Ingediend | 26 mei 2020 |
---|---|
Beantwoord | 30 juni 2020 (na 35 dagen) |
Indieners | Michel Rog (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA), Anne Kuik (CDA) |
Beantwoord door | Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z09415.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-3349.html |
Ja.
Het Ministerie van OCW is blijvend in gesprek met scholen om hen te helpen bij het creëren van een veilig schoolklimaat. Deze gesprekken resulteren met regelmaat in concrete acties. Een voorbeeld hiervan is de oplevering van de «Niet pluis – intervisietool» van de stichting School en Veiligheid. Dit instrument helpt docenten om een niet-pluisgevoel bij een leerling of student professioneel te bespreken en te interpreteren. Dit helpt scholen bij het signaleren en scherper formuleren van een eventuele zorgvraag bij leerlingen en studenten. Ook uit het onderzoek van het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel blijkt dat scholen bij een dergelijk hulpmiddel baat hebben. Voor dit onderwerp geldt verder, net als voor alle andere onderwerpen, dat de Minister van OCW uw Kamer tijdig en volledig informeert over beleid.
Programma #Leerling- en studentalert is eind 2018 begonnen als een programma vanuit Gelderland-midden als onderdeel van de aanpak ondermijning (Programma Samen Weerbaar).3 Vanaf 1 januari 2020 is #leerling- en studentalert als separaat programma operationeel.
In de pilotfase (tot 1 januari 2020) is het bewustwordingsprogramma geïntroduceerd op 10 scholen. Concreet gaat het dan om ruim 2000 leerlingen/studenten +250 docenten.
De maatregelen die getroffen zijn op scholen vanwege het Corona-virus hebben ervoor gezorgd dat voorbereide en geplande activiteiten op scholen voorlopig zijn stopgezet.
#Leerling- en studentalert is voor het schooljaar 2020–2021 in gesprek met scholen (voortgezet- en beroepsonderwijs) in onder andere de gemeenten Arnhem, Nijmegen, Zutphen, Aalten/Winterswijk, Doetinchem, Overbetuwe, Lingewaard (Lichtenvoorde/ Groenlo, Veenendaal, Nijkerk, Zevenaar, Duiven, Rheden en Apeldoorn. De eerste lessen staan gepland in het nieuwe schooljaar.
Er zijn verkennende gesprekken om het programma een plek te geven in de lerarenopleidingen binnen Hogeschool Arnhem-Nijmegen (pilot) om deze studenten goed toe te rusten op het toekomstige docentschap, signalen van criminele uitbuiting te herkennen en meer context te hebben omtrent dit thema.
Vanwege het succes in Gelderland is het streven erop gericht om het instrument in de toekomst landelijk in te zetten.
Scholen hebben een zorgplicht vanuit de Wet veiligheid op school. Zij moeten zorgen voor een sociaal veilige omgeving voor leerlingen en (vanuit de Arbowetgeving) voor het onderwijspersoneel. Maar scholen hebben richting de leerlingen uiteraard in eerste instantie een vormende taak. Bij de afhandeling van een incident gaat het er om dat het leidt tot een (wederom) veilige situatie en dat de betrokkenen, jongeren die nog in ontwikkeling zijn, ervan kunnen leren. Scholen proberen daardoor soms te lang het zelf op te lossen en betrekken soms externe partijen zoals de politie pas later. Uit gesprekken met onderwijsraden en schoolleiders, en met diverse gemeenten, komt naar voren dat scholen ongetwijfeld ook aan hun imago denken, maar dat docenten en schoolleiders allereerst pedagogen zijn. Het is ook positief dat schoolleiders zich steeds vaker uitspreken over ernstige incidenten op hun school. Juist helder, krachtig en toch ook zorgzaam optreden en communiceren heeft een positief effect op het imago van de school.
Ik deel de mening dat het van belang is om voldoende zicht te hebben op de aard en omvang van mensenhandel. Aard en omvang wordt op verschillende manieren in kaart gebracht. In Nederland doet de Nationaal Rapporteur onderzoek naar deze problematiek. In navolging van zijn aanbeveling onderzoekt JenV samen met het CBS en de Nationaal Rapporteur hoe hier verbetering in aangebracht kan worden. Daarnaast is het WODC gevraagd een tweede schatting naar het aantal mogelijke slachtoffers van mensenhandel uit te voeren. Mijn departement is met het WODC in gesprek over de vormgeving van het onderzoek.
Vanuit JenV worden momenteel tevens gesprekken gevoerd met relevante stakeholders over de mogelijkheden om de aanpak van criminele uitbuiting verder te versterken. Ik zal in dat kader ook de mogelijkheden om door middel van registratiesystemen meer zicht te krijgen op de dader- en slachtoffergroep bespreken met het OM en de RvdR. Hierbij zal ik tevens het punt over het non-punishment beginsel meenemen. Uw Kamer wordt in de voortgangsbrief van het programma Samen tegen mensenhandel nader geïnformeerd over de uitkomsten van deze gesprekken.
Zie antwoord vraag 5.
Bovenstaande acties dragen bij aan een verbeterd zicht op de problematiek. Zoals eerder benoemd zal de Nationaal Rapporteur samen met het CBS een verkenning starten naar de mogelijkheden om de benodigde data binnen het mensenhandeldomein te kunnen verzamelen. Daarnaast is mensenhandel opgenomen als beleidsprioriteit in de Veiligheidsagenda van de politie. Bij wijze van het jaarverslag van de politie wordt jaarlijks gerraporteerd over de kwantitatieve en kwalitatieve resultaten van de aanpak van mensenhandel door de politie.
Uw Kamer wordt tevens jaarlijks geïnformeerd over de voortgang van het programma Samen tegen mensenhandel door middel van de voortgangsbrief. Binnenkort ontvangt uw Kamer ook een brief met daarin de resultaten en voortgang op moties en eerder gedane toezeggingen. Alle hiervoorgenomende rapportages zorgen voor goed zicht en inzicht op de aanpak van mensenhandel.
Daartoe ben ik zeker bereid. Ik zal de Kamer in de voortgangsbrief van het programma Samen tegen mensenhandel informeren over de uitkomsten van de gesprekken met de Britse collega’s.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Kuik, Rog en Van Toorenburg (allen CDA), van uw Kamer aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het rapport van het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel(ingezonden 26 mei 2020) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.