Ingediend | 7 juli 2020 |
---|---|
Beantwoord | 24 augustus 2020 (na 48 dagen) |
Indieners | Jeroen van Wijngaarden (VVD), Wybren van Haga (Lid-Haga) |
Beantwoord door | Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z13663.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-3835.html |
Ja.
Dergelijke bedreigingen zijn onaanvaardbaar. Of er in een bepaald geval aanleiding is om een straf op te leggen en zo ja, welke, wordt bepaald door de officier van justitie of door de rechter.
Het is van belang dat de slachtoffers in alle gevallen van (ernstige) bedreiging aangifte doen. Dit is niet alleen van belang voor een eventuele strafrechtelijke aanpak. Alleen bij een aangifte is de politie ook in staat om het slachtoffer te adviseren over hoe deze het beste met de bedreiging om kan gaan en om zo nodig beschermende maatregelen te treffen.
Zie antwoord vraag 2.
De strafvorderingsrichtlijn Bedreiging van het Openbaar Ministerie geeft een opbouw van zwaarte van de bedreigingen met oplopende strafrichtlijnen. De straffen lopen op bij recidive. Bij de strafoplegging of de strafeis kan rekening worden gehouden me strafverzwarende omstandigheden, zoals de ernst van de bedreiging(en), bedreiging van kwetsbare slachtoffers, discriminatoire aspecten of grote maatschappelijke impact. Ook bedreiging tegen personen met een publieke taak of journalisten kan aanleiding geven de straf(eis) te verhogen.
De LOVS-oriëntatiepunten voor de rechtspraak zijn op vergelijkbare wijze opgebouwd.
De richtlijn van het OM en de oriëntatiepunten van het LOVS geven een kader waarbinnen maatwerk kan worden geleverd rekening houdend met de ernst van de bedreiging(en) en de omstandigheden waaronder het strafbare feit wordt gepleegd. Ik kan overigens als Minister niet treden in oriëntatiepunten van de rechtspraak.
Zie antwoord vraag 4.
Zie antwoord vraag 4.
Zie antwoord vraag 4.
Ik heb bovenstaande antwoorden afgestemd met de Raad voor de rechtspraak en het College van procureurs-generaal.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Van Wijngaarden (VVD) en Van Haga (Van Haga), van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht dat een man die de dochter van een columnist bedreigde een taakstraf van twintig uur kreeg opgelegd (ingezonden 7 juli 2020) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.