Ingediend | 19 maart 2020 |
---|---|
Beantwoord | 25 maart 2020 (na 6 dagen) |
Indieners | Maarten Groothuizen (D66), Monica den Boer (D66) |
Beantwoord door | Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | organisatie en beleid recht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z05337.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-2226.html |
Ja.
Het artikel geeft een gedeeltelijk beeld, zie het antwoord op vraag 4.
Bij brief van 15 maart jongstleden2 is uw Kamer geïnformeerd over een aantal maatregelen in de aanpak van het Corona-virus op het terrein van justitie en veiligheid. De ontwikkelingen gaan snel en dagelijks bekijken de organisaties welke taken kunnen worden uitgevoerd.
De genoemde organisaties hebben conform het kabinetsbeleid noodgedwongen een tijdelijke en gedeeltelijke afbouw van hun werkzaamheden doorgevoerd om de risico’s te beperken op verspreiding van het virus. Ook zijn deze maatregelen genomen om het hoofd te kunnen bieden aan terugval in operationele capaciteit bij de organisaties.
De politie heeft continuïteitsplannen op basis van uitvalscenario’s ontwikkeld. Deze bestaan standaard, maar zijn afgelopen dagen nog eens extra onder de loep genomen. Hierbij is prioritering van werkzaamheden en overloop van capaciteit noodzakelijk. Samen met het bevoegd gezag wordt besloten welke werkzaamheden doorgang kunnen vinden. Het handhaven van openbare orde en rechtsorde zijn voor de politie belangrijke vitale hoofdprocessen. Alle maatregelen zijn er dan ook op gericht om de continuïteit van deze processen voor de burger te garanderen.
Ook het OM blijft zo veel als mogelijk het werk doen, maar zal zich komende tijd noodgedwongen concentreren op de zogenoemde primaire kritieke processen; de taken die in ieder geval doorgang moeten vinden. Voorbeelden van taken die in ieder geval doorgaan zijn:
Naast aanhoudingen op heterdaad, blijven politie en OM ook voorrang geven aan aanhoudingen buiten heterdaad en voorgeleidingen in zaken waarbij dat noodzakelijk is wegens de ernst van de strafbare feiten en de dreiging voor de rechtsorde, zoals bij geweld, kwetsbare slachtoffers en zedendelicten. Tevens zal het OM onverminderd ingrijpen in geval van personen die verward gedrag vertonen dat wijst op gevaar voor de veiligheid van de persoon zelf of anderen. Bij andere werkzaamheden wordt per situatie gekeken of deze noodzakelijk zijn. Ook hier wordt rekening gehouden met onder meer de ernst van de feiten en de vrees voor herhaling. Overigens gaat het hier om uitstel, niet om afstel. Waar mogelijk gaan ook de andere reguliere werkzaamheden door.
De noodzakelijke maatregelen laten onverlet dat het OM stevig op zal treden tegen mensen die strafbare feiten plegen en daarbij misbruik maken van de huidige coronacrisis, zoals door internetoplichting en babbeltrucs. Dit soort gedrag wordt niet getolereerd. Het OM zal hier snel tegen optreden en zware straffen eisen. Er wordt zo nodig snel- en supersnelrecht ingezet.
De reclasseringsorganisaties proberen hun taken onder de huidige omstandigheden en met inachtneming van de adviezen van het RIVM zo goed mogelijk uit te voeren. Daarbij ontstaat net als bij andere ketenpartners spanning tussen taakuitvoering en de veiligheid en gezondheid van de medewerkers. Dit vergt keuzes, zoals het opschorten van de uitvoering van werkstraffen, het aanbrengen van een verantwoorde prioritering binnen de taken toezicht en advies en het zoveel mogelijk gebruik maken van digitale middelen om contact te kunnen blijven houden met de cliënten. De reclassering voert daarover voortdurend overleg met het departement en de diverse ketenpartners om te bezien op welke wijze de werkzaamheden verantwoord kunnen worden uitgevoerd.
De Rechtspraak heeft besloten dat vanaf 17 maart tot en met in ieder geval 6 april de gerechtsgebouwen gesloten zijn. Zittingen vinden geen doorgang, tenzij er een dringende noodzaak is voor een zitting. De Rechtspraak heeft in afstemming met ketenpartijen bepaald hoe urgente processen worden vormgegeven. De Rechtspraak heeft op 16 maart een lijst gepubliceerd met zaken die doorgang moeten vinden. Dan gaat het bijvoorbeeld over vrijheidsontneming, spoedmaatregelen in het familierecht, faillissementen en kort gedingen. Uitgangspunt is dat wordt geprobeerd zo veel mogelijk met telehoren of video-conferencing te werken. Waar dit niet mogelijk is en er een fysieke zitting moet worden gehouden, worden gepaste maatregelen getroffen. In elk geval zijn zittingen nu niet vrij toegankelijk voor publiek. Voor elke zaak wordt bezien wie aanwezig mogen zijn en hoe in openbaarheid kan worden voorzien. Daartoe kan bijvoorbeeld een beperkt aantal journalisten toegang worden verleend en wordt de mogelijkheid van een livestream bezien.
