Ingediend | 8 juli 2020 |
---|---|
Beantwoord | 4 september 2020 (na 58 dagen) |
Indieners | Ronald van Raak , Michiel van Nispen |
Beantwoord door | Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid politie, brandweer en hulpdiensten |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z13712.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-4004.html |
Ja.
Elke vorm van agressie en geweld tegen functionarissen met een publieke taak, waaronder ook politiemensen, is onacceptabel. Incidenten van agressie en geweld tegen mensen met een publieke taak worden, indien er aangifte gedaan is, door het Openbaar Ministerie behandeld en hoog opgenomen. Indien er sprake is van een strafbare gedraging worden daaraan ook strafrechtelijke consequenties verbonden. Zoals ik ook op de vragen van de leden Van Wijngaarden en Yeşilgöz-Zegerius over ditzelfde onderwerp antwoordde, kan ik mij goed voorstellen dat een sepot voor politieambtenaren teleurstellend kan zijn. Het huidig strafrechtelijk instrumentarium biedt een ruime mogelijkheid aan strafbaarstellingen. Het is uiteindelijk aan het Openbaar Ministerie om te bepalen of een feitencomplex daarbinnen valt. Het is voor de betrokkene teleurstellend wanneer dat het geval is, zeker na een belangrijke stap als het maken van een melding of het doen van aangifte. Voor die teleurstelling heb ik alle begrip maar daar is uiteindelijk toch de afweging door het OM – of in vóórkomend geval de rechter – beslissend. De juridische haalbaarheid van een veroordeling van bedreiging is tegelijkertijd van meerdere factoren afhankelijk. Bedreiging is strafbaar gesteld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Bedreiging is een misdrijf tegen de persoonlijke vrijheid. De bedoeling van de strafbaarstelling is om te voorkomen dat iemand door de bedreiging onder druk wordt gezet en daardoor wordt beperkt in zijn bewegingsvrijheid of in zijn doen en laten. Tegen de achtergrond van deze doelstelling worden aan de zwaarte van het misdrijf waarmee wordt gedreigd eisen gesteld. Ook wordt verlangd dat de bedreiging van dien aard is en onder zulke omstandigheden is gedaan dat deze in het algemeen de redelijke vrees kan opwekken dat het misdrijf waarmee is gedreigd ook zou worden gepleegd. Een bedreiging met eenvoudige mishandeling is tegen de achtergrond van de beschreven doelstelling, niet strafbaar. Dit geldt overigens ook voor een poging tot (eenvoudige) mishandeling (artikel 300, vijfde lid, Wetboek van Strafrecht).
Zie antwoord vraag 2.
Ik vind elke vorm van agressie en geweld tegen politieambtenaren onacceptabel. Het huidig strafrechtelijk instrumentarium biedt dan ook een ruime mogelijkheid aan strafbaarstellingen. Het is uiteindelijk aan het Openbaar Ministerie om te bepalen of een feitencomplex daarbinnen valt. Ik verwijs u naar de beantwoording van de vraag van de leden Van Wijngaarden en Yeşilgöz-Zegerius over ditzelfde onderwerp waar ik inga op de seponeringsgronden van het Openbaar Ministerie in deze zaak.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Van Nispen en Van Raak (beiden SP), van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bedreigen van agenten (ingezonden 8 juli 2020) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.