Ingediend | 8 mei 2020 |
---|---|
Beantwoord | 19 mei 2020 (na 11 dagen) |
Indieners | Michiel van Nispen , Maarten Groothuizen (D66) |
Beantwoord door | Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | recht strafrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z08216.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-2837.html |
Ja, daar zijn wij mee bekend.
Ja, daar zijn wij het mee eens.
Als gevolg van het coronavirus zijn er ingrijpende maatregelen getroffen. Deze maatregelen hebben ook hun uitwerking op het strafrecht. Bij het treffen van alle maatregelen worden de beginselen van rechtsstaat, democratie en grondrechten geborgd met in achtneming van de beperkingen die voortvloeien uit de noodzakelijke maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid. De buitengewone maatregelen die in Nederland zijn getroffen in het kader van de bestrijding van het coronavirus zijn geoorloofd en wenselijk vanuit het oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid en voldoen aan vereisten van noodzakelijkheid, proportionaliteit en tijdelijkheid.
Het uitgangspunt is dat de communicatie tussen verdachten en advocaten in persoon geschiedt. Van het recht op fysieke aanwezigheid van een raadsman bij met name het politieverhoor kan alleen tegen de wens van de verdachte of de raadsman worden afgeweken indien door noodzakelijke maatregelen ter bestrijding van besmetting met het coronavirus op de verhoorlocatie de aanwezigheid van de raadsman aldaar niet mogelijk of zeer bezwaarlijk is. Daarnaast kan een advocaat zelf de keuze maken om alleen telefonische bijstand te verlenen.
De maatregelen die zijn genomen in het kader van het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus mogen echter niet een effectieve verlening van rechtsbijstand in de weg staan. Consultatiebijstand en rechtsbijstand bij politieverhoor kunnen ook op een effectieve wijze worden uitgevoerd door toepassing van videoconferentie of andere vormen van tweezijdige elektronische communicatie. De wettelijke regeling van de consultatiebijstand en verhoorbijstand (artikelen 28–28e Wetboek van Strafvordering) bevat daarvoor geen beperkingen.2
De politie heeft maatregelen getroffen om de veiligheid van betrokkenen in het werkproces en de rechten van verdachten te garanderen. Dit is op veel plaatsen goed gelukt, op een enkele plek zijn deze voorzieningen suboptimaal. Binnen de politie wordt de komende weken daarom op alle politielocaties gekeken of de getroffen maatregelen afdoende zijn – is dit niet het geval dan zullen hier extra voorzieningen komen. Daarnaast wordt, nu gebleken is dat de maatregelen ter bestrijding van de verspreiding van het coronavirus langere tijd van kracht zullen zijn, samen met betrokken ketenpartners gekeken wat mogelijkheden zijn om persoonlijk contact tussen de verdachte en diens advocaat mogelijk te maken.
De werkwijzen verschillen per locatie en zijn sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zoals het gebouw waar de verdachte zich bevindt. Gegeven de omstandigheden en de gezondheidsrisico’s kent de communicatie van arrestanten met advocaat en tolk vandaag de dag beperkingen.
In dit proces worden twee fases onderscheiden. De eerste is de fase na de aanhouding. In deze piketfase zit de arrestant op het politiebureau en is de politie verantwoordelijk voor een juiste afhandeling. In deze fase wordt een piketadvocaat ingeschakeld die de arrestant veelal fysiek bezoekt. Dat kan ook telefonisch. Wij beschikken niet over informatie dat gesprekken tussen arrestanten en advocaten via de intercom hebben plaatsgevonden. Voor het overige aangaande deze fase verwijzen wij naar mijn antwoord op vraag 4.
De tweede fase is de voorlopige hechtenis in het huis van bewaring. Ook in de coronacrisis heeft de advocaat toegang tot de gedetineerde in de inrichting. Indien fysiek contact niet mogelijk is, vindt het gesprek tussen advocaat en gedetineerde telefonisch plaats (zie ook antwoord3. Binnen de PI’s wordt gebruik gemaakt van een tolkentelefoon, die de advocaat kan inschakelen.
Indien een fysiek bezoek van de advocaat niet mogelijk is, wordt de gedetineerde in de penitentiaire inrichting in de gelegenheid gesteld om zijn advocaat te bellen. Dit telefonisch contact vindt in de regel plaats tijdens een recreatiemoment via een telefoon die (meestal) geplaatst is in een telefooncel op het vlak van de inrichting. Tijdens de coronacrisis is dit niet anders. Verder verwijzen wij naar mijn antwoord op vraag 4.
