Ingediend | 6 maart 2020 |
---|---|
Beantwoord | 8 april 2020 (na 33 dagen) |
Indieners | Maarten Groothuizen (D66), Michiel van Nispen |
Beantwoord door | Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid recht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z04460.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-2403.html |
Ja, ik heb kennisgenomen van het artikel in het Financieel Dagblad.
Het Openbaar Ministerie (OM) schrijft bedrijven geen specifiek kader voor zelfonderzoek voor. Zoals eerder aangegeven2 is de waarde die aan een dergelijk zelfstandig onderzoek wordt gehecht wel afhankelijk van de mate waarin deze onderzoeken voldoende diepgaand, volledig en juist zijn. Hiervoor dient het onderzoek inzichtelijk en toetsbaar te worden gepresenteerd. Bij de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) worden de door de verdachten aangeleverde onderzoeksresultaten daarop ook altijd gecontroleerd en door het OM vervolgens geverifieerd. Verder is en blijft het OM verantwoordelijk voor een strafrechtelijk onderzoek en beslist over het inzetten van strafvorderlijke bevoegdheden en over de vervolging. Voorts dienen, als (eigen) advocaten worden ingeschakeld voor zelfstandige onderzoeken, zij zich te houden aan de voor hen geldende beroeps- en gedragsregels, zoals onder andere neergelegd in de kernwaarden genoemd in artikel 10a van de Advocatenwet. Zo dienen zij bij het uitvoeren van het onderzoek voldoende onafhankelijkheid te betrachten ten opzichte van hun opdrachtgever. De naleving van deze regels wordt geborgd door het voor de beroepsgroep geldende tuchtrecht.
Het aantal strafrechtelijke onderzoekszaken waarbij zelfstandige onderzoeken zijn aangedragen en in hoeveel gevallen dit heeft geleid tot strafvermindering, worden niet als zodanig geregistreerd bij het OM. Leidend is het aantal strafrechtelijke onderzoeken, een zelfonderzoek wordt daarin meegenomen. Nu een zelfstandig onderzoek door de verdachte zelf altijd door de FIOD wordt gecontroleerd en door het OM wordt geverifieerd, wordt zicht gehouden op eventueel onwenselijke effecten.
Het OM wil in de toekomst vaker gebruik maken van onafhankelijk onderzoek door professionals, waaronder advocaten of (forensisch) accountants, die door verdachte bedrijven zelf zijn ingehuurd, waarbij voornoemde randvoorwaarden te allen tijde in acht dienen te worden genomen.
De afweging om wel of niet (eigen) advocaten in te schakelen ten behoeve van een zelfstandig onderzoek is aan bedrijven zelf. Gelet op de eerder genoemde randvoorwaarden waaraan dergelijke onderzoeken door (eigen) advocaten dienen te voldoen, ben ik van mening dat de eventueel onwenselijke risico’s aan dit soort onderzoeken in voldoende mate worden gemitigeerd.
Zie antwoord vraag 4.
Dat het OM juist samen met de advocatuur de mogelijkheden beziet hoe vaker gebruik kan worden gemaakt van zelfstandige onderzoeken, waarbij voornoemde randvoorwaarden te allen tijde in acht dienen te worden genomen, vind ik in z’n algemeenheid een goede zaak. De bekritisering van de advocaten in deze kwestie is nu onderwerp van een lopende tuchtrechtelijke procedure. Het is aan de tuchtrechter om zich een oordeel te vormen over de vraag of de advocaten in strijd met het tuchtrecht hebben gehandeld.
Ja, voor het OM moet duidelijk zijn op welke manier de FIOD een zelfstandig onderzoek heeft gecontroleerd op voldoende diepgang, volledigheid en juistheid. Tussen de FIOD en het OM bestaan hierover goede werkafspraken.
Ik ben van mening dat de mate en manier van «meewerken» kan verschillen. De hoogte van de strafeis van het OM voor een verdachte is daarom altijd afhankelijk van alle feiten en omstandigheden van het geval. Indien een verdachte meewerkt in een strafproces is dat een omstandigheid die door het OM in de regel positief wordt meegewogen bij het bepalen van de strafeis. Die afweging kan ook plaatsvinden bij een zelfstandig onderzoek zolang het onderzoek voldoende diepgang heeft en juist en volledig is. Wanneer een strafzaak aan de rechter wordt voorgelegd beslist de rechter over eventuele strafverminderende (of -verzwarende) omstandigheden.
Daaraan heb ik bij deze voldaan.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Van Nispen (SP) en Groothuizen (D66), van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de betrouwbaarheid en volledigheid van zelfonderzoek door eigen advocaten van bedrijven (ingezonden 6 maart 2020) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.