Ingediend | 18 mei 2020 |
---|---|
Beantwoord | 1 juli 2020 (na 44 dagen) |
Indiener | Esther Ouwehand (PvdD) |
Beantwoord door | Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | dieren landbouw |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z08874.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-3387.html |
Er zijn tijdens de hitteperiode verleden jaar inderdaad meer dieren gestorven dan gebruikelijk is. Het exacte aantal dieren is mij niet bekend.
Met de grotere kans op hittegolven neemt de kans op welzijnsproblemen bij dieren ook toe. Dat is ook de reden dat ik maatregelen tref zoals het verbieden van transporten bij 35 graden of meer op Nederlands grondgebied en mijn inzet voor duidelijkere normen in de EU-transportverordening voor lange afstandstransporten boven de 30 graden. Ook sectoren investeren in extra kennis en informatievoorziening en praktische maatregelen op dit vlak.
In mijn beantwoording (Kamerstuk 3893) heb ik aangegeven dat door sectoren en door mijn ministerie de hitteperiode zou worden geëvalueerd. Hier is uitvoering aan gegeven. Uit de NVWA inspecties op bedrijven is gebleken dat er geen eenduidige oorzaak is aan te wijzen voor de problemen op de betreffende bedrijven. De te nemen maatregelen zullen dan ook per bedrijf verschillen. Dit is met sectoren besproken. Zoals ik in mijn brief heb aangegeven ga ik onderzoeken of ik de regelgeving kan concretiseren op het gebied van de alarmsystemen op het ventilatiesysteem en de noodvoorzieningen.
LTO heeft het initiatief genomen tot een plan over hitte op primaire bedrijven. Daarnaast heeft de varkenssector een hitteprotocol ter beschikking gesteld voor varkenshouders.
Dat kan ik bevestigen. De geplande bijeenkomst in oktober 2019 is niet doorgegaan vanwege het uitblijven van aangepaste sectorprotocollen. Door de Coronacrisis zijn de overleggen over het nationaal plan tijdelijk opgeschort.
Op 13 en 20 mei heeft mijn departement bijeenkomsten georganiseerd waarbij het Nationaal plan voor veetransport bij extreme temperaturen en de bijbehorende sectorprotocollen aan de orde kwamen. Het nationaal plan en de bijbehorende sectorprotocollen zijn inmiddels geactualiseerd en op 17 juni op de website van de NVWA geplaatst. De sectorprotocollen van Vee en Logistiek Nederland en Transport en Logistiek Nederland, en die van de Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV) zijn aangescherpt. Het protocol van de Sectorraad Paarden is op 23 juni aangepast. Ik verwijs uw Kamer voor de inhoud van de aanscherpingen naar het nationaal plan en de brief die ik u gelijktijdig met de beantwoording van deze vragen toestuur.
Ik verwijs uw Kamer naar de bijgevoegde brief.
Ik verwijs uw Kamer voor het antwoord op deze vraag naar mijn bijgesloten brief.
Dat kan ik mij herinneren. Daarom heb ik een verbod voor transport bij 35 graden of meer ingevoerd.
Het verbod wordt niet via een wetsvoorstel vastgelegd maar door middel van een beleidsregel. Zoals aangegeven in mijn bijgevoegde brief treedt de Beleidsregel diertransport bij hoge temperaturen op 2 juli in werking.
De Beleidsregel diertransport bij hoge temperaturen treedt op 2 juli in werking. Daarnaast wil ik benadrukken dat de NVWA altijd, ongeacht de temperatuur, handhavend kan optreden indien er sprake is van hittestress en lijden door vervoer onder warme omstandigheden.
Ik heb aangegeven (Kamerstuk 3893) dat bij een aantal stallen uitval van de systemen in combinatie met de extreme warmte heeft geleid tot grote problemen en dat de NVWA deze bedrijven onderzoekt. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen eenduidige oorzaak is aan te wijzen van deze incidenten.
Zie het antwoord op vraag 10.
In 2019 was er 2.000 uur beschikbaar voor controles op het vervoer van dieren op dagen dat het nationaal plan voor veetransport bij extreme temperaturen in werking is getreden. Er zijn in 2019 126 inspecties uitgevoerd op dagen dat het nationale plan in werking is getreden.
