Ingediend | 14 mei 2020 |
---|---|
Beantwoord | 19 juni 2020 (na 36 dagen) |
Indieners | Michiel van Nispen , Maarten Groothuizen (D66) |
Beantwoord door | Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid organisatie en beleid recht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z08675.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-3224.html |
Zoals eerder aangegeven1 dienen advocaten die worden ingeschakeld voor zelfonderzoeken zich te houden aan de voor hen geldende beroeps- en gedragsregels, zoals neergelegd in de kernwaarden genoemd in artikel 10a van de Advocatenwet. Zo dienen advocaten bij het uitvoeren van het onderzoek voldoende onafhankelijkheid te betrachten ten opzichte van hun opdrachtgever. Tevens is de advocaat bij de uitoefening van zijn beroep partijdig bij de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van zijn cliënt. In de Gedragsregels advocatuur 2018 over de onafhankelijkheid en partijdigheid is verder het volgende opgenomen: de advocaat vermijdt dat zijn onafhankelijkheid in de uitoefening van zijn beroep in gevaar zou kunnen komen; en het belang van de cliënt, geen enkel ander belang, bepaalt de wijze waarop de advocaat zijn zaken behandelt. Deze regels zijn te allen tijde van toepassing op de advocaat, dus ook bij zelfonderzoeken naar fraude door advocaten.
Hierbij merk ik op dat de advocaat uitsluitend instructies ontvangt van zijn cliënt, niet betekent dat hij zonder meer gehouden is om al hetgeen te doen dat hem door zijn cliënt wordt opgedragen. De advocaat behoort zich, gelet op het vereiste van onafhankelijkheid, niet met zijn cliënt te vereenzelvigen. Een partijdige belangenbehartiging brengt bovendien niet mee dat de advocaat bewust onwaarheden zou mogen spreken of in strijd met een goede procesorde of rechtsbedeling zou mogen handelen. Belangenbehartiging van cliënten mag alleen met rechtmatige middelen worden nagestreefd. De advocaat behoudt zijn eigen verantwoordelijkheden ten aanzien van het handelen overeenkomstig de wet en het recht. Wat partijdigheid concreet inhoudt, betreft een professionele inschatting van de advocaat. Bij de behartiging van belangen van een cliënt komt een advocaat een grote mate van vrijheid toe.
De naleving van deze regels wordt geborgd door het voor de beroepsgroep geldende tuchtrecht. Het handelen van een advocaat kan derhalve worden getoetst door de tuchtrechter.
Bij zelfonderzoeken door advocaten selecteert en beoordeelt de advocaat de juridisch relevante feiten teneinde de cliënt te adviseren over diens juridische positie en hem bij te staan in lopende of toekomstige procedures en/of optreden door autoriteiten. Dit zelfonderzoek doet de advocaat vanuit zijn onafhankelijke en partijdige rol overeenkomstig de kernwaarden. Onpartijdig optreden is niet verenigbaar met de kernwaarden van artikel 10a van de Advocatenwet en de Gedragsregels advocatuur 2018, zoals in antwoord op de vorige vraag nader uiteen is gezet. Het Openbaar Ministerie (OM) en de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) dienen zich dan ook goed te vergewissen van deze onafhankelijke en partijdige rol wanneer advocaten zelfonderzoek verrichten.
Een eventueel risico op perserve financiële prikkels wordt naar mijn mening in voldoende mate gemitigeerd door het feit dat advocaten zijn gehouden aan de voor hen geldende beroeps- en gedragsregels en het tuchtrecht, zoals in antwoord op vraag 1 is aangegeven. Bovendien zullen resultaten van een zelfonderzoek alleen worden aanvaard, indien sprake is van een lopend strafrechtelijk onderzoek waarin door het OM met de verdediging is afgesproken dat zelfonderzoek plaats kan vinden en wat de aard en omvang van zo’n onderzoek zal moeten zijn. Voorts controleert de FIOD de door de verdachten aangeleverde onderzoeksresultaten altijd op voldoende diepgang, volledigheid en juistheid, hetgeen vervolgens ook door het OM wordt geverifieerd. Daarnaast is en blijft het OM verantwoordelijk voor een strafrechtelijk onderzoek en beslist over het inzetten van strafvorderlijke bevoegdheden en over de vervolging.
