Ingediend | 6 februari 2020 |
---|---|
Beantwoord | 27 februari 2020 (na 21 dagen) |
Indiener | Renske Leijten |
Beantwoord door | Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66) |
Onderwerpen | organisatie en beleid werk |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z02272.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-1986.html |
Er zijn in de afgelopen jaren twee voormalig medewerkers, die vertrokken waren onder gebruikmaking van de vertrekregeling, opnieuw als regulier ambtenaar in dienst genomen. Deze medewerkers kwamen als meest geschikte kandidaat uit de sollicitatieprocedure.
Bij een controle eind april 2019 is vastgesteld dat drie medewerkers als inhuur- of uitzendkracht zijn ingehuurd die gebruik hadden gemaakt van de vertrekregeling. Dat had niet gemogen. Eén medewerker had de dienst al per 31 december 2018 verlaten en met de andere twee krachten is de inhuurrelatie destijds «per direct» beëindigd.
De betrokken medewerkers zijn niet gevraagd, maar hebben op eigen initiatief gereageerd op openstaande functies.
Nee, er is niet met de betrokken vijf medewerkers gesproken over het (deels) terugbetalen van de vertrekregeling.
Ingevolge de CAO Rijk kan bij indiensttreding sprake zijn van een volledige terugbetalingsverplichting van de premie. Dat is het geval indien indiensttreding plaatsvindt binnen het aantal maanden waarop de premie is gebaseerd. Vindt indiensttreding plaats na het aantal maanden waarop de premie is gebaseerd, dan geldt de terugbetalingsverplichting niet. De betrokken twee medewerkers zijn in dienst getreden na afloop van de maanden waarop de premie is gebaseerd. Gezien het hiervoor gaande betekent dit dat de betrokken medewerkers de stimuleringspremie niet hoefden terug te betalen.
Bij inhuur- en uitzendkrachten is er geen juridische basis (bij wet of regelgeving of in de met de voormalig medewerkers overeengekomen vaststellingsovereenkomst) om tot terugvordering van de stimuleringspremie over te gaan. Overigens heeft de inhuur van de in antwoord 1 genoemde drie medewerkers eveneens pas plaatsgevonden nadat het aantal maanden waarop de premie is gebaseerd was verstreken.
Uw Kamer en mijn ambtsvoorgangers hebben veelvuldig gesproken over de vertrekregeling. Het is duidelijk dat daar zaken niet goed zijn gegaan. Toch kan het voor de organisatie en de maatschappij in een individueel geval de beste keuze zijn als een medewerker weer in dienst treedt. Dat is het geval als betrokkene de meest geschikte kandidaat is. In mijn antwoord op vraag 6 ga ik in op de wijze waarop binnen de Belastingdienst wordt omgegaan met het opnieuw inzetten/aantrekken van medewerkers die gebruik hebben gemaakt van de vertrekregeling. Deze wijze doet recht aan de vigerende wet- en regelgeving.
In het Algemeen Overleg van 2 februari 2017 met de vaste commissie voor financiën is door voormalig Staatssecretaris Wiebes aangegeven dat de medewerkers van de Belastingdienst die legitiem gebruik hebben gemaakt van de aangeboden regeling niet worden gevraagd om langer door te werken bij de Belastingdienst.
Er is een beperkt aantal verzoeken ontvangen van medewerkers om de met hen, in het kader van de vertrekregeling, overeengekomen vaststellingsovereenkomst te ontbinden en hun dienstverband bij de Belastingdienst te mogen voortzetten. Deze verzoeken worden per geval beoordeeld, waarbij naast persoonlijke motieven ook het organisatiebelang wordt betrokken.
In de afgelopen jaren is het bij de Belastingdienst weer inzetten/aantrekken van medewerkers die gebruik hebben gemaakt van de vertrekregeling regelmatig onderwerp van gesprek geweest met de Kamer. Daarbij is in de Kamer door de politieke leiding van Financiën telkens onderscheid gemaakt tussen:
Het controleproces binnen de Belastingdienst is, mede naar aanleiding van de controle van eind april 2019 (zie mijn antwoord op vraag 1), verder aangescherpt en op dit onderscheid ingericht. Dat houdt in dat maandelijks wordt gecontroleerd dat geen sprake is van inhuur van kandidaten die eerder zijn vertrokken op basis van de vertrekregeling. Bij indiensttreding als regulier ambtenaar van een eerder met de vertrekregeling vetrokken medewerker wordt gecontroleerd of de vertrekpremie moet worden terugbetaald.
Ik verwijs u hiervoor naar mijn antwoorden op de vragen 1 en 6.
Ik vind de aard en strekking van de vertrekregeling binnen de Belastingdienst niet te vergelijken met een betaalde sabbatical.