Gedurende de eerste fase zijn advocaten gestimuleerd om via digitale middelen aan zittingen of raadkamers deel te nemen. Het is dus niet zo dat zij hierin niet konden participeren. Zij zijn steeds in staat gesteld om ten overstaan van de rechter voor de belangen van hun cliënten op te komen. Dit heeft de Rechtspraak ook gepubliceerd op Rechtspraak.nl in de tijdelijke regeling strafzaken.
Voor de periode vanaf 6 april is uitdrukkelijk gecommuniceerd dat bij een fysieke zitting in aanwezigheid van de officier van justitie ook de advocaat aanwezig is. Een advocaat kan zelf de keuze maken om alleen telefonisch deel te nemen.
Vanaf 11 mei j.l. geldt een «Tijdelijke regeling strafzaken in verband met de geleidelijke openstelling gerechtsgebouwen».4 De gerechtsgebouwen zijn vanaf deze datum weer geopend en er worden steeds meer fysieke zittingen gehouden. De behandeling van onder meer strafzaken heeft daarbij prioriteit. Overigens geldt vanaf deze datum in geval van fysieke zittingen dat in beginsel alle bij het strafproces betrokken partijen zoals tolken, deskundigen, slachtoffers, benadeelde partijen, getuigen, ouder(s) met gezag/voogd, (jeugd)reclassering, Raad voor de Kinderbescherming en journalisten weer uitgenodigd worden fysiek in de zittingzaal aanwezig te zijn.
In het recht op een eerlijk proces, zoals opgenomen in onder meer artikel 6 EVRM, ligt besloten het recht van de verdachte om bij de berechting aanwezig te zijn. De verdachte moet in de gelegenheid worden gesteld de beschuldigingen aan zijn adres tegen te spreken. Het aanwezigheidsrecht is niet absoluut, maar ingebed in het recht op een behoorlijke verdediging en vervult een rechtsbeschermende functie samen met andere verdedigingsrechten, zoals het recht op rechtsbijstand en het recht getuigen te ondervragen.
Indien aanwezigheid van de (gedetineerde) verdachte ter terechtzitting door uitzonderlijke omstandigheden, zoals zich nu voordoen vanwege de maatregelen ter bestrijding van de verspreiding van het coronavirus, niet mogelijk of zeer bezwaarlijk is, kan dit worden gecompenseerd doordat de verdachte aan de behandeling van de zaak ter terechtzitting op afstand deelneemt via videoconferentie. Op grond van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid kan, indien dit noodzakelijk is in verband met de uitbraak van coronavirus, voor het horen, verhoren of ondervragen van personen in plaats van videoconferentie waarbij een directe beeld- en geluidsverbinding tot stand komt, onder voorwaarden en beperkingen gebruik worden gemaakt van een ander tweezijdig elektronisch communicatiemiddel.
Ook bij deelname op afstand moet een verdachte in de gelegenheid worden gesteld zijn rechten uit te oefenen. Daarnaast kan de (fysieke) aanwezigheid van zijn raadsman bij de terechtzitting de beperking die kan uitgaan van op afstand deelnemen, compenseren. Voor de beantwoording van de vraag of het recht op een eerlijk proces is geschonden volstaat niet dat elk verdedigingsrecht geïsoleerd wordt getoetst. Beoordeeld wordt of het proces, over het geheel genomen, eerlijk was. Niet iedere tekortkoming in de procedure leidt tot de conclusie dat het recht op een eerlijk proces zou zijn geschonden. Een gebrek in de uitoefening van een verdedigingsrecht kan worden gecompenseerd indien daarvoor een adequaat alternatief wordt geboden.
De rechter zal zich vergewissen van volwaardige deelname door de verdachte gedurende de hele zitting. Daarbij zal vertrouwelijk overleg tussen verdachte en raadsman moeten worden gewaarborgd, bijvoorbeeld via een andere telefoonlijn. Wanneer een verbinding hapert, zal alles in het werk worden gesteld om hierin verbetering te brengen. Kan (de kwaliteit van) de verbinding niet aanstonds of na een korte onderbreking van de zitting worden verbeterd of hersteld, dan zal de rechter de zaak moeten aanhouden. Indien in een voorkomend geval de indruk bestaat dat rechten van de verdachte zijn geschonden, is het voor de verdachte uiteraard mogelijk om hiertegen een rechtsmiddel aan te wenden.
Zoals uit het antwoord op vraag 8 blijkt, leidt het aanwezigheidsrecht van de verdachte tot het uitgangspunt dat de verdachte bij de berechting aanwezig kan zijn. Aan de wens van de verdachte om fysiek bij de terechtzitting aanwezig te zijn, moet dus als uitgangspunt zoveel mogelijk gevolg worden gegeven.
