Ingediend | 31 maart 2020 |
---|---|
Beantwoord | 11 mei 2020 (na 41 dagen) |
Indieners | Sjoerd Sjoerdsma (D66), Maarten Groothuizen (D66) |
Beantwoord door | Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z05855.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-2733.html |
Ja.
De artikel 7-procedure jegens Hongarije vindt sinds het initiëren ervan door het Europees parlement op 12 september 2018 zijn voortgang in de Raad. De procedure ziet op die onderwerpen die zijn opgenomen in het met redenen omklede voorstel van het Europees parlement. De op 30 maart jl. aangenomen noodwetgeving als zodanig valt daar in beginsel niet onder, al zullen specifieke onderdelen of toepassingen ervan mogelijk wel vallen onder onderwerpen uit het met redenen omklede voorstel. Inmiddels hebben twee hoorzittingen met Hongarije plaatsgevonden in het kader van de artikel 7-procedure, en wordt de stand van zaken van de procedure ook regelmatig op de agenda van de Raad Algemene Zaken geplaatst. Het kabinet zal zich hiervoor samen met gelijkgezinde lidstaten blijven inspannen, en hoopt dat de politieke druk die regelmatige agendering van de procedure meebrengt zijn vruchten zal afwerpen. Het afzien van de Hongaarse regering vorig jaar om een aparte bestuursrechtelijke kolom in te voeren moet mede in dat licht gezien worden.
Nederland is uitgesproken voorstander van een koppeling tussen ontvangst van EU-middelen en de naleving van rechtsstatelijkheidsbeginselen, gelet op de zorgen die bestaan over de rechtsstaat. Sterke conditionaliteiten zijn voor Nederland onlosmakelijk verbonden met een moderne EU-begroting. Het kabinet zal zich in de MFK-onderhandelingen blijven inzetten om een zo sterk en effectief mogelijke conditionaliteit inzake rechtsstatelijkheid de eindstreep van de MFK-onderhandelingen te laten halen.
Bij de bespreking van de toetsingscyclus in de Raad Algemene Zaken op 16 september 2019 heeft het kabinet zijn steun voor de toetsingscyclus uitgesproken. Tevens heeft Nederland daar in lijn met de motie-Paternotte/Omtzigt een brede reikwijdte bepleit, evenals als het betrekken van externe experts. Het kabinet is verheugd dat de Commissie dit in de door haar gedeelde modaliteiten voor de toetsingscyclus heeft overgenomen. Het is verder juist dat de door de Commissie aangekondigde jaarlijkse toetsingscyclus voor de rechtsstaat dit jaar voor het eerst zijn beslag zal krijgen. De Commissie heeft de lidstaten verzocht in mei daartoe input te verstrekken met betrekking tot de situatie van de nationale rechtsstaat. Het kabinet is voornemens de Nederlandse inzending publiek te maken. Op basis van de input van lidstaten, justitiële netwerken, ngo’s en andere relevante actoren zal de Commissie vervolgens begin van het najaar haar eerste jaarlijkse rapport presenteren. Dit zal vervolgens onderwerp zijn van bespreking in de Raad Algemene Zaken tijdens zijn jaarlijkse rechtsstatelijkheidsdialoog. Deze zal hoogstwaarschijnlijk later dit jaar plaatsvinden onder Duits voorzitterschap. Het kabinet zet er tevens op in dat ook in de JBZ-raad een dialoog over rechtsstatelijkheid gebaseerd op elementen uit de toetsingscyclus zal worden gevoerd. Het is voor het kabinet van cruciaal belang dat alle lidstaten aangesproken moeten kunnen worden op het naleven van waarden als de rechtsstaat waaraan zij zich vrijelijk hebben gecommitteerd. De rechtsstaat is het fundament waarop het beginsel van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten is gebaseerd; erosie daarvan gaat ons allen daarom aan. Adequate follow-up van de toetsingscyclus zal voor Nederland daarom een belangrijk aandachtspunt zijn.
Zie antwoord vraag 9.