Ingediend | 8 april 2020 |
---|---|
Beantwoord | 12 juni 2020 (na 65 dagen) |
Indiener | Chris Stoffer (SGP) |
Beantwoord door | Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
Onderwerpen | economie ondernemen organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z06372.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-3123.html |
Ja. Sinds het moment van indiening van de vragen van het lid Stoffer heb ik verschillende maatregelen getroffen om de kredietverstrekking voor het midden- en kleinbedrijf te vereenvoudigen.1
Zoals het kabinet heeft aangegeven in de brief van 7 april jl. heeft het kabinet besloten om de provisie voor de coronamodule van de BMKB (hierna: BMKB-C) te verlagen naar 2% bij kredieten met een looptijd van maximaal twee jaar.2
Onder de reguliere BMKB is het al mogelijk om de provisie over de looptijd van de lening uit te strijken (artikel 3.11.4, derde lid, Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies).
Het kabinet heeft besloten om de looptijd van de BMKB-C te verlengen tot 4 jaar. De provisie bij kredieten met een looptijd van meer dan twee jaar tot 4 jaar bedraagt 3%.
Het borgstellingspercentage voor de BMKB-C is reeds met terugwerkende kracht tot en met 16 maart 2020 verhoogd van 45% naar 67,5%.3
De rente van 2% bij Qredits geldt alleen over de periode van uitstel van aflossing van 6 maanden van bestaande leningen. Qredits ontvangt een financiële bijdrage van de overheid om deze rentekorting mogelijk te maken. Een rente van 2% past niet altijd bij het risico dat banken nog steeds lopen bij het verstrekken van leningen, ondanks voorzieningen zoals de BMKB. Het ligt dus niet in de rede dat kredietverstrekkers in algemene zin het gehanteerde rentepercentage gelijkstellen aan het percentage dat Qredits hanteert. Wel spreekt het kabinet de banken er dringend op aan dat zij het voordeel dat de BMKB-C door de versoepeling van de voorwaarden van overheidswege oplevert doorgeven aan de ondernemers.
Het is het uitgangspunt van het kabinet om liquiditeit aan het bedrijfsleven zoveel als mogelijk te vergroten via generieke financieringsregelingen, zoals GO, BMKB, TOGS en de ondersteuning van Qredits. Voor GO en BMKB zijn aparte coronamodules gemaakt. De generieke liquiditeitsinstrumenten zorgen voor een zo groot mogelijk bereik.
In de brief van 1 mei 2020 heeft het kabinet een afwegingskader gegeven voor de steun aan individuele ondernemingen.4 Eén van de indicatoren die meespeelt in de afweging is de vraag of een onderneming een belangrijke clusterrol speelt in de waardeketen. Dat sluit aan op de door het lid Stoffer genoemde ketenreacties.
Het kabinet ontvangt dezelfde signalen. Het heeft kabinet als extra maatregel een kredietfaciliteit geïntroduceerd met de banken en non-bancaire financiers om de kredietverlening aan klanten zonder kredietrelatie op gang te krijgen. Dit betreft een faciliteit voor kleine kredieten tot 50.000 euro.5Daarnaast heeft het kabinet een fonds geïntroduceerd voor non-bancair gefinancierde ondernemers, de Corona-overbruggingslening (COL), waarvan de uitvoering ligt bij de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s).
De BMKB-C is opengesteld voor non-bancaire financiers, waaronder crowdfundingplatforms, onder de voorwaarde dat die mede financieren met kapitaal van een professionele investeerder.