In de memorie van toelichting bij de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid is tot uitdrukking gebracht dat fysieke aanwezigheid van een persoon die wordt gehoord of verhoord over het algemeen ook de voorkeur verdient boven de toepassing van videoconferentie. Op het gebruik van deze noodoplossing moet dan ook alleen worden teruggevallen, zeker als dit tegen de wens van de verdachte of de raadsman is, indien de aanwezigheid van de gedetineerde verdachte bij de terechtzitting niet mogelijk of zeer bezwaarlijk is in verband met de bestrijding van het coronavirus. Ook bij deelname op afstand aan de zitting moet ervoor worden zorggedragen dat verdedigingsrechten kunnen worden uitgeoefend en dat het verlenen van rechtsbijstand effectief kan plaatsvinden.
In de «Tijdelijke regeling strafzaken in verband met de geleidelijke openstelling gerechtsgebouwen» van de Rechtspraak is als uitgangspunt opgenomen dat vanaf 11 mei jongstleden zittingen met niet-gedetineerde verdachten in beginsel zullen plaatsvinden in fysieke aanwezigheid van de verdachte. Ook de inhoudelijke behandeling van (jeugd)strafzaken waarbij de verdachte gedetineerd is, zullen in beginsel en voor zover dat binnen de corona-maatregelen mogelijk is, in fysieke aanwezigheid van de verdachte plaatsvinden.
Er is een inschatting gemaakt van de tijd die over het algemeen nodig zal zijn voor behandeling van een zaak ter zitting. De tijd van 45 minuten is tot stand gekomen in onderling overleg tussen de verschillende ketenpartners. Daarbij is ervan uitgegaan dat een behandeling ter zitting over het algemeen binnen ongeveer 30 minuten zal zijn afgerond. Er worden alleen zaken op zitting geplaatst die zich voor behandeling in de tijdspanne van 45 minuten lenen. De rechter maakt voorafgaand aan de zitting een tijdinschatting ten aanzien van de specifieke zaak en stemt dit af zodat telehoorfaciliteiten bij de PI´s kunnen worden ingepland. De Rechtspraak monitort samen met de ketenpartners hoe een en ander verloopt met als doel de beschikbare tijd zo optimaal mogelijk te benutten. Wij hebben begrepen dat dit steeds beter lukt. Overigens is het niet de bedoeling dat de verbinding na verloop van de vooraf ingeschatte benodigde tijd automatisch wordt verbroken.
De telehoorvoorzieningen in de penitentiaire inrichtingen zijn de afgelopen weken aanzienlijk uitgebreid. Waar nodig vindt verdere uitbreiding plaats. De aandacht gaat nu vooral ook uit naar de efficiënte inzet van de faciliteiten.
Er is momenteel als gevolg van de corona-crisis noodgedwongen een beperking in de openbaarheid van zittingen. In individuele gevallen kan daarvan worden afgeweken, waarbij wel altijd een belangenafweging gemaakt wordt tussen het belang van de volksgezondheid in het algemeen en de gezondheid van procespartijen en aanwezigen in de zittingszaal in het bijzonder, en het belang van de openbaarheid van zittingen.
Vanwege de huidige beperkingen worden er momenteel veel meer uitspraken op www.rechtspraak.nl gepubliceerd. Verder kunnen bij elke zitting in ieder geval drie journalisten aanwezig zijn. Afhankelijk van de omstandigheden in het gerechtsgebouw kan dat ruimer zijn. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van Skypeverbindingen of videozalen om journalisten de zitting te laten volgen. Bij grote en/of mediagevoelige zaken en/of wanneer het maatschappelijk belang dit vordert, worden professionele livestreams ingezet. Een gerecht kan daartoe een verzoek indienen bij de Raad voor de rechtspraak.
In de afgelopen weken zijn vier zittingen gelivestreamd voor een groot publiek. Het ging onder andere om de uitspraak in de zaak Gökmen T. en het kort geding van twee voetbalclubs tegen de KNVB (meer dan 75.000 kijkers). Ook de komende weken zullen verschillende zittingen waar veel belangstelling voor wordt verwacht, worden gelivestreamd. Het is gelet op de beperkte capaciteit en middelen niet mogelijk alle zittingen door middel van een livestream toegankelijk te maken voor het publiek.
Het klopt dat dit in de praktijk gebeurt. In individuele gevallen kan er op verzoek worden afgeweken van de beperking tot 3 journalisten, waarbij wel altijd een belangenafweging gemaakt wordt tussen het belang van de volksgezondheid en het belang van de openbaarheid van zittingen. Dit is een afweging die decentraal door het desbetreffende gerecht, op basis van de lokale situatie, wordt gemaakt. Op het moment zijn er nog geen signalen dat gerechten journalisten hebben moeten selecteren.