De NVWA voert op warme dagen daarnaast ook controles uit naar aanleiding van meldingen over gevolgen van warmte op dieren. Dit is voornamelijk van toepassing op primaire bedrijven. Deze meldingen worden risicogebaseerd opgevolgd. Er is niet vooraf te bepalen welke capaciteit hiervoor beschikbaar dient te zijn, aangezien niet is in te schatten hoeveel meldingen er hierover jaarlijks binnen zullen komen.
Voor controles op het vervoer van dieren op dagen waarop het nationaal plan voor veetransport bij extreme temperaturen in werking is getreden, zijn voor dit jaar 1.500 uur gereserveerd. Binnen diverse afdelingen van de NVWA (o.a. klantcontactcentrum, inspectie en slachthuizen) wordt er uit voorzorg rekening gehouden met weersvoorspellingen om zo nodig het aantal medewerkers op te schalen.
Zie het antwoord op vraag 13.
Zie het antwoord op vraag 12 en 13.
De NVWA houdt zich bij het uitvoeren van inspecties aan de richtlijnen van het RIVM. Daarbij wordt veiligheid van zowel inspecteurs als ook dierhouders in acht genomen. Er wordt vooralsnog inderdaad kort voor de inspectie telefonisch contact opgenomen met de locatie om navraag te doen of er op de locatie COVID-19-patiënten in isolatie of quarantaine zijn, tenzij er motiverende redenen zijn om dit niet te doen.
De NVWA is niet bevoegd na te gaan of er daadwerkelijk sprake is van aanwezigheid van COVID-19-patiënten op de locatie.
De sector zal ongetwijfeld inspelen op de vraag vanuit de markt tijdens bepaalde perioden.
Er is een wettelijke grens aan de bezetting in de stal. De veehouder moet bekijken of de gehanteerde bezetting in de betreffende stallen valt binnen de wettelijke eisen en tevens of het verantwoord is en of bijvoorbeeld de ventilatie voor deze bezetting ook tijdens warme perioden afdoende is.
Zoals ik heb aangegeven in het schriftelijk overleg over COVID-19 en de mogelijke relatie met dieren (Kamerstuk 28 286, nr. 1102) hebben sectoren vrijwillig productiebeperkende maatregelen genomen. Zo zijn vleeskuikenhouders door de slachthuizen opgeroepen om niet de hoogste bezetting te hanteren aangezien er minder vraag is naar vleeskuikens van een lager gewicht die doorgaans eerder worden uitgeladen. In het I&R systeem zijn vooralsnog geen verschillen te zien ten opzichte van voorgaande jaren, maar het is mogelijk dat dit pas later uit de cijfers blijkt.
Zie het antwoord op vraag 19.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 19 zijn uit het I&R-systeem vooralsnog geen verschillen te zien van voorgaande jaren. Het kan dat de effecten van deze oproep pas later in de cijfers zijn terug te zien.
Zie het antwoord op vraag 21
Dat kan ik bevestigen.
Een aantal persberichten hebben deze indruk gegeven. Navraag bij de sector leerde dat slachterijen juist tijdig bij vleeskuikenhouders hebben aangegeven dat er wellicht geen afzet voor de grillkippen zou zijn en dat zij dus aanraadden minder dieren op te zetten.
Hierover heb ik gesproken met de sector en deze heeft mij aangegeven dat dit niet het geval is. Op het overschrijden van de maximale bezetting wordt toezicht gehouden en gehandhaafd. Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat hier sprake van is.
In 2020 is 500 uur gereserveerd voor fysieke inspecties in vleeskuikenstallen. Daarnaast is er nog 300 uur gereserveerd voor controles op afstand.
Op 20 mei jl. stonden er 2.449 stallen geregistreerd op 807 locaties waar vleeskuikens worden gehouden.
Het betreffende EFSA- rapport geeft als aanbeveling dat binnen containers waarin vleeskuikens worden vervoerd, de bovenste temperatuurgrens 24–25 graden zou moeten zijn, uitgaande van een relatieve luchtvochtigheid van 70% of hoger. Het is algemeen bekend dat vleeskuikens sneller last hebben van hittestress dan ander pluimvee, of andere diersoorten. Ik heb bij de Europese Commissie aangedrongen op duidelijkere regels en grenzen in de transportverordening. Deze moeten gebaseerd zijn op wetenschappelijke inzichten, zoals die van de EFSA.