Het doel van de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren (TOGS) is om ondernemers, die een direct effect zien op hun bedrijfsvoering door het wegblijven van de consument als direct gevolg van de kabinetsmaatregelen, snel ondersteuning te bieden in de dekking van hun vaste kosten, zoals de huur van een bedrijfspand. In eerste instantie is bij het bepalen van de doelgroep gekeken naar sectoren die direct getroffen waren door de volgende drie overheidsmaatregelen: gedwongen sluiting van bepaalde bedrijven, het verbod op het organiseren van bijeenkomsten en evenementen en het negatieve reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Uw Kamer is op dinsdag 7 april jl.6 geïnformeerd over een uitbreiding van de lijst met sectoren op basis van voortschrijdend inzicht. Met deze uitbreiding kunnen vanaf 15 april bijvoorbeeld ondernemers in de non-food retail, eigenaren van kampeerterreinen, vakantiehuisjes en groepsaccommodaties, en taxibedrijven aanspraak maken op de tegemoetkoming. Daarnaast is er een correctie gedaan omtrent de SBI-codes voor nevenactiviteiten. Hierdoor komen ondernemers sinds 25 april 2020 ook met de nevenactiviteit van hun onderneming in aanmerking voor de TOGS-regeling. Op dit moment is een verdere uitbreiding niet aan de orde. Desalniettemin zullen wij de signalen blijven verzamelen en de TOGS monitoren en evalueren.
Tot slot merken we op dat het kabinet tot een breed pakket aan maatregelen heeft besloten om ondernemers en bedrijven op verschillende manieren te ondersteunen, met bijvoorbeeld een voorziening gericht op het doorbetalen van lonen aan werknemers, een regeling voor zzp’ers, het vergemakkelijken van kredietverstrekking door de banken en meer. Het is dus goed mogelijk dat ondernemers die weliswaar niet in aanmerking komen voor de TOGS, wel een beroep kunnen doen op andere regelingen.
Op dinsdag 7 april jl. is uw Kamer geïnformeerd over een uitbreiding van de lijst met SBI-codes die in aanmerking komen voor de TOGS. Kampeerterreinen, de verhuur van vakantiehuisjes en appartementen en jeugdherbergen en vakantiekampen zijn in deze uitbreiding opgenomen. De volledige lijst met SBI-codes die in aanmerking komen voor de TOGS is te vinden op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Sinds woensdag 15 april 2020 kunnen recreatieondernemingen die in de uitbreiding zijn opgenomen hun aanvraag indienen bij RVO.nl.
De tegemoetkoming via de TOGS is bedoeld om ondernemers die te maken hebben met omvangrijke, terugkerende vaste lasten, bijvoorbeeld door de huur van een bedrijfspand, te ondersteunen bij de eerste, acute nood. Natuurlijk kunnen er gevallen zijn die tussen wal en schip vallen bij het strak hanteren van de vestigingsvereiste. Om dat te voorkomen is in de brief die dinsdag 7 april jl. aan uw Kamer is gestuurd, toegelicht dat we aan de hand van sectorspecifieke criteria ondernemers met significante, periodiek terugkerende vaste lasten, terwijl zij ingeschreven staan op het huisadres, tegemoetkomen. Hiervoor zal van deze ondernemers een aanvullende verklaring worden gevraagd. Uit deze verklaring moet blijken dat de bedrijfsactiviteiten van de aanvrager een zekere minimale omvang hebben.
Daarnaast is toegelicht dat het voor een aantal sectoren kenmerkend is dat de ondernemer zijn bedrijf uitoefent met ambulante bedrijfsmiddelen, die voor hoge vaste lasten zorgen, terwijl de ondernemer staat ingeschreven op het woonadres. Het gaat dan om bedrijfsmiddelen die cruciaal zijn voor de bedrijfsuitvoering. Een voorbeeld zijn de auto- en motorrijschoolhouders die veelal op hun huisadres geregistreerd staan maar omvangrijke lasten dragen voor hun lesvoertuig(en). Voor deze sectoren geldt dat zij voor de TOGS in aanmerking komen ook als zij ingeschreven staan op hun woonadres. Naast de auto- en motorrijscholen geldt dit voor zijn taxibedrijven, touringcar operators, markthandelaren, kermisexploitanten en binnenvaartdienstverleners (passagiersvaart en veerdiensten).
Ja, dit signaal is bekend. Wij houden dergelijke signalen nauwlettend in de gaten en zullen in geval van nieuwe signalen bedrijven hier op aanspreken.
De Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) is zo vormgegeven dat op zeer korte termijn een robuuste regeling kan worden uitgevoerd waarbij snelle ondersteuning van bedrijven voorop staat. Voor een generieke maatregel is gekozen om snelle invoering mogelijk te maken en de regeling voor een ieder zo eenvoudig mogelijk te houden. Het kabinet krijgt veel signalen dat de omzetreferentie niet representatief is voor snelgroeiende bedrijven, waaronder startups en scale-ups en dat veel snelgroeiende bedrijven bij de NOW buiten de boot vallen.
Kabinetsbreed wordt verkend of aanvullende maatregelen nodig en mogelijk zijn, in aanvulling op de maatregelen die zijn opgenomen in het Noodpakket banen en economie. In een aantal urgente gevallen – zoals de sierteelt en culturele sector, die op bijzondere wijze aan het seizoen gebonden zijn – zijn specifieke maatregelen getroffen. Het kabinet heeft voor startups, scale-ups en andere innovatieve mkb-bedrijven de Corona-overbruggingslening (COL) geïntroduceerd, zoals aangegeven bij vraag 5.
Zoals aangegeven in de eerder genoemde brief van 7 april jl. heeft het kabinet verder reeds besloten om de geplande uitfasering van de Groeifaciliteit, die onder andere gericht is op groeibedrijven, met één jaar opgeschort tot 1 juli 2021.9 Met de Groeifaciliteit krijgt de financier van een onderneming 50% overheidsgarantie op achtergestelde leningen en op aandelen van participatiemaatschappijen.
Uitzendondernemingen kunnen, indien zij aan de voorwaarden voldoen, een tegemoetkoming krijgen in de loonkosten van bij hen in dienst zijnde (uitzend)werknemers. Voor het compenseren van aanvullende lasten en kosten zoals onder andere werkgeverspremies en werknemersbijdragen aan pensioen en de opbouw van vakantiebijslag wordt in de NOW-regeling een forfaitaire opslag van 30% gehanteerd. Dit percentage geldt voor alle ondernemingen, inclusief die uit de uitzendbranche.
Dit is geen opslag waarmee volledige compensatie plaatsvindt, net zomin als de volledige loonkosten worden overgenomen via de NOW (maximaal 90%). In de keuze van het percentage van 90% komt tot uitdrukking dat het kabinet een afweging heeft gemaakt tussen de verantwoordelijkheid van de overheid om bedrijven in deze bijzondere situatie tegemoet te komen en het beroep dat de overheid doet op het bedrijfsleven om onder deze bijzondere omstandigheden ook een eigen verantwoordelijkheid te nemen om te doen wat van breder maatschappelijk belang is.
Deze eigen verantwoordelijkheid voor bedrijven geldt ook voor werkgeverslasten en derhalve ook voor bedrijven uit de uitzendbranche.
De omvang van de aanvullende werkgeverslasten is bovendien sterk afhankelijk per werkgever, bijvoorbeeld vanwege verschillen in het hoge en lage tarief van de WW, pensioenpremies en premies voor arbeidsongeschiktheid en ziekte. De lasten en kosten kunnen zelfs per werknemer verschillen. Omwille van de uitvoerbaarheid door UWV is daarom gekozen voor de forfaitaire opslag van 30% voor deze werkgeverslasten, in plaats van het in aanmerking nemen van de precieze werkgeverslasten in individuele situaties of voor specifieke branches. Ook voor de uitzendbranche wordt geen afwijkend percentage gehanteerd.
Vanwege die verschillen is de opslag van 30% bovenop het loon is dan ook niet te herleiden naar een concrete berekening en kunnen de daadwerkelijke werkgeverslasten hoger uitkomen dan 30%.
