Ingediend | 31 januari 2020 |
---|---|
Beantwoord | 7 april 2020 (na 67 dagen) |
Indieners | Jeroen van Wijngaarden (VVD), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
Beantwoord door | Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z01751.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-2387.html |
Ja.
Bij de beoordeling of moet worden afgezien van de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) speelt een rol of na aanvang van de celstraf sprake is geweest van ernstig wangedrag, blijkende uit een verdenking of veroordeling ter zake van een strafbaar feit of een (poging tot) ontvluchting. De rechter oordeelt op aangeven van het OM of een v.i., om deze reden, wordt uitgesteld of geheel achterwege wordt gelaten. Het OM laat weten geen specifieke cijfers voorhanden te hebben ten aanzien van het voorwaardelijk vrijkomen van gedetineerden die tijdens detentie in verband zijn gebracht met een misdrijf en/of ontvluchting.
Ook hier geldt dat de centraal door het OM geregistreerde gegevens niet kunnen voorzien in de gevraagde specificatie. Wel blijkt dat het OM in 2019 circa 60 vorderingen tot afstel van de v.i. indiende. Daar kende de rechter er 45 (gedeeltelijk) van toe. De cijfers zien op veroordeelden, omdat de v.i. alleen van toepassing is op een onvoorwaardelijke celstraf van meer dan een jaar.
De in de Eerste Kamer aanhangige Wet straffen en beschermen brengt verandering aan in de wijze waarop de v.i. wordt verleend. Het OM beslist daarin zelf of v.i. wordt toegestaan, aan de hand van het gedrag van de gedetineerde gedurende de gehele detentie, maatschappelijke risico’s en slachtofferbelangen. Dit maakt het vorderen van afstel van de v.i. gebaseerd op bovenstaande gronden overbodig.
Ten tijde van de beoordeling zag het OM geen ernstige bezwaren op grond waarvan verzocht kan worden om van een v.i. af te zien. Naar het oordeel van de adviserende instanties kon het recidiverisico voldoende worden ingeperkt door het stellen van bijzondere voorwaarden. De omstandigheid dat de veroordeelde in een andere strafzaak verdachte was, valt in dit geval buiten de reikwijdte van de (nog) geldende gronden voor afstel van een v.i., omdat de verdenking betrekking had op feiten die zijn gepleegd vóór de aanvang van de celstraf waarop de v.i. zag.
Het OM stelde hoger beroep in tegen de vrijspraak van de rechter op 6 februari 2020, waardoor deze specifieke zaak nog onder de rechter is. Dit maakt dat ik niet inhoudelijk op de zaak in kan gaan. Voor processuele informatie verwijs ik naar mijn brief die ik gelijktijdig met deze beantwoording heb verzonden.
Ja.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Van Wijngaarden (VVD) en Van Toorenburg (CDA), van uw Kamer aan de Minister voor Rechtsbescherming over het artikel «Verdachte in tattookillers-zaak knipt enkelband door en vlucht» (ingezonden 31 januari 2020) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.