Ingediend | 28 januari 2020 |
---|---|
Beantwoord | 17 februari 2020 (na 20 dagen) |
Indiener | John Kerstens (PvdA) |
Beantwoord door | Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z01332.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-1777.html |
Ja.
Ja. Het is wenselijk dat de duur van een indicatie zoveel mogelijk aansluit bij de specifieke situatie van de cliënt. Daar waar sprake is van een beperking die niet tijdelijk is, ligt de afgifte van een kortdurende indicatie niet voor de hand.
In algemene zin verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2, waarbij ik eraan hecht op te merken dat er in individuele gevallen steekhoudende argumenten kunnen zijn tot een andere afweging te komen. Een steekhoudend argument kan bijvoorbeeld zijn dat de cliënt een zodanige ontwikkeling heeft doorgemaakt dat ondersteuning op basis van de bestaande indicatie niet meer passend is.
In vervolg op de motie Kerstens4 heb ik u, bij brief van 28 oktober 20195, geïnformeerd over de nadere uitwerking van de samenwerking met de VNG en cliëntorganisaties. VNG heeft op genoemde datum haar leden opgeroepen beschikkingen voor langere tijd af te geven in die situaties waarin het duidelijk is dat er sprake is van een blijvende beperking en ondersteuning noodzakelijk zal blijven.6 Ter ondersteuning van deze lijn is in het kader van «Merkbaar beter thuis» een verdiepende bijeenkomst georganiseerd over passend indiceren in het kader van de Wmo 2015. Tijdens deze bijeenkomst zijn de mogelijkheden van gemeenten, om op basis van de Wmo 2015 passend te indiceren, uitgebreid toegelicht en besproken. Daarnaast blijft de VNG in gesprek met gemeenten en cliëntorganisaties over de mogelijkheden en de voordelen van het afgeven van beschikkingen voor langere tijd. Dit is met name van belang als duidelijk is dat de beperking van een cliënt niet meer verbetert en levenslange ondersteuning noodzakelijk is. Het is dan wel van belang dat de gemeente de cliënt niet uit het oog verliest en periodiek beziet of de ondersteuning nog steeds een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt.
In algemene zin onderschrijf ik mijn uitspraak dat «Juist voor mensen met een chronische aandoening een ononderbroken zorgverlening van belang is». Het is voor mij echter niet mogelijk om een uitspraak te doen over de vraag of dit ook geldt voor de mensen die in de betreffende woonvorm in Leeuwarden wonen. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente Leeuwarden om in samenspraak met deze mensen, individueel, rekening houdend met de kenmerken van de persoon en diens situatie, te bezien wat voor hen passende ondersteuning is.
Het is van belang dat cliënten, die zijn aangewezen op ondersteuning op basis van de Wmo 2015, voor hen passende ondersteuning krijgen. Vooropgesteld: bij cliënten met een stoornis in het autistisch spectrum is sprake is van een grote diversiteit. Dit leidt ertoe dat ook vorm en inhoud van de noodzakelijke passende ondersteuning divers is, individueel bezien moet worden. Daar komt bij dat deze ondersteuning naar aard en omvang ook kan wijzigen, bijvoorbeeld als gevolg van de levensfase waarin een cliënt zich bevindt. Op basis van het voorgaande is het voor mij niet mogelijk om eenduidig antwoord te geven op de algemeen geformuleerde vraag. Het gaat om maatwerk en is dus afhankelijk van de omstandigheden die voor de behoefte aan ondersteuning van de individuele cliënt van belang zijn.
Naar aanleiding van deze vragen heb ik contact gezocht met de gemeente Leeuwarden. Daaruit blijkt dat in de betreffende woonvorm zowel cliënten wonen met een indicatie op basis van de Wmo 2015 als op basis van de Wlz.
Ook is uit deze contacten gebleken dat er binnen de gemeente Leeuwarden en de regio Friesland, geen sprake is van een aanpak die erop gericht is kortere indicaties af te geven. De gemeente Leeuwarden hanteert de beleidsregel dat indicaties worden afgegeven voor een maximum duur van 2 á 3 jaar, afhankelijk van het type ondersteuning. Bij een nieuwe beoordeling wordt gekeken of er veranderingen zijn in de behoefte aan ondersteuning, hetgeen zowel meer als minder ondersteuning dan wel andersoortige ondersteuning kan betekenen.
Uit mijn contacten met de gemeente Leeuwarden blijkt dat er al contact is tussen de betreffende woonvorm en de gemeente. Ik zie daarom voor nu geen reden met vertegenwoordigers van de betreffende woonvorm of de gemeente in gesprek te gaan.