De Rechtspraak zal komende week een aanvullende lijst opstellen van zaken die, naast de hiervoor genoemde zaken, ook prioriteit moeten krijgen de komende periode.
Medewerkers van de Rechtspraak werken thuis, tenzij de aard van het werk aanwezigheid in het gerechtsgebouw vraagt. Op die manier wordt geprobeerd de reguliere schriftelijke processen zoveel mogelijk doorgang te laten vinden. Het uitgangspunt is dat juist tijdens een crisis als deze de Rechtspraak haar taak moet kunnen blijven uitoefenen en dat in rechtsbescherming wordt voorzien. Tegelijkertijd brengen de noodzakelijke maatregelen onmiskenbaar beperkingen met zich, bijvoorbeeld in de toegankelijkheid van gebouwen van de Rechtspraak.
Uitgangspunt is en blijft dat rechtsbijstand ook in deze moeilijke tijd gewaarborgd moet zijn. Met het oog op de veiligheid van de betrokkenen en het beperken van het risico op verdere verspreiding van het virus wordt hierbij, zoveel als mogelijk is, gewerkt op afstand (per telefoon of via videoverbinding). In goed overleg met alle betrokken organisaties in de keten krijgt dit in een snel tempo op steeds grotere schaal vorm. Op deze wijze kan worden voorzien in de noodzakelijke rechtsbijstand.
Door het sluiten van de rechtbanken verkeren advocaten en mediators werkzaam op basis van gesubsidieerde rechtsbijstand in (extra) financieel zwaar weer. Daarom treft het kabinet aanvullende maatregelen om deze advocaten en mediators tegemoet te komen. Rechtsbijstandsverleners krijgen de mogelijkheid een extra voorschot aan te vragen. Verder wordt er een zittingstoeslag uitgekeerd, ook als er in plaats van een zitting een schriftelijke behandeling plaatsvindt. Tenslotte kunnen extra-uren vergoedingen tussentijds worden gedeclareerd. Deze maatregelen gelden in aanvulling op de generieke maatregelen die het kabinet heeft getroffen voor ondernemers in financiële nood als gevolg van de coronacrisis.
De Noodwet rechtspleging biedt de mogelijkheid om, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, voorzieningen te treffen om ontwrichting van de rechtspleging tegen te gaan of onmiddellijk dreigende ontwrichting van de rechtspleging te voorkomen. Deze voorzieningen hebben met name betrekking op de werkzaamheden van de rechtbanken en de gerechtshoven. Veelal is voor activering van de voorzieningen nog een ministerieel besluit nodig. Gelet op de huidige portefeuilleverdeling is het treffen van zo’n besluit een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming.
Artikel 3, eerste lid, van de genoemde wet geeft aan de genoemde ministers gezamenlijk de bevoegdheid om tijdelijk het rechtsgebied van een gerechtshof of rechtbank (dat wil zeggen: de territoriale omvang van een ressort of arrondissement, zoals deze is vastgelegd in de Wet op de rechterlijke indeling) te wijzigen. Op die manier kan bijvoorbeeld worden bereikt dat een rechtbank een zitting kan houden op een locatie buiten het eigen, reguliere rechtsgebied. Overigens kunnen met toepassing van de artikelen 46a en 62a van de Wet op de rechterlijke organisatie onder voorwaarden al zaken van het ene gerecht naar het andere worden verwezen in geval van gebrek aan zittingscapaciteit). Op grond van artikel 21b, derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Minister voor Rechtsbescherming bepalen dat een terechtzitting plaatsvindt op een door hem aan te wijzen locatie in of buiten het rechtsgebied waarin het gerecht is gelegen, als dit noodzakelijk is in verband met de veiligheid van personen of andere zwaarwegende omstandigheden.
Op grond van artikel 11, aanhef en onderdeel a, van de Noodwet kunnen de termijnen genoemd in de artikelen 58 en 64 van het Wetboek van Strafvordering tijdelijk worden verdubbeld. Het betreft hierbij de termijnen voor de inverzekeringstelling van verdachten (van maximaal 6 naar maximaal 12 dagen) en de bewaring (van maximaal 14 naar maximaal 28 dagen). Artikel 11 kan alleen worden toegepast voor een gerecht waarvoor een in artikel 4 van de Noodwet rechtspleging omschreven voorziening is getroffen. Op grond van artikel 4 kunnen de ministers gezamenlijk bepalen dat rechtsprekende leden van een rechtbank tijdelijk kunnen optreden als raadsheer-plaatsvervanger in een gerechtshof en, omgekeerd, dat rechtsprekende leden van een gerechtshof tijdelijk kunnen optreden als rechter-plaatsvervanger in een rechtbank.