De uitzendwerkgever kan, indien hij aan de voorwaarden voldoet, voor zijn eigen werknemers, waaronder ook de uitzendkrachten zelf een beroep doen op de NOW, zodat hij deze kan doorbetalen. Het kan zijn dat er geen sprake is van 20% omzetdaling, omdat er nog voldoende omzet wordt gegeneerd in andere sectoren of met andere activiteiten. Er kan dan geen beroep op de NOW gedaan worden. Dit geldt niet alleen voor uitzendondernemingen, maar ook voor andere ondernemingen die hun omzetverlies kunnen compenseren met andere activiteiten. Het klopt voorts dat als de genoemde uitzendondernemingen in 2019 nauwelijks omzet hadden, zij ook waarschijnlijk niet voldoen aan de eis van ten minste 20% omzetdaling. Dit betekent dat zij, net als alle andere werkgevers die hier niet aan voldoen, niet in aanmerking komen voor de NOW.
Het versoepelen of laten vervallen van onderdelen van regels uit het arbeidsrecht heeft verstrekkende maatschappelijke gevolgen. Dergelijke maatregelen acht het kabinet op dit moment niet opportuun. Naast de andere maatregelen die zijn opgenomen in het Noodpakket banen en economie, wordt kabinetsbreed verkend of aanvullende maatregelen nodig en mogelijk zijn.
In het debat met de bewindspersonen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 april 2020 over de Tweede incidentele suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie is het feit dat de NOW-regeling onvoldoende aansluit op de behoefte van seizoensgerelateerde agrarische bedrijven reeds aan de orde gekomen. De motie van de leden Tielen en Palland over de specifieke situatie van bedrijven die seizoensgebonden werkzaamheden verrichten is inmiddels door de Tweede Kamer aangenomen.11 Het kabinet blijft verkennen of eventuele aanvullende maatregelen op het noodpakket banen en economie nodig en mogelijk zijn.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft op 15 april 2020 per brief aan uw Kamer gemeld dat de sierteeltsector, specifieke onderdelen van de voedingstuinbouw en de fritesaardappelsector tegemoet zullen worden gekomen omdat bestaande noodmaatregelen zoals de NOW in bepaalde situaties die specifiek zijn voor deze sectoren onvoldoende soelaas bieden.12
Zie antwoord vraag 15.
Pijler 2 van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (POP3) wordt grotendeels door de provincies uitgevoerd. Om deze reden is het kabinet bij hen nagegaan in hoeverre er sprake is van nog niet benutte middelen die voor de getroffen landbouwsectoren zouden kunnen worden ingezet. Omdat POP3 tegen het einde van zijn programmeerperiode loopt, is er momenteel niet of nauwelijks sprake van onbenutte middelen. Wat resteert is al gereserveerd voor de Regeling Jonge landbouwers. Het kabinet ziet hier dus geen mogelijkheden.
Ja. Ondernemers krijgen op eerste verzoek drie maanden uitstel van betaling. Om te faciliteren dat ondernemers gemakkelijk uitstel van betaling aanvragen, geldt tot 1 oktober 2020 de verlaagde invorderingsrente van 0,01%. Op verzoek van de ondernemer is verlenging van het uitstel van betaling mogelijk als hij aannemelijk maakt dat hij aan de voorwaarden voldoet. Als langer dan drie maanden uitstel van betaling is toegekend, dan duurt dit voort totdat het uitstel weer wordt ingetrokken. Dat zal in ieder geval niet eerder zijn dan 1 oktober 2020, zoals toegezegd in de brief van 20 mei jl.14 Bij het aflopen van het uitstel zal de Belastingdienst ondernemers een passende betalingsregeling aanbieden voor de opgebouwde schuld. Het kabinet informeert uw Kamer nog over de concrete vormgeving hiervan. Het kabinet constateert bovendien dat ondernemers in veel sectoren onverminderd betalingsproblemen ondervinden. Daarom verlengt het kabinet de periode waarin ondernemers zich voor de uitstelregeling kunnen aanmelden van 19 juni naar 1 oktober 2020.
Op 8 april heeft het lid Stoffer (SGP) vragen gesteld over de ondersteuning van mkb-bedrijven tijdens de coronacrisis (kenmerk 2020Z06372). In verband met de benodigde interdepartementale afstemming kunnen deze vragen niet binnen de gebruikelijke termijn van drie weken worden beantwoord. Ik streef ernaar de antwoorden u zo spoedig mogelijk te doen toekomen.