Ingediend | 13 mei 2020 |
---|---|
Beantwoord | 21 juli 2020 (na 69 dagen) |
Indieners | Jaco Geurts (CDA), Maurits von Martels (CDA) |
Beantwoord door | Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | landbouw organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z08569.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-3594.html |
Ja.
Telers willen graag verduurzamen, dit blijkt ook uit het bericht «Telers willen verduurzamen zonder PlanetProof». In het bericht wordt aangegeven dat deze telers van mening zijn het keurmerk «On the way to PlanetProof» niet nodig te hebben voor hun streven naar verdere verduurzaming van hun productie.
Enige nuancering is daarnaast op zijn plaats. Uit hetzelfde bericht blijkt namelijk dat tweederde van de ondervraagde telers géén ervaring heeft met het telen volgens de richtlijnen van PlanetProof. En het zijn met name deze telers zonder ervaring die geen meerwaarde zien in het keurmerk. Telers die twee jaar of langer gecertificeerd zijn, zijn positiever over het keurmerk.
Verder is het aantal bedrijven met een PlanetProof-certificaat voor plantaardige producten in de afgelopen 4 jaar sterk gegroeid: van 185 bedrijven in januari 2016 tot 1.463 bedrijven in januari 2020 (waarbij de grootste toename het afgelopen jaar (2019) heeft plaatsgevonden).
De kosten die telers maken om aan de eisen van «On the way to PlanetProof» te voldoen, zijn van verschillende zaken afhankelijk: de omvang van het bedrijf, de mate waarin het bedrijf nog aanpassingen moet maken om aan de duurzaamheidseisen te voldoen, het te certificeren gewas, et cetera. Hier is niet één bedrag voor te noemen. Bovendien kunnen de kosten jaarlijks verschillen. Het is daarom belangrijk een onderscheid te maken tussen de verschillende kostencategorieën die zijn verbonden aan het voldoen aan de eisen van «On the way to PlanetProof»:
De hoogte van de kosten die per categorie gemaakt worden, wisselt. Maar ter illustratie enkele voorbeelden. Zo schat SMK dat de kosten voor de jaarlijkse inspectie gemiddeld rond de € 500,– bedragen. Bij de afdrachten aan SMK wordt onderscheid gemaakt tussen tarieven voor individuele aanmelding en die voor groepsaanmelding. Voor groepen gelden lagere tarieven:
Eerder heeft het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM Onderzoek en Advies) een eerste vingeroefening gedaan naar de meerkosten van de teelt van consumptieaardappelen, appels en tomaten onder het schema «On the way to PlanetProof».2 Hieruit blijkt dat bijvoorbeeld voor consumptieaardappelen en appels de extra gemaakte kosten om te voldoen aan het keurmerk bijna € 1.000,– per hectare zijn. Voor tomaten bedragen deze kosten ca. € 3.000 per hectare (vooral als gevolg van het gebruik van duurdere of arbeidsintensievere niet-chemische gewasbeschermingsmiddelen). In sommige gevallen worden deze meerkosten vergoed, vooral voor akkerbouwproducten (naast aardappelen ook uien en brouwgerst). Voor de andere twee producten – appels en tomaten – zijn geen gegevens bekend, omdat producenten of telersverenigingen prijsafspraken met hun afnemers maken, en SMK hierover geen informatie ontvangt.
