Ingediend | 23 juni 2020 |
---|---|
Beantwoord | 30 september 2020 (na 99 dagen) |
Indiener | John Kerstens (PvdA) |
Beantwoord door | Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z11905.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-238.html |
Ja.
Inmiddels is de situatie van de toezichthouders bij de drie zorgorganisaties teruggedraaid naar de situatie zoals die in 2018 was. Dit betekent dat de toezichthouders dat deel van de ontvangen bezoldiging, dat hoger is dan de bezoldiging in 2018 hebben teruggegeven aan de zorgorganisaties. De toezichthouders zijn inmiddels teruggetreden en de zorgorganisaties zijn nu bezig om te kijken hoe ze de governance beter kunnen vormgeven.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Het is voor deze drie zorgorganisaties (Medisch Centrum Leeuwarden, Noorderbreedte en Tjongerschans) toegestaan dezelfde interne toezichthouder te hebben. Dit komt omdat de zorgorganisaties aan elkaar gelieerd zijn en vallen onder de Stichting Zorgpartners Friesland.
In het algemeen geldt dat de zorginstelling er zorg voor moet dragen dat er een onafhankelijke interne toezichthouder is die toezicht houdt op het beleid van de dagelijkse of algemene leiding van de instelling en de algemene gang van zaken binnen de instelling.2 Dit betekent dat de zorgaanbieder de interne toezichthouder in staat moet stellen zijn taken zo goed mogelijk uit te voeren. Hieruit volgt onder meer dat de dagelijkse of algemene leiding ervoor zorg moet dragen dat de intern toezichthouder effectief toezicht kan houden op het niveau waar de dagelijkse of algemene leiding belangrijke beleidsbeslissingen over de instelling neemt. Bijvoorbeeld in geval een instelling deel uitmaakt van een groep (als bedoeld in artikel 2:24b van het BW) en/of indien er sprake is van een holdingstructuur, moet de intern toezichthouder toezicht kunnen houden op ontwikkelingen binnen de groep/holding die de instelling raken of een risico kunnen vormen voor de instelling.
Mede naar aanleiding van hetgeen de IGJ begin 2019 over Zorggroep Alliade heeft geconstateerd, vind ik het belangrijk dat een interne toezichthouder goed (toe)zicht kan houden over de gehele zorgorganisatie. Zoals in het antwoord op vraag 6 weergegeven, voorziet de huidige wet- en regelgeving hier in.
Eerder was het voornemen om in het wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorgaanbieders (Wibz) extra eisen te stellen aan de informatiepositie, de onafhankelijkheid en de samenstelling van het interne toezicht. Dit is echter reeds uitgewerkt in het ontwerp Uitvoeringsbesluit Wtza, nadat er bij amendement een grondslag daarvoor in de Wtza was opgenomen.3 Het ontwerp voor het Uitvoeringsbesluit Wtza is op 26 mei 2020 aan de Tweede Kamer toegezonden.4 De verwachting is dat de internetconsultatie van de Wibz in het najaar zal plaatsvinden. De Wibz is een aanpassingswet en is voor een groot deel gerelateerd aan de Wtza. Daarmee is de Wibz afhankelijk van de procesgang en het tijdpad van de Wtza en haar onderliggende regelgeving.
Het uitgangspunt is dat zorgaanbieders in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor een goede inrichting van hun governance. Als Minister verwacht ik dat zorgaanbieders voldoen aan de wet. Het is echter niet aan mij om in individuele gevallen een oordeel te geven over de wijze waarop leden van raden van commissarissen van een zorginstelling hun taken uitvoeren. In algemene zin kan ik het volgende zeggen. Vanaf 1 januari 2013 is in het Burgerlijk Wetboek een limiet opgenomen voor het uitoefenen van toezichthoudende functies door commissarissen en andere toezichthouders bij grote NV’s, BV’s en stichtingen.5 Het is toegestaan nog maximaal vijf commissariaten bij deze vennootschappen en/of stichtingen te hebben, hierbij telt het voorzitterschap van een raad van commissarissen even zwaar als twee commissariaten.6 Indien bijvoorbeeld een voorzitter van een raad van commissarissen bij een grote NV, BV of stichting niet meer dan drie andere commissariaten bekleedt en daarbij geen andere voorzittersrol vervult, worden er geen regels overtreden. Het doel van de limiteringsregeling is om de kwaliteit van toezicht in bredere zin te bevorderen.
Een uitzondering op de limiteringsregeling wordt gemaakt voor benoemingen bij groepsmaatschappijen. De benoeming bij verschillende rechtspersonen die met elkaar in een groep zijn verbonden telt als één benoeming.
De sanctie op het niet naleven van de limiteringsregeling is een nietige benoeming. Dit betekent dat indien een persoon het maximumaantal van toezichthoudende functies bij een grote NV, BV of stichting heeft bereikt, de daarop volgende benoeming van die persoon tot bestuurder of toezichthouder bij een grote NV, BV of stichting nietig is. De wet bepaalt dat een nietige benoeming geen gevolgen heeft voor de rechtsgeldigheid van de besluitvorming waaraan is deelgenomen.
Zie antwoord vraag 8.
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) ziet toe op de kwaliteit en veiligheid van de zorg en op de bestuurlijke randvoorwaarden daarvoor.
Het toezicht op de hoogte van de beloning van bestuurders en interne toezichthouders valt niet onder de IGJ, maar onder het CIBG. Voorts ziet de IGJ niet toe op civielrechtelijke bepalingen van het BW zoals het aantal functies dat leden van de raad van commissarissen mogen hebben. Een onderzoek door de IGJ naar de beloning of het aantal functies van de leden van de raad van commissarissen is dan ook niet aan de orde. Wel heeft de IGJ mij laten weten in gesprek te zijn met de raad van bestuur en de raad van commissarissen over ontwikkelingen op het gebied van goed bestuur binnen de organisatie.
Het CIBG is de toezichthouder op de Wet normering topinkomens (WNT) en ziet toe of deze wet wordt nageleefd. Er is op dit moment geen reden om te veronderstellen dat er sprake is van een overtreding van de WNT. Zeker gezien het gegeven dat de situatie weer is teruggedraaid naar hoe het in 2018 was.