Iedere kinderopvangorganisatie kan, ook bij overname, zelf het profiel van haar organisatie bepalen, ook of het zich al dan niet richt op het ondersteunen van kinderen met een zorgbehoefte. Dit kan in samenwerking met en met hulp van financiële ondersteuning door gemeenten, aangezien zij een zorgplicht hebben voor deze kinderen vanuit de Jeugdwet. Zoals eerder al genoemd werken veel organisaties samen met gemeenten om een aanbod voor kwetsbare kinderen mogelijk te maken.
Op basis van de LKK-data zijn er momenteel geen aanwijzingen dat er verschillen zijn tussen organisatievormen in de mate waarin zij kinderen met een zorgbehoefte opvangen. Ook zijn er geen aanwijzingen dat er verschillen zijn tussen organisaties met of zonder winstoogmerk.
Zoals aangegeven bij antwoord 5, is mij niet bekend dat het aanbod van reguliere opvang voor kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte toe- of afneemt. Dat neemt niet weg dat ik het een belangrijk onderwerp vind. Er zijn ook veel mooie initiatieven. De komende tijd wil ik, samen met VWS en in overleg met OCW, benutten om nader inzicht te krijgen in de ontwikkelingen en de goede voorbeelden op dit gebied.
Zie antwoord vraag 14.
De vragen van de leden Kwint (SP) en Westerveld (Groen Links) naar aanleiding van het artikel in NRC Handelsblad «Private equity koopt de crèche, de zorgkinderen moeten weg» kunnen niet binnen de gebruikelijke termijn beantwoord worden, omdat afstemming hierover nog loopt. Ik zal u zo snel mogelijk van een volledig antwoord op deze Kamervragen voorzien.