Het keurmerk «On the way to PlanetProof» heeft tot doel om verduurzaming van de landbouw te stimuleren, door vraag en aanbod van duurzamere producten bij elkaar te brengen. Het keurmerk zorgt voor een product dat beter is voor mens en milieu. Als een afnemer (bijvoorbeeld een supermarkt) bovenwettelijke eisen stelt ten behoeve van duurzaamheid, dan moeten boeren en tuinders door deze afnemer óók gewaardeerd worden voor de extra inzet die daarmee van hen verlangd wordt. Dat betekent dat primair alle partijen in de keten een verantwoordelijkheid hebben en dienen te nemen om bovenwettelijke eisen op een passende wijze te belonen. Maar dat gaat niet altijd vanzelf. Daarom, én vanwege het belang dat ik eraan hecht, ben ik bezig met het opstellen van een agrarische ondernemerschapsagenda. Hierin wordt op een samenhangende manier vooruit gekeken naar hoe primaire producenten – in een tijd waarin door allerlei ketenpartijen steeds meer van hen wordt verwacht, terwijl ze als individuele ondernemer soms weinig onderhandelingsmacht hebben – beter in staat gesteld kunnen worden om hun boterham te verdienen. Deze agenda richt zich onder andere op meer markttransparantie, meer samenwerking, minder marktmisbruik van ketenpartijen, en betere toegang tot financiering. Daarnaast beschouwt de agenda de mogelijkheid van het publiek belonen van ecosysteemdiensten en collectieve goederen, zoals biologische plaagbestrijding, het behoud van biodiversiteit, een aantrekkelijk landschap en waterretentie. Zaken die raken aan het keurmerk «On the Way to PlanetProof», en waarvan de samenleving als geheel de vruchten plukt.
Ook zonder certificering kan een teler er voor kiezen om op een duurzamer wijze te produceren. Echter, zonder deelname aan een certificeringschema zal het niet eenvoudig zijn om aan de consument te tonen dat de productie daadwerkelijk op een duurzamere, bovenwettelijke wijze plaatsvindt. Voor een teler die zonder keurmerk verduurzaamt, is het lastig een meerprijs voor zijn product te vragen als de consument in de winkel niet weet waarop deze meerprijs is gebaseerd (tenzij de teler hier zelf via marketing werk van gaat maken). Omgekeerd helpt certificering de consument bij het herkennen van het duurzame product. Daarnaast verschaft een certificeringsschema aan de telers inzicht in waar de aangrijpingspunten zitten om de productie daadwerkelijk te verduurzamen.
Zie ook het antwoord op vraag 4. Ik vind het van belang dat de vergoeding voor de extra kosten billijk is. Het kan namelijk niet zo zijn dat de extra inspanningen die de primaire producent ten behoeve van duurzaamheid pleegt, niet vergoed worden. Als ketenpartijen (denk aan supermarkten) aan primaire producenten duurzaamheidseisen opleggen, dan betekent dit inherent dat zij óók de verantwoordelijkheid hebben om deze bovenwettelijke eisen op een passende wijze te belonen. Mijn inspanningen om de positie van de boer te versterken zijn er op gericht om de primaire producent sterker te laten staan in zijn / haar relatie tot de overige schakels in de keten, bijvoorbeeld als het gaat om prijsonderhandelingen. Tegelijkertijd ben ik me ervan bewust dat – terwijl de lasten van de duurzaamheidsinspanningen bij de boer liggen – een deel van de lusten publiekelijk van aard zijn. Denk aan een mooi en aantrekkelijk landschap, het behoud van soorten, een schoon milieu. Daar profiteren wij als gehele samenleving van. Dat betekent naast private compensatie ook publieke vergoedingen voor de boer, zoals uit het nieuwe GLB. In de eerder genoemde agrarische ondernemerschapsagenda nemen we dit mee.
Als eerste stap hiertoe is besloten om meer inzicht te verkrijgen in de aard en omvang van het probleem van het uitbetaald krijgen van hogere prijzen voor producten die aan bovenwettelijke eisen voldoen. Daartoe is een agro-nutrimonitor opgericht bij de ACM. In deze monitor wordt onder meer gekeken naar verschillen tussen prijzen van bepaalde gangbare producten en producten die voldoen aan bovenwettelijk eisen. Het gaat in eerste instantie om zes producten: uien, witte kool/zuurkool, tomaten, peren, melk en varkensvlees. De monitor zal voor deze producten inzicht geven in de prijzen in de diverse schakels van de voedselketen, zodat de maatschappelijke discussie over de hoogte van de prijzen gevoerd kan worden op basis van feiten. Ook wordt gekeken naar mechanismen achter de prijsvorming, zodat de verschillen tussen bijvoorbeeld ondernemingen, productvarianten en seizoenen beter verklaard kunnen worden.
Wageningen Economic Research gaat de data voor de ACM verzamelen. Door de Corona-uitbraak heeft dit echter enige vertraging opgelopen, maar desondanks wordt verwacht dat na de zomer van 2020 de eerste rapportage wordt gepubliceerd.