Nee, ik heb geen zicht op de grootte van de markt voor zelfonderzoek bij fraude.
Het waarborgen van de onafhankelijkheid van advocaten en een objectief onderzoek wordt mijns inziens voldoende gewaarborgd, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3.
Nee, die mening deel ik niet. De geldende beroeps- en gedragsregels en het tuchtrecht bieden naar mijn mening voldoende mogelijkheden om een mogelijke spanning tussen partijdigheid en onafhankelijkheid het hoofd te kunnen bieden.
Het is juist dat advocaten niet vallen onder de vergunningsplicht voor zelfonderzoek, zoals neergelegd in de Wpbr. Dit is ook niet onwenselijk, aangezien de geldende beroeps- en gedragsregels voor advocaten en het tuchtrecht voorzien in voldoende waarborgen waardoor advocaten ontheven kunnen worden van die vergunningsplicht.
Het OM heeft te kennen gegeven in de toekomst open te staan voor zelfonderzoek door professionals, waaronder advocaten of (forensisch) accountants, die door verdachte bedrijven zelf zijn ingehuurd. Daarbij worden de voorwaarden, zoals genoemd in antwoord op vraag 3, te allen tijde door het OM in acht te worden genomen. Er wordt niet louter aangestuurd op zelfonderzoek door advocaten.
Het betreft reguliere werkafspraken die zijn gemaakt tussen het OM en de FIOD, dat vanuit de opsporing wordt gestuurd op de voorwaarden voor zelfonderzoek en dat het OM in staat wordt gesteld een eigen toets aan te brengen. Daarom worden ook alleen de resultaten van een zelfonderzoek aanvaard indien de meldende c.q. verdachte partij daarover vooraf concrete afspraken met het OM heeft gemaakt, zie ook het antwoord op vraag 3. Verder zal de FIOD nagaan of het zelfonderzoek op voldoende diepgaande, volledige en juiste wijze is uitgevoerd, waarbij zij ook toegang moeten kunnen hebben tot de onderliggende stukken. Zo nodig doet de FIOD aanvullend onderzoek. Ten slotte zal het OM beoordelen of de uitkomsten van het zelfonderzoek en de validatie daarvan door de FIOD voldoende grondslag bieden voor een vervolgingsbeslissing in de casus.
Mijn antwoord is gebaseerd op ervaringen van het OM, zoals ook aangegeven in het krantenbericht van het Financieele Dagblad van 4 juni 2019. Het OM heeft gemeld dat de Nederlandse autoriteiten door hun samenwerking met de Amerikaanse autoriteiten, onder andere in de Vimpelcom-zaak en de Telia Company-zaak, ervaring hebben opgedaan met deze wijze van samenwerken met de advocatuur.
Dat in Verenigde Staten van Amerika specifieke richtlijnen bestaan voor strafvermindering bij zelfmelding en medewerking in fraudezaken maakt niet dat het voorbeeld geen representatieve waarde heeft. Indien een verdachte meewerkt in een strafproces is dat een omstandigheid die ook in de huidige situatie door het Nederlandse OM in de regel positief wordt meegewogen bij het bepalen van de strafeis. Die afweging kan ook plaatsvinden bij een zelfstandig onderzoek zolang het onderzoek voldoende diepgang heeft en juist en volledig is. Verder heeft het OM aangegeven te zullen onderzoeken of het mogelijk is om meer duidelijkheid te gaan geven aan een verdachte voor wat betreft de vraag hoe meewerken en zelfmelden concreet wordt meegewogen.
Dat heb ik bij deze gedaan.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Groothuizen (D66) en Van Nispen (SP), van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de wenselijkheid van zelfonderzoek in fraudezaken (ingezonden 14 mei 2020) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.