Artikel 13 van de Noodwet rechtspleging geeft aan de genoemde ministers gezamenlijk de bevoegdheid om te bepalen dat de rechter in burgerlijke zaken en in strafzaken wettelijke voorschriften betreffende termijnen en vormen buiten beschouwing kan laten, als deze door buitengewone omstandigheden niet in acht genomen konden of kunnen worden. Het is dan vervolgens aan de rechter om hierover in het concrete geval te beslissen. Daarbij is telkens eerst de vraag aan de orde of met mogelijkheden die de huidige regelgeving biedt niet kan worden volstaan.
Voor de inwerkingtreding en inwerkinstelling van de artikelen 2 tot en met 14 van de Noodwet rechtspleging is een koninklijk besluit vereist, op voordracht van de Minister-President. Onverwijld na het nemen van dat besluit moet een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer worden gezonden over het voortduren van de werking van die bepalingen. Met de inwerkingtreding van de wet kunnen nog niet alle bepalingen worden toegepast. Zoals in het antwoord op vraag 5 is uiteengezet, geldt voor het daadwerkelijk kunnen toepassen van sommige bepalingen, waaronder artikel 13, dat een voorafgaand afzonderlijk ministerieel besluit vereist is.
Het toepassen van de Noodwet rechtspleging is, mede gelet op de bijzondere voorzieningen die deze wet biedt, geen lichtzinnig in te zetten instrument. Voor de inwerkingstelling van de wet is vereist dat buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken. Daarnaast geldt op grond van artikel 2 van de wet dat bepaalde voorzieningen slechts getroffen kunnen worden indien zij noodzakelijk zijn om ontwrichting van de rechtspleging tegen te gaan dan wel de onmiddellijke dreiging van zulke ontwrichting te voorkomen.
Aan de toepassing van de wet gaat een zorgvuldig besluitvormingsproces vooraf. Daarbij dient, zoals in de beantwoording van vraag 5 aan de orde is gekomen, onder meer te worden onderzocht of acute problemen in de rechtspleging als gevolg van de coronacrisis niet al oplosbaar zijn binnen de huidige, reguliere regelgeving, inclusief de uitzonderingen die die regelgeving toelaat op de standaardprocedures en/of de inzet van technische voorzieningen, zoals telehoren en videoconference als alternatief voor fysieke aanwezigheid van de verdachte of om in bijstand door een raadsman te voorzien. De Rechtspraak heeft aangegeven dergelijke technieken, waar mogelijk, nu al in te zetten.
Met ketenpartners, waaronder de Raad voor de rechtspraak, het openbaar ministerie en de advocatuur, vindt contact plaats over de gevolgen voor de rechtspleging van de virusuitbraak en de beperkende maatregelen die naar aanleiding van deze uitbraak zijn getroffen. Daarbij zijn ook de mogelijkheden verkend die de Noodwet rechtspleging geeft. Maar, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6, is er nog geen noodzaak ontstaan om bepalingen van deze wet in werking te laten treden. Indien we wel in een dergelijke situatie belanden dan zal besluitvorming daarover worden voorbereid binnen de Ministeriële Commissie Crisisbeheersing. Bij een dergelijke besluitvorming worden in ieder geval de voornoemde ketenpartners betrokken.
Ja.
Doordat de uitvoering van de taakstraffen is opgeschort, is het aannemelijk dat een deel van deze taakstraffen niet binnen de daarvoor geldende wettelijke termijnen (volledig) kunnen worden uitgevoerd.4 Het aantal taakstraffen dat in de komende weken uit de termijn gaat lopen, wordt op dit moment door het CJIB en de reclassering in kaart gebracht.
De huidige wettelijke regeling kent geen mogelijkheid deze termijn te verlengen.
Ja, mensen kunnen te allen tijde aangifte blijven doen. Voor aangifte op het politiebureau volgt de politie de RIVM-adviezen om verdere verspreiding van het coronavirus te beperken. Aangifte doen kan ook op afstand. De politie probeert zoveel mogelijk aangiftes telefonisch af te handelen of via internet op te nemen.
De politie communiceert over de gevolgen van een eventuele andere uitvoering van de politietaken via de reguliere (social) media-kanalen die de politie ter beschikking staan.
Zo heeft de politie via de website aan een ieder kenbaar gemaakt dat aangiften nog altijd gedaan kunnen worden: https://www.politie.nl/nieuws/2020/maart/14/00-aangifte-doen-tijdens-corona-maatregelen.html.
Zowel de Nationale Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden (NSGBO) als de eenheden houden de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten. Daar waar nodig worden er in overleg met het bevoegd gezag maatregelen genomen. De hulp aan hen die dit nodig hebben, de handhaving van de openbare orde en de opsporing van strafbare feiten gaan gewoon door.
Ja.