Een vrije uitloop met beschutting en gelegenheid voor stofbaden kan de natuurlijke omgeving het dichtst benaderen, afhankelijk van de inrichting. Dat wil niet per definitie zeggen dat deze stalsystemen bij hoge temperaturen het beste zijn om hittestress te voorkomen. Technische ventilatiesystemen zijn juist bedoeld om een goede kwaliteit van de omgeving van de dieren te bewerkstelligen en het klimaat zo constant mogelijk te houden.
Ik ben van mening dat de huisvesting moet zijn aangepast aan de dieren en niet andersom en wil deze voorwaarden verder uitwerken in het kader van de verduurzaming van de veehouderij. Dat wil niet per definitie zeggen dat alleen vrije uitloop-huisvesting aan de behoeften van het dier tegemoet kan komen.
Varkens hebben inderdaad een relatief kleine hart- en longcapaciteit in verhouding tot hun spiermassa. In hoeverre dat het warmteverlies via de ademhaling bemoeilijkt is mij niet bekend.
Bij 27 graden Celsius kan bij vleesvarkens hittestress ontstaan. Hoe varkens de warmte ervaren is naast de temperatuur mede afhankelijk van andere factoren, waaronder de relatieve luchtvochtigheid en de luchtsnelheid, die bepalen hoe het varken de warmte ervaart.
Varkens kunnen nauwelijks zweten. Van nature zoeken varkens afkoeling door de schaduw op te zoeken, of een water- en of modderbad te nemen.
Een vrije uitloop met beschutting en gelegenheid voor modderbaden kan de natuurlijke omgeving het dichtst benaderen, afhankelijk van de inrichting. Dat wil niet per definitie zeggen dat deze stalsystemen bij hoge temperaturen het beste zijn om hittestress te voorkomen. Technische ventilatiesystemen zijn juist bedoeld om een goede kwaliteit van de omgeving van de dieren te bewerkstelligen en het klimaat zo constant mogelijk te houden.
Ik ben van mening dat de huisvesting moet zijn aangepast aan de dieren en niet andersom en wil deze voorwaarden verder uitwerken in het kader van de verduurzaming van de veehouderij. Dat wil niet per definitie zeggen dat alleen vrije uitloop-huisvesting aan de behoeften van het dier tegemoet kan komen.
Ik heb niet de wettelijke mogelijkheid om dierlijke sectoren productiebeperkende maatregelen zoals een fokbeperking ter voorkoming van hittestress op te leggen.
Uw Kamer heeft de gewijzigde motie van het lid Ouwehand aangenomen dat mij verzoekt per direct de slachthuizen op te dragen de slachtsnelheid te verlagen. Ik zal uw Kamer op korte termijn over de uitvoering informeren.
Volgens de geldende EU-wetgeving moeten de slachthuizen zelf in hun standaardwerkwijzen aangeven hoe ze invulling geven aan de dierenwelzijnseisen. De wachttijd bij slachthuizen varieert en het hangt onder andere af van de omstandigheden bij het slachthuis waar ze moeten wachten en de betreffende dieren wanneer dit problematisch wordt. Wat in de ene situatie acceptabel is, kan in een andere situatie een ernstige inbreuk op het dierenwelzijn zijn. Mede hierdoor kies ik er niet voor om een maximum aantal minuten of kwartieren voor te schrijven. In het sectorprotocol van COV, wat nader ingevuld door de individuele slachthuizen, staat het beperken van de wachttijd als mogelijke maatregel opgenomen.
Hierbij deel ik mede dat de vragen van het lid Ouwehand (PvdD) over het beschermen van dieren bij de verwachte hittegolven met als kenmerk 2020Z08874 niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord. Ik onderschrijf de urgentie die uit de Kamervragen spreekt en kan uw Kamer binnen afzienbare termijn een vollediger beeld schetsen van de stappen die zijn gezet om dieren te beschermen tegen hitte. Ik zal uw Kamer de beantwoording zo spoedig mogelijk doen toekomen, tezamen met de beantwoording op de vragen van het lid Futselaar met als kenmerk 2020Z08313.