De Rechtspraak realiseert zich dat voor sommige zaken grote maatschappelijke belangstelling bestaat. Om die reden is een regeling getroffen voor de inzet van professionele livestreams.
De afgekondigde maatregelen hebben tot doel medewerkers en justitiabelen te beschermen tegen verspreiding van het coronavirus. Aan fundamentele rechten zoals luchten wordt niet getornd, ook niet in deze crisistijd. Dagprogramma’s van justitiabelen vinden zoveel mogelijk doorgang. De realiteit is echter dat bij een beperkt aantal inrichtingen het niet altijd mogelijk is het volledige dagprogramma uit te voeren. In alle gevallen is evenwel sprake van luchten en enige uren recreatie. In het merendeel van de PI’s wordt het dagprogramma deze weken (bijna) onverkort aangeboden, met aanpassing van de groepsgrootte.
Aan ingeslotenen die tijdelijk geen bezoek mogen ontvangen en niet met verlof kunnen worden ruimere mogelijkheden voor telefonisch contact en beeldbellen geboden. De Minister voor Rechtsbescherming zal de Tweede Kamer zodra dat aan de orde is nader informeren over een versoepeling van de maatregelen ten aanzien van onder meer bezoek en verlof.
Tot slot willen wij meegeven dat het CPT (European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment) onlangs in de context van de COVID-19 pandemie een verklaring heeft gepubliceerd met tien uitgangspunten over de bejegening van personen die van hun vrijheid zijn beroofd.5 De in Nederland getroffen maatregelen zijn in lijn met deze uitgangspunten.
Gedetineerden die voor het eerst instromen in een penitentiaire inrichting worden eerst twee weken op een eenpersoonscel geplaatst (gelet op incubatietijd van het coronavirus). In deze periode wordt gemonitord of de gedetineerde klachten ontwikkelt. Als dit niet het geval is, kan de gedetineerde op een meerpersoonscel (MPC) worden geplaatst. Alleen gedetineerden die volledig klachtenvrij zijn, worden samen in een cel geplaatst. Bij elke verdenking van besmetting wordt er getest.
Gedetineerden die ziek worden en zorg nodig hebben die niet in de inrichting geboden kan worden, worden overgeplaatst naar een instelling waar 24/7 medische zorg geleverd wordt. Voormalige celgenoten van besmette gedetineerden worden zo lang zij geen klachten hebben, niet geïsoleerd. Zij worden wel strikt gemonitord op corona gerelateerde symptomen. Mocht hiervan sprake zijn, dan worden ook zij geïsoleerd.
De bezetting van MPC is sinds het begin van de coronamaatregelen teruggebracht van ca. 30% naar 10,2% (12 mei 2020). Voor gezonde gedetineerden zijn MPC ook in de huidige situatie een passende vorm van detentie. Uiteraard worden de richtlijnen van het RIVM strikt gevolgd en worden alle hygiënische maatregelen in acht genomen.
De gedetineerden hebben de mogelijkheid in beklag te gaan tegen plaatsing op een MPC bij de beklagcommissie van de inrichting en in afwachting van de behandeling van het beklag schorsing van de beslissing vragen bij de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ).
Wij hebben met interesse kennisgenomen van het blog, waarin de algemeen directeur Reclassering Nederland ideeën naar voren brengt voor vernieuwing in de strafrechtsketen. Eén van die ideeën is meer gebruik te maken van mediation in strafzaken. Zoals uiteengezet in de brief aan uw Kamer d.d. 8 januari 2020, waarmee het beleidskader herstelrechtvoorzieningen gedurende het strafproces is aangeboden (Kamerstuk 29 279, nr. 560), streven wij ernaar de inzet van herstelrecht, zoals mediation in strafzaken, te bevorderen. Uw Kamer wordt, zoals ook toegezegd tijdens het algemeen overleg geschilbeslechting en herstelrecht op 20 februari 2020, voor het eind van het jaar door mij nader geïnformeerd met betrekking tot de bevordering van herstelrecht en de verdere gevolgen voor de uitvoering.
Een ander idee dat door de algemeen directeur naar voren is gebracht, is om (vormen van) digitale rechtspraak waarmee de afgelopen periode is geëxperimenteerd, voort te zetten. Als voorbeeld wordt daarbij genoemd het via videobellen horen van reclasseringsmedewerkers als getuige-deskundige op zitting. Wij onderstrepen de wenselijkheid van het voortzetten van positieve ervaringen en blijven daarover graag met de betrokken ketenpartners in gesprek.