Ingediend | 6 januari 2020 |
---|---|
Beantwoord | 29 januari 2020 (na 23 dagen) |
Indiener | Lilianne Ploumen (PvdA) |
Beantwoord door | Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z00051.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-1530.html |
Ja. Het standpunt van mevrouw Maas is bij mij, net als bij haar beroepsvereniging de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (NVVC), goed bekend. Zie ook mijn antwoord op vraag 5.
Zoals ik in mijn antwoorden op uw Kamervragen van 2 juli 2019 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3296), heb aangegeven, is er in de scholing van huisartsen en cardiologen juist meer aandacht gekomen voor hartklachten bij vrouwen en de wijze waarop deze zich presenteren. Dit zal zich vertalen in passende zorg zonder onnodige kosten. Zie ook mijn antwoord op vraag 10.
Zie antwoord vraag 2.
Ja. Het is aan de wetenschappelijke verenigingen van medische beroepsgroepen om de actuele stand van wetenschap (en dus ook met betrekking tot man/vrouwverschillen) te verdisconteren in hun richtlijnen en opleidingen.
Ja. Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoorden op uw Kamervragen van 2 juli 2019, (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3296), waarin ik toelicht dat de NVVC stelt dat er de laatste jaren in scholing van cardiologen en huisartsen meer aandacht is gekomen voor hartklachten bij vrouwen.
Ik laat het inhoudelijk oordeel over medische kwesties altijd aan de beroepsgroep. Ook het inhoudelijk oordeel over deze vraag laat ik aan de wetenschappelijke vereniging (NVVC). Zorg die niet conform stand van wetenschap en praktijk is, maakt geen deel uit van het verzekerde pakket.
Ja, ik deel de mening dat dit past binnen het programma Zorgevaluatie en Gepast Gebruik (ZE&GG) waar het gaat om medisch specialistische zorg. Vrouwen hebben andere zorgbehoeften dan mannen – en vice versa –, het is van belang dat hier rekening mee gehouden wordt in de zorgverlening. De HLA partijen zijn momenteel, in het kader van de Cirkel van Gepast Gebruik, bezig met het agenderen van belangrijke zorgvragen om vervolgens deze zorg te evalueren. Van veel zorg is namelijk onvoldoende bekend of het van meerwaarde is. En daar waar wel bekend is welke zorg van meerwaarde is wordt daar niet altijd naar gehandeld. Daardoor is de zorg die patiënten krijgen niet altijd van meerwaarde. Door zorgevaluaties te integreren in het zorgproces wordt onderzocht voor welke specifieke groep bepaalde zorg effectief is en voor wie de zorg niet effectief is. Deze nieuw gegenereerde kennis wordt vervolgens door zorgverleners geïmplementeerd in de praktijk, zodat ineffectieve zorg niet meer geleverd wordt aan patiënten die daar geen baat bij hebben.
Momenteel loopt er een onderzoeksprogramma Gender en Gezondheid bij ZonMw.
Ik zie geen aanleiding om nog een programma te starten wat op genderaspecten gericht is. Wel ben ik van mening dat gender aspecten waar nodig aandacht moeten krijgen in toekomstige onderzoeksprogramma’s. Eén van de verdiensten van het ZonMw programma gender en gezondheid is geweest dat onderzoekers en financiers nu meer alert zijn op het betrekken van genderaspecten binnen nieuw te starten onderzoek als dat relevant is.
In de ideale wereld zouden zorgverzekeraars uitsluitend zorg conform de stand van wetenschap en praktijk vergoeden. De keuzen omtrent diagnostiek en behandeling vinden echter in de spreekkamer plaats in het gesprek tussen patiënt en arts («samen beslissen»). Daar ligt de verantwoordelijkheid om relevante man-vrouwverschillen hun plaats te geven in de behandelopties.
Mij zijn dergelijke gegevens niet bekend.